In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 juli 2022. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door belanghebbende is ingediend tegen een WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld en het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 5 juli 2023 is het geschil besproken, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren. Het Hof heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van bezwaar is aangevangen op 31 januari 2021 en dat het bezwaarschrift op 7 maart 2021 is gedateerd, maar pas op 8 april 2021 door de heffingsambtenaar is ontvangen. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is aangetoond.
Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van immateriële schade of proceskosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.