ECLI:NL:GHARL:2023:6282

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
200.327.689
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen na intrekking door de raad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders van de minderjarigen, gezamenlijk aangeduid als de vader en de moeder, waren in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 2 maart 2023 had besloten tot ondertoezichtstelling van de kinderen. De ouders waren het niet eens met deze beslissing en hebben vier grieven ingediend.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2023 heeft de raad voor de kinderbescherming, die als verweerder optrad, laten weten het verzoek tot ondertoezichtstelling in te trekken. Het hof heeft vastgesteld dat de raad van mening is dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer voldaan zijn. De ouders hebben aangegeven zich te schikken in de handhaving van de ondertoezichtstelling tot 13 juli 2023, mits deze per die datum eindigt.

Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de bestreden beschikking van de kinderrechter, voor zover deze de ondertoezichtstelling betreft, vernietigd moet worden met ingang van 13 juli 2023. Het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling is per die datum alsnog afgewezen, omdat niet langer voldaan was aan de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.689
(zaaknummer rechtbank Gelderland 414725)
beschikking van 25 juli 2023
inzake
[verzoeker1](in de Basisregistratie Personen aangeduid als [verzoeker1-A]
) en
[verzoekster],
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de vader respectievelijk de moeder, gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. C.E. Mulder te Apeldoorn,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Zwolle,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 2 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 mei 2023;
- een bericht van de GI van 29 juni 2023 met producties.
2.2
De raad heeft een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift van de raad is te laat binnengekomen bij het hof. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling beslist dat dit verweerschrift daarom buiten beschouwing wordt gelaten. De raad heeft de gelegenheid gekregen tijdens de mondelinge behandeling verweer te voeren.
2.3
Op 10 juli 2023 heeft [de minderjarige1] buiten aanwezigheid van de belanghebbenden met een raadsheer van het hof gesproken.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

3.De feiten

Tijdens het huwelijk van de ouders zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2011 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , [in] 2015 in [woonplaats1] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 2 maart 2023 tot 2 maart 2024. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De ouders zijn het niet eens met die beslissing en zijn met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De ouders verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad alsnog af te wijzen. Daarnaast verzoeken de ouders de beschikking van het hof uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd en het hof gevraagd de bestreden beschikking tot 13 juli 2023 te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad laten weten het verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] per datum van de mondelinge behandeling in te trekken. Het hof maakt hieruit op dat de raad van mening is dat zijn inleidende verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] per 13 juli 2023 moet worden afgewezen.
5.3
Hoewel de ouders van mening zijn dat de ondertoezichtstelling van het begin ten onrechte is uitgesproken, hebben zij tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij zich neerleggen bij handhaving van de ondertoezichtstelling tot 13 juli 2023 als de ondertoezichtstelling per die datum eindigt. Na een korte onderbreking van de behandeling heeft het hof belanghebbenden tijdens die mondelinge behandeling vervolgens laten weten te zullen beslissen dat het inleidende verzoek tot ondertoezichtstelling in hoger beroep zal worden afgewezen vanaf 13 juli 2023, omdat in ieder geval vanaf die datum niet langer is voldaan aan de grond voor een ondertoezichtstelling.
5.4
Het hof zal de bestreden beschikking met ingang van 13 juli 2023 vernietigen en het verzoek van de raad per die datum alsnog afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 2 maart 2023, maar alleen voor zover daarbij het verzoek tot ondertoezichtstelling is toegewezen voor de periode vanaf 13 juli 2023, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor zover dat de periode vanaf 13 juli 2023 betreft, alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.H. Lieber en E. de Boer, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. E. de Boer en is op 25 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.