Uitspraak
1.[geïntimeerde1]
[geïntimeerde2]
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
”
€ 15.859.23
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen drie erfgenamen, [appellante], [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2], over de afwikkeling van de nalatenschappen van hun ouders. De ouders zijn overleden in respectievelijk 2000 en 2002, en de erfgenamen zijn samen de enige erfgenamen. De ouders hadden huwelijkse voorwaarden opgesteld waarin zij iedere gemeenschap van goederen uitsloten. De vader had een ouderlijke boedelverdeling gemaakt waarbij alle goederen aan de moeder werden toegedeeld, met de verplichting om de kinderen hun erfdeel in geld te betalen. De moeder heeft ook een ouderlijke boedelverdeling gemaakt en de goederen aan [appellante] toegedeeld, met eenzelfde verplichting aan de andere kinderen.
De rechtbank Midden-Nederland heeft eerder in deze zaak geoordeeld dat [appellante] verplicht is om inzage te geven in de bescheiden die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie van [geïntimeerde2], op straffe van een dwangsom. In hoger beroep heeft [appellante] verschillende grieven ingediend tegen het vonnis van de rechtbank, waaronder de bevoegdheid van de rechtbank om geschillen over boedelbeschrijving te behandelen en de hoogte van de dwangsommen.
Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft beslist dat [appellante] boedelbeschrijvingen moet maken en stukken moet overleggen. Het hof heeft de grieven van [appellante] grotendeels afgewezen, maar heeft enkele beslissingen van de rechtbank vernietigd, waaronder die over de aansprakelijkheid voor achterstallig onderhoud van de woning in Frankrijk en de dwangsommen. Het hof heeft bepaald dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen, omdat partijen deels gelijk en ongelijk hebben gekregen.