In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding in 2011. De man heeft in 2021 de betaling van de partneralimentatie stopgezet, waarna de vrouw een verzoek indiende om de alimentatie opnieuw te laten vaststellen. De rechtbank Midden-Nederland heeft het verzoek van de man tot nihilstelling van de alimentatie afgewezen, waarop de man in hoger beroep ging. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, namelijk de hertrouw van de man en de geboorte van twee kinderen uit dit nieuwe huwelijk. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en geconcludeerd dat hij onvoldoende financiële middelen heeft om naast zijn verplichtingen voor zijn nieuwe gezin ook partneralimentatie aan de vrouw te betalen. De vrouw ontvangt een bijstandsuitkering en heeft psychische klachten, maar het hof oordeelt dat de behoeftigheid van de vrouw niet verder hoeft te worden beoordeeld, omdat de man al onvoldoende draagkracht heeft. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de partneralimentatie met ingang van 12 oktober 2021 op nihil gesteld.