ECLI:NL:GHARL:2023:6281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
200.327.372
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 27 februari 2023 had besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De moeder verzocht het hof om deze beslissing te vernietigen en het verzoek van de raad voor de kinderbescherming tot ondertoezichtstelling af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2023 werd duidelijk dat de kinderen goed functioneren en dat er geen ontwikkelingsbedreiging is. De GI heeft verklaard dat er momenteel geen zorgen zijn over de kinderen en dat zij het goed doen. De ouders hebben ook aangegeven dat zij bereid zijn om deel te nemen aan een hulpverleningstraject om hun communicatie te verbeteren, wat van belang is voor de zorgregeling. Het hof concludeerde dat er geen gronden zijn voor een ondertoezichtstelling en heeft het verzoek van de raad afgewezen. De beslissing van de kinderrechter is vernietigd, en het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij de focus lag op de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.372
(zaaknummer rechtbank Gelderland 414529)
beschikking van 25 juli 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.B. van de Bunt te Putten,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. van den Berg te Arnhem.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 27 februari 2023 (hersteld bij beschikking van 28 maart 2023), uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 mei 2023;
- het verweerschrift van de raad;
- het verweerschrift van de vader.
2.2
Op 10 juli 2023 hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] buiten aanwezigheid van de belanghebbenden met een raadsheer van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
Het hof heeft aan de begeleider van de vader bijzondere toegang verleend om als toehoorder bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.

3.De feiten

De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 in [woonplaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2011 in [woonplaats1] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 27 februari 2023 tot 27 februari 2024. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog af te wijzen. De moeder verzoekt ook om de beschikking van het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De raad voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Daarnaast vraagt de vader de beschikking van het hof uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Naar oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij het uitblijven van de verzochte ondertoezichtstelling zodanig zullen opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij geen ontwikkelingsbedreiging ziet bij de kinderen. De kinderen doen het goed en er zijn op dit moment geen zorgen over hen. Ook vanuit de scholen zijn geen zorgen gemeld over de kinderen.
Anders dan de vader aanvoert is niet gebleken dat de kinderen zich onvoldoende vrij voelen om met beide ouders contact te hebben. Zo hebben de kinderen in het gesprek met het hof laten weten dat de zorgregeling goed loopt en dat zij het bij beide ouders fijn vinden. Hoewel de communicatie tussen de ouders te wensen overlaat, lijkt dat niet zoveel weerslag op de kinderen te hebben dat moet worden geconcludeerd dat zij in hun ontwikkeling worden bedreigd. Weliswaar heeft de vader toegelicht dat de kinderen hun bezoek aan hem soms verzwijgen voor de moeder en ziet het hof dat de spanningen tussen de ouders wel enige weerslag hebben op de kinderen, maar dat maakt het voorgaande niet anders. Sinds enige tijd verloopt de communicatie tussen de ouders bovendien via de ambulant begeleider van de vader, met als gevolg dat de spanningen tussen de ouders zijn afgenomen.
Van gronden die een ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] rechtvaardigen is, gelet op het voorgaande, niet gebleken. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog afwijzen.
5.3
Het voorgaande betekent echter niet dat de zorgen die de vader en de raad benoemen niet terecht zijn. Zowel de ouders als de kinderen hebben het hof laten weten dat de ouders niet in staat zijn om, zonder tussenkomst van een derde, op een voor de kinderen onbelaste wijze te communiceren en tot afspraken te komen. De oplossing om de communicatie tussen de ouders via een derde te laten verlopen, is op lange termijn echter niet realistisch. Hier is de begeleiding van de vader immers niet voor bedoeld. Daarnaast hebben de ouders tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij inzien dat zij zich ten aanzien van de zorgregeling flexibeler moeten gaan opstellen naarmate de kinderen ouder worden. Ook in dat kader is het van belang dat de communicatie tussen de ouders verbetert.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij bereid zijn deel te nemen aan een hulpverleningstraject om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Er is gesproken over inzet van [naam1] . Zowel de GI als de raad hebben uitgesproken dat dit traject, waarbij de focus meer op het eigen handelen ligt dan op dat van de andere ouder, geschikt zou kunnen zijn. Dat de vader een dergelijk traject in vrijwillig kader niet ziet zitten, is onvoldoende voor een ondertoezichtstelling. Het hof verwacht van de ouders dat zij zich in het belang van de kinderen in het vrijwillig kader zullen (blijven) inzetten om de communicatie te verbeteren.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 27 februari 2023 en, opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.H. Lieber en S. Kuijpers, bijgestaan door M.A. Mertens als griffier, en is op 25 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.