ECLI:NL:GHARL:2023:6280

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
200.326.174
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om mentorschap ten behoeve van verzoeker met verstandelijke beperking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot instelling van een mentorschap voor [verzoeker]. De kantonrechter had eerder op 30 januari 2023 een mentorschap ingesteld, maar [verzoeker] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij onder andere de advocaat van [verzoeker], mr. J. Kaljee, en de advocaten van de overige belanghebbenden aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] sinds juni 2021 zelfstandig woont met zijn echtgenote en kinderen, en dat hij behoefte heeft aan ambulante hulpverlening. [verzoeker] heeft aangevoerd dat hij met een minder ingrijpende maatregel kan volstaan, namelijk het inzetten van gewaarborgde hulp voor de aanvraag van een persoonsgebonden budget (PGB). Het hof heeft overwogen dat het instellen van een mentorschap een ernstige beperking van het zelfbeschikkingsrecht van [verzoeker] met zich meebrengt en dat niet is aangetoond dat hij niet in staat is om zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de bewindvoerder om een mentorschap in te stellen afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat de inzet van gewaarborgde hulp voldoende is om [verzoeker] te ondersteunen. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en het verzoek tot instelling van het mentorschap is alsnog afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.326.174
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10264959 UT VERZ 23-129 KB)
beschikking van 25 juli 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J. Kaljee te IJsselstein.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
Stichting [de mentor] (Stichting [de mentor] ),
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verder te noemen: de mentor,
en
Stichting [de bewindvoerder] (Stichting [de bewindvoerder] ),
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. A.W. Boer te Zeist,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vrouw van [verzoeker] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Utrecht) van 30 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 april 2023;
- een bericht van de bewindvoerder van 5 juni 2023 met producties;
- een bericht van de mentor van 5 juni 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kaljee van 6 juni 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kaljee van 3 juli 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kaljee van 4 juli 2023 met productie;
- een bericht van de mentor van 5 juli 2023 met productie;
- een bericht van de bewindvoerder van 7 juli 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kaljee van 12 juli 2023 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de mentor;
- de bewindvoerder, bijgestaan door haar advocaat.
De vrouw van [verzoeker] was wel opgeroepen maar zij was niet bij de zitting.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is [in] 1987 in [plaats1] geboren.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 15 december 2022, heeft de bewindvoerder verzocht een mentorschap ten behoeve van [verzoeker] in te stellen en Stichting [de mentor] als mentor te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ten behoeve van [verzoeker] ingesteld en de mentor benoemd.
4.2
[verzoeker] is het niet eens met die beslissing en is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking
[verzoeker] verzoekt
primairde bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de bewindvoerder tot instelling van het mentorschap alsnog af te wijzen.
Subsidiairverzoekt [verzoeker] de mentor te ontslaan, hem een termijn te geven voor het aanleveren van een bereidverklaring van een professionele mentor naar keuze en te bepalen dat het mentorschap tijdelijk wordt ingesteld. Daarnaast verzoekt [verzoeker] het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
5.2
De vraag die moet worden beantwoord is of [verzoeker] een mentor nodig heeft. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat kan worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel.
[verzoeker] woont sinds juni 2021 volledig zelfstandig, met zijn echtgenote en twee heel jonge kinderen. Als gevolg van zijn verstandelijke beperking heeft hij behoefte aan ambulante hulpverlening bij hem thuis. Om de benodigde zorg te kunnen inkopen moet een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) worden aangevraagd. De vermogensrechtelijke aspecten van het PGB vallen onder het beheer van de bewindvoerder. [verzoeker] heeft laten weten dat hij, gezien zijn beperkingen, niet in staat is om het PGB wat de niet-vermogensrechtelijke aspecten betreft zelf uit te voeren. Daarvoor kan echter een gewaarborgde hulp worden ingezet, aldus [verzoeker] .
5.3
De inzet van een gewaarborgde hulp is naar het oordeel van het hof in dit geval passend om de bewindvoerder te ondersteunen bij de aanvraag van het PGB en om het PGB wat de niet-vermogensrechtelijke aspecten betreft uit te voeren, zodat een mentorschap daarvoor niet noodzakelijk is. Mentorschap is een maatregel waarbij het zelfbeschikkingsrecht van degene voor wie een mentorschap wordt ingesteld in vergaande mate wordt beperkt. Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat [verzoeker] niet in staat is om zijn overige niet-vermogensrechtelijke belangen zelf, eventueel met vrijwillige hulp, behoorlijk waar te nemen. Zo heeft [verzoeker] zelf de beoogde zorgverlener, [naam1] , uitgekozen en een gewaarborgde hulp ingeschakeld om hem te ondersteunen bij de aanvraag en het beheer van het PGB. Het voor [verzoeker] instellen van een mentorschap is op dit moment daarom een te ingrijpende maatregel.
5.4
Nu kan worden volstaan met een passende, minder ingrijpende maatregel, namelijk het inzetten van een gewaarborgde hulp, zal het hof het verzoek van de bewindvoerder om een mentorschap ten behoeve van [verzoeker] in te stellen en de mentor als zodanig te benoemen alsnog afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 januari 2023 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de bewindvoerder om een mentorschap ten behoeve van [verzoeker] in te stellen en Stichting [de mentor] als mentor te benoemen, alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.H. Lieber en S. Kuijpers, bijgestaan door M.A. Mertens als griffier, en is op 25 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.