Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005076-21
Uitspraak d.d.: 28 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 9 november 2021 met parketnummer 16-085408-19 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door mr. B.J. Tieman, advocaat te [pleegplaats 2] , namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] naar voren is gebracht, van hetgeen door de medewerker van Slachtofferhulp, namens de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] naar voren is gebracht en van de uitoefening van het spreekrecht door [benadeelde 1] en [benadeelde 4] .
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake van identiteitsfraude en belaging, beide feiten meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de slachtoffers opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich dus mede tegen de vrijspraken door de rechtbank van het onder 1 tenlastegelegde feit ten aanzien van [naam 1] en [naam 2] en van het onder 2 tenlastegelegde feit ten aanzien van [naam 3] . Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit tegen de vrijspraken is gericht.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019, te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] , althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt met het oogmerk om de identiteit van die ander te verhelen en/of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, hierin bestaande dat hij en/of zijn mededader(s) de naam en/of adresgegevens en/of telefoonnummer en/of e-mailadres en/of digitale accounts voor sociale media en/of foto?s van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [slachtoffer] heeft/hebben gebruikt, door voornoemde persoonsgegevens op te nemen in
- wat betreft [benadeelde 2] is zijn naam meermalen, althans eenmaal op Snapchat gebruikt (zaak 1) en/of
- wat betreft [benadeelde 1] is zijn naam en/of foto's en/of andere gegevens gebruikt voor diverse accounts op de social media (zaak 2 en zaak 4) en/of
- wat betreft [benadeelde 3] zijn zijn adresgegevens en /of naam en/of foto gebruikt voor het bestellen van eten en/of het afleveren van goederen en/of het aanmaken van een account op sociale media zoals datingsites (zaak 6) en/of
- wat betreft [benadeelde 4] zijn haar e-mail adres en/of foto’s verstrekt aan derde(n) (zaak 7) en/of
- wat betreft [slachtoffer] zijn adresgegevens en/of zijn accounts verstrekt en gebruikt ( zaak 8);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019, te [pleegplaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en (een) ander(en), in elk geval deze genoemde personen en/of ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- onder andere veelvuldig berichten te sturen naar en/of over de bovengenoemde perso(o)n(en)
- via Facebook en/of whatsapp en/of account(s) op Facebook en/of Instagram aan te maken op naam van bovengenoemde perso(o)n(en) en via dit/deze account(s) (voor perso(o)n(en) belastende/bedreigende) berichten te sturen naar derden en/of
- bestellingen /reserveringen te doen op naam van bovengenoemde perso(o)n(en), te weten onder andere diverse goederen waaronder ook een rouwboeket met gezamenlijke waarde van bijna € 10.000,-.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van feit 2
Het hof is met de rechtbank, de verdediging en de advocaat-generaal van oordeel dat ten aanzien van [benadeelde 5] uit het dossier niet blijkt van een (tijdige) aangifte en/of formele klacht met betrekking tot feit 2. Ook zijn er geen andere aanknopingspunten om aan te nemen dat [benadeelde 5] de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. Het openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk in de vervolging voor dit deel van de tenlastelegging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen zullen worden opgenomen in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte heeft bekend dat hij de tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat de raadsman geen verweer strekkende tot vrijspraak heeft gevoerd.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
één of meertijdstip
(pen
), in
of omstreeksde periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019, te [pleegplaats 1]
en/of te [pleegplaats 2] , althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt met het oogmerk om de identiteit van die ander te
verhelen en/ofmisbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, hierin bestaande dat hij
en/of zijn mededader(s)de naam en/of adresgegevens en/of telefoonnummer en/of e-mailadres en/of digitale accounts voor sociale media en/of foto’s van [benadeelde 2] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 4] en
/of[slachtoffer] heeft
/hebbengebruikt, door voornoemde persoonsgegevens op te nemen in
- wat betreft [benadeelde 2] is zijn naam meermalen
, althans eenmaalop Snapchat gebruikt
(zaak 1)en
/of
- wat betreft [benadeelde 1] zijn zijn naam en
/offoto's en
/ofandere gegevens gebruikt voor diverse accounts op de social media
(zaak 2 en zaak 4)en
/of
- wat betreft [benadeelde 3] zijn zijn adresgegevens en
/ofnaam en
/offoto gebruikt voor het bestellen van eten en
/ofhet afleveren van goederen en
/ofhet aanmaken van een account op sociale media
zoals datingsites (zaak 6)en
/of
- wat betreft [benadeelde 4] zijn haar
e-mail adres en/offoto’s verstrekt aan derde
(n
) (zaak 7)en
/of
- wat betreft [slachtoffer] zijn adresgegevens en
/ofzijn accounts verstrekt en gebruikt
( zaak 8);
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019, te [pleegplaats 1] ,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 5]en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 4]
, in elk geval van een ander,met het oogmerk die [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2]
en/of [benadeelde 5]en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 4]
en (een) ander(en), in elk geval deze genoemde personen en/of ander(en)te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- onder andere veelvuldig berichten te sturen naar en/of over de bovengenoemde perso
(o)n
(en
)
- via Facebook en/of whatsapp en/of account
(s
)op Facebook en/of Instagram aan te maken op naam van bovengenoemde perso
(o)n
(en
)en via
dit/deze account
(s
)(voor perso
(o)n
(en
)belastende/bedreigende) berichten te sturen naar derden en
/of
- bestellingen
/reserveringente doen op naam van bovengenoemde perso
(o)n
(en
), te weten onder andere diverse goederen waaronder ook een rouwboeket met gezamenlijke waarde van bijna € 10.000,-.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
belaging, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf die de rechtbank heeft opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. Anders dan de straf van de rechtbank heeft de advocaat-generaal niet gevorderd dat er een contactverbod wordt opgelegd met de slachtoffers.
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een straf op te leggen die inhoudt dat hij niet meer opnieuw voor deze zaak de gevangenis in hoeft. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte behoudens dit feit geen strafblad heeft en er sprake is van een schending van de redelijke termijn. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om het advies van de deskundigen van het NIFP ten aanzien van de verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte over te nemen en om rekening te houden met de proceshouding van verdachte in hoger beroep. Ook is de raadsman de mening toegedaan dat de wijze waarop de aanhouding van verdachte is gefilmd en op nationale televisie is uitgezonden een onherstelbaar vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft verzocht ter compensatie van dit onherstelbaar vormverzuim strafvermindering toe te passen. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van een enorm positieve ontwikkeling bij verdachte. Door de diagnose is bij verdachte een bepaald inzicht ontstaan waardoor hij zijn leven inmiddels weer op de rit heeft. Hierbij heeft de raadsman verwezen naar het reclasseringsadvies van 4 juli 2023, waarin onder meer te lezen is dat er voorbereidingen worden getroffen om verdachte zelfstandig te laten wonen. Tevens heeft de raadsman naar voren gebracht dat ook de reclassering blijkens het advies van oordeel is dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zwaarwegende negatieve consequenties zou hebben voor verdachte. Verdachte zou door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opnieuw worden ontwricht, met de mogelijke psychische gevolgen van dien.
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar op berekenende wijze schuldig gemaakt aan identiteitsfraude en belaging van meerdere slachtoffers. Verdachte heeft onder andere op sociale media nep-accounts aangemaakt waarbij hij zich telkens voordeed als een andere, voor hem bekende, persoon. Naast hun namen maakte hij ook gebruik van hun foto’s en andere persoonsgegevens. Vervolgens heeft verdachte vanaf die nepaccounts en dus uit naam van die personen onder andere zeer grove en kwetsende teksten en intieme afbeeldingen gestuurd. Hij is hierbij op een zeer sluwe manier te werk gegaan en heeft met alle middelen geprobeerd sporen die naar hem wezen onzichtbaar te maken, waardoor het laakbare gedrag lang door heeft kunnen gaan. Verdachte heeft lange tijd zijn slachtoffers de indruk gegeven behulpzaam te zijn in de zoektocht naar de dader terwijl juist hij al die tijd degene was die gebruik maakte van de nepaccounts. In die schijnhoedanigheid als redder in nood, heeft hij van heel dichtbij kunnen zien wat de impact was van de feiten op zijn slachtoffers. Evengoed is hij daarmee doorgegaan, zelfs nadat was aangehouden en de preventieve hechtenis was geschorst. Daarnaast heeft verdachte met de belaging op een ernstige en indringende manier inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Zij voelden zich niet langer veilig in hun eigen omgeving en moesten voortdurend bedacht zijn op nieuwe inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer. Dat lang onbekend is gebleven wie de persoon was door wie ze belaagd werden, heeft ook gevoelens van wantrouwen opgeroepen die tot op de dag van vandaag meespelen in het leven van de slachtoffers. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de grote (psychische) gevolgen van zijn handelen. Daarnaast is het algemeen bekend dat belaging zeer nadelige psychische gevolgen kan hebben voor de slachtoffers, hetgeen zich ook in onderhavige zaak heeft geopenbaard. Uit de ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep voorgehouden slachtofferverklaringen blijkt dat de slachtoffers nog steeds angstgevoelens ondervinden en de gevolgen van het handelen van verdachte nog dagelijks met zich dragen.
Over verdachte is op 20 augustus 2021 respectievelijk 26 augustus 2021 gerapporteerd door psycholoog R. Bout en psychiater T. den Boer. Zij stellen dat bij verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een autismespectrumstoornis en een depressieve episode.
Geadviseerd wordt om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het hof zal dit advies overnemen en meenemen in de strafoplegging.
In het bijzonder heeft het hof rekening gehouden met het recente reclasseringsadvies van 4 juli 2023, waaruit blijkt dat verdachte op positieve wijze en met professionele hulp zijn leven stapsgewijs weer aan het opbouwen is. De risicofactoren (psychosociaal functioneren en middelengebruik) zijn aanzienlijk afgenomen en er zijn voldoende beschermende factoren aanwezig (steunend gezin, vaste baan en levensloopbegeleiding door een IQ coach). Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en men heeft vertrouwen dat verdachte in een vrijwillig kader de levensloopbegeleiding zal continueren. Tevens heeft de reclassering overwogen dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zwaarwegende negatieve consequenties zal opleveren. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan er toe leiden dat het leven van verdachte opnieuw wordt ontwricht, met de mogelijke psychische gevolgen van dien.
Anders dan in eerste aanleg is verdachte wel in hoger beroep verschenen. Hij heeft de feiten ter zitting erkend. Hij heeft uitgelegd in welke psychische toestand hij terecht was gekomen toen hij de feiten pleegde. Hij beseft nu dat hij toen in een ernstige depressie was beland en dat hij als gevolg van de later bij hem gediagnostiseerde autismespectrumstoornis geen of onvoldoende empathisch vermogen had om zich te realiseren wat hij de slachtoffers aandeed. In die toestand was hij nog steeds nadat de voorlopige hechtenis werd geschorst. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat dit ook de reden was dat hij in eerste aanleg geen uitleg heeft gegeven. Hij heeft door de behandelingen inmiddels beter geleerd om gevoelens van anderen rationeel te begrijpen. Hij had toen hij merkte dat het met hem bergafwaarts ging naar de dokter moeten maar dat heeft hij ten onrechte toen niet gedaan. Ook al was hij toen tot op zekere hoogte een andere persoon dan nu, hij heeft grote spijt van wat hij de slachtoffers heeft aangedaan. Verdachte heeft op het hof een oprechte indruk gemaakt.
Tevens heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Naar het oordeel van het hof is in beginsel, gelet op de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Aan de andere kant houdt het hof ook rekening met de persoon van de verdachte zoals die uit de rapporten en het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daaruit ontstaat het beeld van een kwetsbare jongeman die er alles voor over heeft gehad om bij een vriendengroep te horen en die nog heel weinig inzicht had in zijn autismespectrumstoornis. Depressieve gevoelens dempte hij met middelengebruik. Vanwege deze stoornis en de depressieve episode rekent het hof de feiten verminderd toe aan verdachte. Sindsdien heeft deze kwetsbare jongeman veel stappen ondernomen om inzicht te krijgen in zichzelf en heeft hij behandeling en begeleiding aanvaard om met zijn persoonlijkheidskenmerken om te gaan. Daarnaast is sprake van schending van de redelijke termijn en houdt het hof rekening met de negatieve publiciteit voor verdachte door het filmen en uitzenden van zijn aanhouding. Alles afwegende acht het hof het niet passend en geboden dat verdachte terug moet naar de gevangenis, dat wil zeggen dat het hof niet een gevangenisstraf zal opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel langer is dan de duur van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Vanwege de ernst van de feiten en als stok achter de deur zal het hof ook deels een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanzienlijke duur en daarnaast een forse taakstraf.
Het hof zal aan het voorwaardelijk deel van de straf geen bijzondere voorwaarde(n) verbinden. In het eerder vermelde reclasseringsadvies is opgemerkt dat een straf zonder bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd, omdat interventies of toezicht niet meer nodig wordt geacht en verdachte in zijn toezichtperiode van vier jaar de geïndiceerde interventies positief heeft afgerond. Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof geen termen aanwezig voor het opleggen van een contactverbod.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 284 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, passend en geboden is. De gevangenisstraf zal opgelegd worden met aftrek van het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.385,00, bestaande uit € 2.000,00 aan immateriële schade en € 385,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.385,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof leidt uit de stukken af dat verdachte dit bedrag reeds betaald heeft. Het CJIB dient dit bedrag dus niet opnieuw bij verdachte te incasseren. Het hof ziet hierin tevens aanleiding om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.468,08, bestaande uit € 1.500,00 aan immateriële schade en € 1.968,08 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.284,44. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.468,08. Anders dan de rechtbank acht het hof de kosten voor het beschermbitje wel toewijsbaar. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof leidt uit de stukken af dat verdachte het door de rechtbank toegewezen bedrag, te weten € 2.284,44, reeds betaald heeft. Het CJIB dient dit bedrag in mindering te brengen op het door verdachte te betalen bedrag.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.532,22, bestaande uit € 1.500,00 aan immateriële schade en € 32,22 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is voor wat betreft de belaging van [benadeelde 5] . De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 500,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof leidt uit de stukken af dat verdachte dit bedrag reeds betaald heeft. Het CJIB dient dit bedrag dus niet opnieuw bij verdachte te incasseren. Het hof ziet hierin tevens aanleiding om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.082,00, bestaande uit € 3.000,00 aan immateriële schade en € 1.082,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.885,00, bestaande uit € 2.000,00 aan immateriële schade en € 885,00 aan materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.885,00, bestaande uit € 3.000,00 aan immateriële schade en € 885,00 aan materiële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof leidt uit de stukken af dat verdachte het door de rechtbank toegewezen bedrag, te weten € 2.885,00, reeds betaald heeft. Het CJIB dient dit bedrag in mindering te brengen op het door verdachte te betalen bedrag.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.