Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verweerster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die in 2015 zijn gehuwd en twee minderjarige kinderen hebben. De man heeft op 26 juli 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna het huwelijk in 2022 is ontbonden. De rechtbank Gelderland had eerder een beschikking gegeven over de zorgregeling, hoofdverblijfplaats van de kinderen en kinderalimentatie. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met negen grieven die onder andere betrekking hebben op de zorgregeling, de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de kinderalimentatie en de verdeling van de gemeenschap van goederen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2023 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest. Het hof heeft de grieven van de man en de vrouw besproken en heeft vastgesteld dat er behoefte is aan een zorgregeling die in het belang van de kinderen is. Het hof heeft besloten dat de kinderen in een bepaalde regeling bij de man en de vrouw verblijven, waarbij de wisselmomenten beperkt blijven om onrust te voorkomen.
Wat betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft het hof geoordeeld dat deze bij de vrouw blijft, omdat dit in het belang van de kinderen is. De man had verzocht om de hoofdverblijfplaats van de oudste dochter bij hem te bepalen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De kinderalimentatie is vastgesteld op € 58,- per kind per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders. Daarnaast heeft het hof toestemming verleend aan de man om de kinderen te laten inenten volgens het Rijksvaccinatieprogramma. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en opnieuw vastgesteld, waarbij de verzoeken van de man en vrouw zijn beoordeeld en deels toegewezen.