Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De kern van de zaak
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 2.500
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De partijen zijn in 2008 getrouwd en hebben een minderjarig kind. Na feitelijke scheiding in 2014 is in 2016 de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank Midden-Nederland heeft in eerdere vonnissen de wijze van verdeling van de gemeenschap vastgesteld, waarbij de echtelijke woning te koop moest worden aangeboden en de man een aantal goederen en een eenmanszaak heeft gekregen. De man is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld met twintig grieven, waarbij hij onder andere de toedeling van de woning aan de vrouw betwist en stelt dat hij deze wil overnemen. Het hof heeft de grieven van de man beoordeeld en geconcludeerd dat de man niet heeft aangetoond dat hij in staat is de woning over te nemen. De man heeft weliswaar gewezen op correspondentie met de bank, maar deze biedt onvoldoende zekerheid. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van de verplichting van de man om € 12.000 aan de vrouw te betalen, wat is vernietigd. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.