ECLI:NL:GHARL:2023:6044

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
200.323.104
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag ouders na mishandeling en trauma's van kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kinderen. De vader was eerder veroordeeld voor mishandeling van de moeder en de kinderen, wat leidde tot ernstige trauma's bij de kinderen. De moeder had verzocht om alleen belast te worden met het gezag, gezien de onaanvaardbare risico's voor de kinderen. Het hof oordeelde dat het noodzakelijk was om het gezamenlijk gezag te beëindigen in het belang van de kinderen, die rust nodig hebben om hun trauma's te verwerken. De vader had geen besef van de gevolgen van zijn handelen en bleef zijn eigen belangen vooropstellen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarbij de moeder alleen het gezag over de kinderen uitoefent. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.104
(zaaknummer rechtbank Overijssel 280581)
beschikking van 22 juni 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] , verblijvende in de penitentiaire inrichting te [plaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.A. van Nimwegen, te Rotterdam,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.M. Wolff te Zwolle.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Enschede,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 24 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 februari 2023;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
  • een journaalbericht van mr. Van Nimwegen van 22 mei 2023 met producties;
  • een brief van de GI van 25 mei 2023.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de meerderjarige2] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 juni 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • twee vertegenwoordigers van de GI,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de meerderjarige1] , geboren [in] 2004,
  • [de meerderjarige2] , geboren [in] 2005,
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006,
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2008,
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2012,
  • [de minderjarige4] , geboren [in] 2016,
  • [de minderjarige5] , geboren [in] 2020.
De vader en de moeder waren tot 6 februari 2023 samen belast met het gezag over de nog minderjarige kinderen.
3.3
De nog minderjarige kinderen zijn onder toezicht gesteld van de GI tot 23 maart 2024. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn uit huis geplaatst met een door de kinderrechter verleende machtiging tot uithuisplaatsing.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] bij de moeder bepaald;
  • bepaald dat, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, de moeder alleen het ouderlijk gezag uitoefent over [de meerderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] ;
  • het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [de meerderjarige2] , [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij haar vast te stellen afgewezen;
  • de raad verzocht een onderzoek in te stellen en te rapporteren over de meest wenselijke gezagsvoorziening van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de beslissing inzake het gezag van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aangehouden.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over [de meerderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] , althans een beslissing te nemen als het hof juist oordeelt.
4.3
De moeder voert verweer in het principaal hoger beroep en heeft daarnaast voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld van de bestreden beschikking. De moeder vraagt het hof om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking in het principaal hoger beroep de bestreden beschikking te bekrachtigen en in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep de hoofdverblijfplaats van [de meerderjarige2] bij de moeder vast te stellen, kosten rechtens.
4.4
De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep. De vader vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in dit verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het huwelijk van partijen is [in] 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Vanaf deze datum is de moeder alleen belast met het gezag over [de meerderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] .
5.3
[de meerderjarige2] is [in] 2023 18 jaar - en dus meerderjarig - geworden. Dat betekent dat de vader nu geen belang meer heeft bij zijn verzoek om weer gezamenlijk met de moeder te worden belast met het gezag over [de meerderjarige2] . Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen. Dit geldt ook voor het voorwaardelijk incidenteel verzoek van de moeder om alsnog de hoofdverblijfplaats van [de meerderjarige2] bij haar te bepalen, nu [de meerderjarige2] inmiddels meerderjarig is.
5.4
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de kinderen in een ernstig loyaliteitsconflict verkeren. De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren. Als wordt gekeken naar wat er is gebeurd en wat er nog steeds gebeurt, dan hebben de kinderen rust nodig. Door instandhouding van het gezamenlijk gezag worden volgens de raad het loyaliteitsconflict en de door de kinderen opgelopen trauma’s in stand gehouden. Dat is niet in het belang van de kinderen. De kinderen moeten rust hebben en zich kunnen richten op het verwerken van de opgelopen ernstige trauma’s. De raad vindt dat wel moet worden gekeken of contact tussen de vader en de kinderen mogelijk is, maar de manier waarop de vader nu via allerlei omwegen contact zoekt, is zeker niet in het belang van de kinderen. Het zou volgens de raad goed zijn als de vader tot het besef komt dat de kinderen nu rust nodig hebben en hij een stap terug doet. Dan kunnen de kinderen aan zichzelf werken. De raad heeft onder deze omstandigheden geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.5
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank is het hof van oordeel dat beëindiging van het gezamenlijk gezag in het belang van [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] noodzakelijk is. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
5.6
Inmiddels is de vader bij vonnis van 6 april 2023 door de rechtbank Overijssel strafrechtelijk veroordeeld wegens forse fysieke en psychische mishandeling van zowel de moeder als de kinderen door de vader. De kinderen zijn bovendien getuige geweest van de mishandelingen van de moeder en hun broers en zussen. De vader is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden en TBS met dwangverpleging. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader verklaard dat hij hoger beroep heeft ingesteld van deze uitspraak, voor zover daarin aan hem TBS is opgelegd.
Het hof is verder van oordeel dat uit de stukken en de verklaringen van de vader tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de vader zich niet realiseert/beseft welke gevolgen zijn handelen voor de kinderen heeft en op zijn aandeel in de ernstige problematiek van de kinderen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling geen antwoord gegeven op vragen die hem werden gesteld, maar steeds er op gewezen dat het strafvonnis niet juist is, dat de kinderen volgens hem juist steeds contact met hem opnemen en dat de GI niet naar hem luistert. De GI heeft daar tegenover gesteld dat de vader zich niet aan afspraken houdt en niet in het belang van de kinderen handelt. Zo zoekt de vader, tegen de afspraken in, vrijwel dagelijks en via verschillende wegen contact met de kinderen. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat de vader steeds weer zijn eigen belang laat prevaleren voor de belangen van de kinderen. In tegendeel, door zijn handelen worden de kinderen steeds opnieuw in de strijd tussen de ouders betrokken en blijven de door de kinderen opgelopen trauma’s in stand. De kinderen hebben namelijk behoefte aan rust om hun trauma’s, in het ontstaan waarvan de vader een grote rol heeft gespeeld en nog speelt, te verwerken, zoals ook de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. Het hof is van oordeel dat deze voor [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] broodnodige rust er zeker niet zal komen als partijen gezamenlijk belast blijven met het gezag.
Tot slot overweegt het hof dat er tussen partijen geen communicatie mogelijk is. Gelet op de voorgeschiedenis tussen partijen komt dit het hof ook niet vreemd voor. De enkele omstandigheid dat de moeder in paniek contact heeft gezocht met de vader, omdat zij zich ernstige zorgen maakte over [de minderjarige2] , die zich na een steekincident had onttrokken aan een gesloten plaatsing, maakt niet dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven. Sterker nog, de vader wist waar [de minderjarige2] op dat moment verbleef, namelijk in zijn netwerk, maar hij maakte de verblijfplaats van [de minderjarige2] niet kenbaar. Daarmee heeft de vader ook op deze manier aangetoond dat hij niet in het belang van de kinderen handelt.
5.7
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het in het belang van [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de moeder alleen wordt belast met het gezag over hen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover de moeder in die beschikking alleen is belast met het gezag over [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] , bekrachtigen. Het meer of anders verzochte zal het hof afwijzen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren nu partijen getrouwd zijn geweest met elkaar en deze procedure de kinderen van partijen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 24 november 2022, voor zover in die beschikking is bepaald dat de moeder alleen het gezag uitoefent over [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] ;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 22 juni 2023 door mr. Feunekes uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.