In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, was van mening dat er onvoldoende redenen waren voor de beëindiging van haar gezag. De rechtbank had op 15 december 2022 besloten het gezag van de moeder te beëindigen op verzoek van de raad voor de kinderbescherming, omdat het welzijn van het kind in het geding was. De moeder voerde aan dat zij samenwerkte met hulpverleners en dat de beëindiging van het gezag te vroeg was en niet in het belang van het kind. Het hof oordeelde echter dat het gezag van de moeder moest worden beëindigd, omdat de stabiliteit van de moeder wisselend was en het belang van het kind voorop stond. Het hof benadrukte dat het kind, dat sinds haar derde levensjaar bij de pleegmoeder woont, recht heeft op een duidelijke en ongestoorde hechting aan de pleegmoeder. De angst van de moeder om op een zijspoor te raken werd niet als voldoende reden gezien om het gezag in stand te houden. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het belang van het kind zwaarder woog dan het belang van de moeder om met het gezag belast te blijven.