ECLI:NL:GHARL:2023:6338

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
21-003462-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging en vernieling met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter van 16 augustus 2022. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en vernieling. De mishandeling vond plaats op 10 september 2021, waarbij de verdachte zijn ex-partner heeft geslagen, getrapt en bedreigd met de dood. De verdachte heeft ook meerdere ruiten van de woning vernield. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is een taakstraf van 60 uren opgelegd, te vervangen door 30 dagen hechtenis. De tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen is gelast. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die onder invloed van alcohol handelde en eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003462-22
Uitspraak d.d.: 24 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank [regio] van 16 augustus 2022 met parketnummer 16-243909-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-000091-21, 16-184439-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal en taakstraf voor de duur van 60 uren gevorderd, te vervangen door 30 dagen hechtenis. Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen in parketnummer 16-000091-21 en parketnummer 16-184439-20 verzoekt de advocaat-generaal deze toe te wijzen, met dien verstande dat de gevangenisstraf voor de duur van twee weken in parketnummer 16-184439-20 wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 28 uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.A. Krikke, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank [regio] heeft verdachte bij vonnis van
16 augustus 2022 ter zake van hetgeen hem onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft hieraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. Daarnaast heeft de politierechter en taakstraf voor de duur van 60 uren opgelegd,
te vervangen door 30 dagen hechtenis. De politierechter heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen in parketnummer 16-000091-21 en parketnummer 16-184439-20 toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2021 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement
[regio] , zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] :
- bij haar haren vast te pakken en/of aan haar haren (met kracht) te trekken en/of aan haar haren over de grond te slepen en/of
- een kopstoot tegen het hoofd, althans het lichaam, te geven en/of
- één of meermaals in/tegen het gezicht/hoofd, rug, buik, benen en/of armen, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of
- tegen haar rug, althans het lichaam te trappen/schoppen.
2.
hij op of omstreeks 10 september 2021 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement
[regio] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] één of meermaals dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op of omstreeks 10 september 2021 te [pleegplaats] , althans in het arrondissement
[regio] , opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruiten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde

Verdachte wordt onder 1 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn (inmiddels) ex-partner [slachtoffer] . Onder 2 wordt hij verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan bedreiging van die [slachtoffer] .
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van hetgeen hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat aangeefster
[slachtoffer] direct na het incident op 10 september 2021 een belastende verklaring heeft afgelegd. Zij stond hierbij niet onder ede. Vervolgens is aangeefster op 16 augustus 2022 bij de politierechter gehoord, waarbij zij wel onder ede stond. De door aangeefster afgelegde verklaring op 16 augustus 2022 wijkt ten gunste van verdachte af van de door aangeefster afgelegde verklaring op 10 september 2021. Nu de verklaring van aangeefster op
16 augustus 2022 onder ede is afgelegd, dient te worden uitgegaan van de inhoud van deze verklaring.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Aangeefster heeft in haar aangifte en verhoor bij de politie op 10 september 2021 gedetailleerd verklaard over het incident. Aangeefster heeft verklaard op welke wijze verdachte haar pijn en letsel heeft toegebracht. Vervolgens heeft verdachte twee kinderen bij het incident betrokken. Verdachte liep op een gegeven moment naar buiten en aangeefster heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de voordeur te sluiten. Op dat moment is verdachte in woede uitgebarsten, heeft hij meerdere ruiten van de woning ingeslagen en heeft hij geschreeuwd dat hij aangeefster zou gaan vermoorden. Aangeefster stond naar eigen zeggen doodsangsten uit en had verdachte nog niet eerder zo agressief gezien. Zij was ervan overtuigd dat verdachte in staat was om haar daadwerkelijk om het leven te brengen. Verdachte was ten tijde van dit geheel voorval onder invloed van wodka.
Het gegeven dat aangeefster bij de politierechter op 16 augustus 2022 minder herinnering heeft aan het incident op 10 september 2021 en dat alleen de verklaring bij de politierechter onder ede is afgelegd, maakt niet dat de aangifte en de door aangeefster afgelegde verklaringen bij de politie op 10 september 2021 onbetrouwbaar zijn en daardoor niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verklaringen van 10 september 2021 kort na het incident zijn afgelegd en op hoofdlijnen bevestiging vinden in de letselrapportage, de getuigenverklaringen van buren, de 112-melding van aangeefster en de foto’s die aan het dossier zijn toegevoegd.
Uit de letselrapportage volgt dat aangeefster aan de forensisch arts heeft gemeld dat zij is mishandeld door verdachte. Deze gemelde toedracht past volgens de forensisch arts
zeer goedbij de geconstateerde letsels van aangeefster. Tevens heeft de forensisch arts beoordeeld dat de ouderdom van de letsels passen bij het tijdsinterval.
Uit de diverse getuigenverklaringen volgt dat verdachte op zeer agressieve wijze tekeer ging op 10 september 2021. Zo heeft getuige [getuige] verklaard dat hij verdachte een paar keer naar aangeefster heeft horen schreeuwen dat hij haar zou vermoorden, waarna aangeefster gilde en schreeuwde dat verdachte weg moest. Ook getuige [getuige] en getuige
[getuige] hebben verdachte horen schreeuwen dat hij aangeefster zou vermoorden als hij binnen zou komen. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat er meerdere ramen volledig waren vernield, dat verdachte onder het bloed zat, dat er een fles drank in de tuin lag en dat er een grote pluk haar in de woning lag. Ook uit de 112-melding van aangeefster volgt op hoofdlijnen hetzelfde verhaal als aangeefster in haar aangifte en het verhoor bij de politie naar voren heeft gebracht. Bovendien heeft een verbalisant bij het terugluisteren van de melding waargenomen dat aangeefster af en toe in paniek heeft geschreeuwd.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, uitgaan van de door aangeefster bij de politie afgelegde verklaringen. Het hof verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde verweer en acht hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 10 september 2021 te [pleegplaats] zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] :
- bij haar haren vast te pakken en aan haar haren (met kracht) te trekken en aan haar haren over de grond te slepen en
- een kopstoot tegen het hoofd te geven en
- één of meermaals in/tegen het gezicht/hoofd, rug, buik, benen en armen te slaan en
- tegen haar rug te trappen/schoppen.
2.
hij op 10 september 2021 te [pleegplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] één of meermaals dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord je".
3.
hij op 10 september 2021 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten die aan [bedrijf] toebehoorden heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 10 september 2021 in beschonken toestand op zeer agressieve wijze gedragen. Verdachte heeft zijn ex-partner in huis mishandeld toen zij ongeveer 14 weken zwanger was van hun beider kind en heeft haar vervolgens – op het moment dat hij meerdere ruiten van de woning vernielde – bedreigd met de dood. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen de lichamelijke integriteit van aangeefster geschonden en haar pijn en letsel toegebracht, maar ook veel angst bij haar teweeg gebracht door haar met de dood te bedreigen. Het hof merkt daarnaast op dat twee kinderen van verdachte en aangeefster bewust door verdachte bij het incident betrokken zijn, waardoor zij van een deel van zijn gedragingen getuigen zijn geworden.
Dit terwijl de kinderen van verdachte mogen verwachten dat hij zorgdraagt voor een veilig opvoedklimaat en aandacht voor hun welzijn heeft. Door de kinderen ooggetuigen te laten zijn van zijn gedragingen heeft het incident – naar mag worden aangenomen – voor hen een traumatische gebeurtenis opgeleverd.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 juni 2020. Hieruit komt naar voren dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling, vernieling en andersoortige feiten.
Verdachte is binnen de proeftijd van een aan hem op 10 augustus 2021 opgelegde straf en binnen de proeftijd van een aan hem op 26 oktober 2020 opgelegde straf opnieuw de fout ingegaan door onderhavige feiten te plegen. Het hof heeft voorts geconstateerd dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gekomen en blijken uit de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 3 juli 2023, 9 augustus 2022 en 12 september 2021. Verdachte wordt inmiddels begeleid door [instelling] en woont daar ook. Hij is licht verstandelijk beperkt en er is sprake van langdurige verslavingsproblematiek.
Bij het gezin is al lange tijd veel hulpverlening betrokken. Verdachte lijkt inmiddels erg overvraagd te worden door de verschillende instanties, aldus zijn begeleider.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren passend en geboden is. Het hof zal aan het voorwaardelijke gedeelte bijzondere voorwaarden verbinden. Een voorwaardelijke gevangenisstraf moet dienen als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan strafbare feiten. Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde zal het hof daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uren opleggen, te vervangen door
30 dagen hechtenis.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Zaak met parketnummer 16-000091-21
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te [regio] van 10 augustus 2021, parketnummer 16-000091-21, opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zaak met parketnummer 16-184439-20
Het Openbaar Ministerie heeft tevens gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te [regio] van 26 oktober 2020, parketnummer
16-184439-20, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Ook deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Standpunt van de advocaat-generaal
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen in parketnummer 16-000091-21 en parketnummer
16-184439-20 verzoekt de advocaat-generaal deze toe te wijzen, met dien verstande dat de gevangenisstraf voor de duur van twee weken in parketnummer 16-184439-20 wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 28 uren.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het in het belang van verdachte is om de proeftijd van beide voorwaardelijke veroordelingen te verlengen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte al meerdere taakstraffen heeft lopen en dat hij snel overvraagd kan worden.
Oordeel van het hof
Verdachte is in het verleden meermaals gewezen op het kwalijke van zijn handelen.
Dit heeft hem niet weerhouden onderhavige feiten te plegen, waardoor verdachte zich voor het einde van de proeftijd van de eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen opnieuw schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Het hof ziet in hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd geen reden om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel de proeftijd van beide voorwaardelijke veroordelingen te verlengen. Het hof zal daarom de tenuitvoerlegging van beide voorwaardelijk opgelegde straffen gelasten, zoals deze ten tijde het vonnis van
10 augustus 2021 en het vonnis van 26 oktober 2020 waren opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
54 (vierenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht,
de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- de verdachte zich gedurende de volledige proeftijd blijft melden op afspraken met Reclassering Nederland ( [adres] ), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte zich laat behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- de verdachte gedurende de volledige proeftijd geen alcohol en drugs gebruikt en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek, urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 10 augustus 2021, parketnummer 16-000091-21, te weten van:
een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 26 oktober 2020, parketnummer 16-184439-20, te weten van:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 24 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.