In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de ouders van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.K. Kemper, verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar [woonplaats1]. De vader, vertegenwoordigd door mr. N.C. Bouman-de Vos, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem vast te stellen en om vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool in [woonplaats2]. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 12 december 2022 een beschikking gegeven, die door de moeder werd bestreden.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige, die in 2020 is geboren. De moeder heeft aangevoerd dat zij gedwongen was te verhuizen naar [woonplaats1] vanwege financiële problemen en dat zij daar ondersteuning kan krijgen van vertrouwde hulpverleners. De vader heeft bezwaar gemaakt tegen de verhuizing, omdat hij het belang van de minderjarige bij het blijven wonen in [woonplaats2] vooropstelt.
Na afweging van de belangen van beide ouders en de minderjarige, heeft het hof geoordeeld dat de noodzaak voor de moeder om naar [woonplaats1] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader. Het hof heeft de moeder toestemming verleend voor de verhuizing en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn. De verzoeken van de vader zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien de ouders (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure het uit hun relatie geboren kind betreft.