De verklaringen van de getuigen bieden onvoldoende steun voor het standpunt van de man dat de huurinkomsten tijdens het huwelijk niet moeten worden verrekend. De notaris heeft hierover in haar getuigenverhoor onder meer het volgende verklaard:
‘U vraagt mij of ik rechtsoverweging 5.15 van de beschikking van 10 maart 2022 ken. Sinds gistermiddag ken ik die. U vraagt mij als ik die vraag van het hof zie in combinatie met de huwelijkse voorwaarden wat mijn herinnering is van artikel 14, over het stukje
de inkomsten uit bedoelde verkrijgingen, wat specifiek met partijen is besproken. Nee, dat weet ik helaas niet. U vraagt mij of ik kan verklaren waarom ik geen preambule in de huwelijkse voorwaarden heb opgenomen met de uitgangspunten met betrekking tot het aangebracht vermogen van ieder der partijen. Dat was op kantoor destijds niet gebruikelijk om te doen. Zeker niet bij een niet afwijkende, aparte situatie die toelichting behoefde. Tegenwoordig doen we dat vaker, maar destijds was het op ons kantoor niet gebruikelijk.
U vraagt mij of ik mij kan herinneren hoeveel concepten voorafgaand van het tekenen en passeren van de akte huwelijkse voorwaarden aan ieder der partijen is gestuurd. Nee, dat kan ik mij niet herinneren. Ik herinner mij dat die lijst later aangevuld is. Ik bedoel met de lijst de aangepaste lijst.
U vraagt mij of ik mij kan herinneren of de concept huwelijkse voorwaarden is aangepast. Dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. Behalve de lijst, die was niet klaar toen het concept verzonden werd.
De getuige pakt de staat van aanbrengsten erbij.U houdt mij voor dat op de lijst van aanbrengsten geen saldo staat vermeld bij de hypothecaire geldleningen die rusten op de onroerende zaken die door partijen worden aangebracht. U vraagt mij of dat dezelfde ratio heeft als de privérekeningen. Zo zou ik het wel zien.
U vraagt mij of ik mij kan herinneren of ik partijen voorlichting heb gegeven over artikel 14. Uit mijn dossieraantekeningen zie ik dat de aanbrengsten besproken zijn, maar of de inkomsten uit die aanbrengsten ook specifiek besproken zijn, kan ik niet zien en kan ik mij ook niet herinneren.
U vraagt mij of er taalkundig een verschil zit tussen verkrijging en aanbrengsten. Zoals ik het nu lees zou er een onderscheid kunnen zijn tussen verkrijging en aanbrengsten en de inkomsten daarvan, bijvoorbeeld: nu benoemen we dat in de akte als voormelde goederen. Hoe het destijds bedoeld is kan ik mij niet herinneren en dat kan ik niet terugvinden hoe het modelmatig in het model stond.
U vraagt mij of ik een expliciet onderscheid heb gemaakt dat kosten, opbrengsten en lasten van het aangebrachte vermogen als verkrijging onder het finaal verrekenbeding vallen. Nee.’