Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak betreft het de huwelijkse vermogensrechtelijke afwikkeling van een Turks huwelijk tussen partijen, die in 2005 zijn gehuwd en beiden de Turkse en Nederlandse nationaliteit bezitten. De vrouw heeft op 29 oktober 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank Gelderland heeft op 30 december 2021 de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de verwervingsdeelneming vastgesteld. De man is in hoger beroep gekomen van deze beschikking, met vijf grieven die voornamelijk betrekking hebben op de verdeling van de waarde van de woningen en de toedeling van twee auto’s. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld met vier grieven, waaronder een verzoek tot verdeling van de netto verkoopopbrengsten van de woningen en de auto’s.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 februari 2023 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Turkse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime tot 24 maart 2011, waarna het Nederlands recht van toepassing is. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stellingen over de verkoopopbrengsten van de woningen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op de helft van de verwervingen van de man, wat resulteert in een te betalen bedrag van € 63.361,30.
Daarnaast heeft het hof de waarden van de auto’s vastgesteld en bepaald dat de man € 4.174,38 aan de vrouw dient te betalen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn. De beschikking is op 20 juli 2023 uitgesproken in het openbaar.