ECLI:NL:GHARL:2023:5754

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
200.323.252/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van verzuim bij vaststelling vaderschap en naamkeuze minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naamkeuze van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het vaderschap van de overleden vader was vastgesteld. De moeder verzocht om de achternaam van de kinderen te wijzigen naar die van de vader, [achternaam vader]. Het hof constateerde dat de rechtbank bij de vaststelling van het vaderschap verzuimd had om de verklaring van de moeder over de naamkeuze op te nemen, zoals vereist door artikel 1:5 lid 2 en lid 9 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat de moeder, nu de vader was overleden voordat er een naamkeuze was gemaakt, bevoegd was om de achternaam van de kinderen te kiezen. Het hof herstelde dit verzuim en bepaalde dat de geslachtsnaam van de kinderen gewijzigd wordt naar [achternaam vader]. De beslissing werd genomen in het belang van de kinderen en ter bevestiging van hun band met de vader. De bijzondere curator steunde het verzoek van de moeder, en het hof concludeerde dat de rechtbank de moeder had moeten attenderen op haar mogelijkheid om een naamkeuze te maken. De beschikking van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.252/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 514178)
beschikking van 6 juli 2023
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont op een geheim te houden adres,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.J.N. Koek te Amsterdam,
en
[verweerster],
die kantoor houdt in [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 30 december 2020, hersteld bij beschikking van
1 februari 2021, 25 maart 2021, 13 mei 2022 en 17 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 17 februari 2023;
- een journaalbericht namens de moeder van 21 maart 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 4 april 2023 met bijlage(n);
- twee journaalberichten namens de moeder van 11 april 2023 met bijlage(n);
- het verweerschrift.

3.Het geschil

3.1
Bij genoemde beschikkingen van 13 mei 2022 en 17 november 2022 is op verzoek van de bijzondere curator het ouderschap van [de vader] (de vader), overleden [in] 2020, vastgesteld over [de minderjarige1] , geboren [in] 2013, respectievelijk [de minderjarige2] , geboren [in] 2020.
3.2
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 17 november 2022. Haar grief betreft de achternaam van de kinderen. De moeder verzoekt (naar het hof begrijpt:) aanvullend te beslissen dat de geslachtsnaam van [de minderjarige2] en [de minderjarige1] wordt gewijzigd naar [achternaam vader] .
3.3
De bijzondere curator refereert zich aan het oordeel van de rechter en spreekt daarbij de hoop uit dat het verzoek van de moeder wordt toegewezen.
3.4
De griffier heeft partijen bij brief van 20 juni 2023 meegedeeld dat het hof voornemens is de zaak zonder mondelinge behandeling af te doen. Daarbij zijn partijen in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 27 juni 2023 schriftelijk en gemotiveerd aan het hof te laten weten of zij reden hebben om toch een mondelinge behandeling te wensen. De moeder heeft geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. De bijzondere curator heeft bij journaalbericht van 29 juni 2023 laten weten geen bezwaar te hebben tegen schriftelijke afdoening. Het hof zal daarom de zaak op basis van de stukken in het dossier afdoen.

4.De overwegingen voor de beslissing

4.1
De moeder is het eens met de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de vader over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Zij wil ter gelegenheid van die vaststelling ook graag de achternaam van de kinderen veranderd zien in die van de vader. De bijzondere curator is het daarmee eens. De bijzondere curator vindt dat in het belang van de kinderen ter bevestiging van hun band met de vader. [de minderjarige1] van bijna 10 jaar heeft op 24 mei 2023 bij de bijzondere curator aangegeven graag de achternaam van haar vader te willen.
4.2
Het hof stelt vast dat bij de rechtbank geen verzoeken zijn gedaan met betrekking tot de achternaam(keuze) van de kinderen. De rechtbank heeft daarover ook geen beslissingen of weergave van een verklaring dienaangaande in een dictum opgenomen. Wel staat in de beschikking van 13 mei 2022 in de overwegingen dat [de minderjarige1] de achternaam van de moeder houdt (onder verwijzing naar artikel 1:5 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en in de overwegingen van de beschikking van 17 november 2022 dat [de minderjarige2] de achternaam van [de minderjarige1] volgt (onder verwijzing naar artikel 1:5 lid 8 BW).
4.3
Het lijkt erop dat de rechtbank artikel 1:5 lid 9 BW over het hoofd heeft gezien. Hier doet zich namelijk de daarin beschreven situatie voor. De vader is overleden voordat de ouders een naamkeuze als bedoeld in artikel 1:5 lid 2 BW hebben gedaan. In dat geval is de moeder bevoegd alleen de achternaam van de kinderen te kiezen. Uit de laatste volzin van lid 2 in combinatie met lid 9 volgt dat de rechterlijke uitspraak inzake de vaststelling van het vaderschap de verklaring van de moeder omtrent de naamkeuze vermeldt. Dat is hier niet gebeurd. In beide beschikkingen staat niets over de verklaring van de moeder over de achternaam van de kinderen. Ook in het proces-verbaal is daar niets over opgenomen.
4.4
Het hof vindt dat de rechtbank de moeder op de mogelijkheid van de naamkeuze van artikel 1:5 lid 9 BW had moeten attenderen. Het had voor de hand gelegen als de rechtbank de moeder in ieder geval ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 15 april 2022 had gevraagd een naamkeuze te doen. Zeker omdat de rechtbank op basis van het rapport van de bijzondere curator van 3 maart 2021 al bekend was met de wens van de moeder (en [de minderjarige1] ) dat de kinderen de achternaam van de vader zouden krijgen. Het hof zal dit verzuim in hoger beroep herstellen. Dit geldt voor beide kinderen. Weliswaar kende de beschikking van
15 april 2022 een eindbeslissing over het ouderschap van de vader over [de minderjarige1] , maar wat betreft haar achternaam was het een tussenbeschikking. Op basis van artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de moeder die beslissing in dit hoger beroep nog aanvechten.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep en in aanvulling op de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 17 november 2022:
stelt vast dat de moeder ter gelegenheid van de vaststelling van het vaderschap van [de vader]
,overleden [in] 2020, over de minderjarigen [de minderjarige1] , geboren [in] 2013, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2020, voor de geslachtsnaam
[achternaam vader]heeft gekozen;
bepaalt dat de geslachtsnaam van [de minderjarige1] , geboren [in] 2013, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2020, gewijzigd wordt naar
[achternaam vader];
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.P. de Jong-de Goede en
L. van Dijk, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 6 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.