ECLI:NL:GHARL:2023:5693

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
200.320.948
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind wegens niet langer zinvolle voortzetting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind dat op 21 december 2012 was ingesteld door de kantonrechter in de rechtbank Zutphen. Het bewind was ingesteld vanwege de lichamelijke en geestelijke toestand van [verzoeker]. De kantonrechter had op 6 oktober 2022 het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind afgewezen, waarop [verzoeker] in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 13 juni 2023 heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij in staat is om zijn eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen, omdat hij zelfstandig woont, zijn schulden nagenoeg heeft afgelost en een eigen schildersbedrijf heeft. De bewindvoerder was het niet eens met het verzoek van [verzoeker] en vond dat de kantonrechter de juiste beslissing had genomen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de voortzetting van het bewind niet langer zinvol is. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] het bewind als een last ervaart en dat zijn schuldenlast aanzienlijk is verminderd. Bovendien heeft [verzoeker] geweigerd om de bewindvoerder op de hoogte te houden van zijn financiële situatie, wat de uitvoering van het bewind bemoeilijkt. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten het bewind op te heffen, met ingang van de datum van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.320.948
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9580975)
beschikking van 6 juli 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. O.C.A. Sandberg-Vaillant te Zutphen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bewindvoerder] , handelend onder de naam [naam1],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bewindvoerder.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind. [verzoeker] wil geen bewindvoerder meer om zijn geldzaken te regelen, maar wil dat weer zelf doen.

2.Belangrijke informatie

De kantonrechter in de rechtbank Zutphen heeft de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker] op 21 december 2012 onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke en/of geestelijke toestand.

3.De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 6 oktober 2022 een beschikking gegeven. De kantonrechter heeft in die beschikking het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind afgewezen. Dat betekent dat [verzoeker] nog steeds een bewindvoerder heeft.

4.Het hoger beroep

4.1
[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter en heeft hoger beroep ingesteld. Hij verzoekt het hof zijn verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen.
4.2
De bewindvoerder is het niet eens met het verzoek van [verzoeker] . Zij vindt dat de kantonrechter de juiste beslissing heeft genomen.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 5 januari 2023 met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Sandberg-Vaillant van 26 mei 2023 met bijlagen.
De zitting bij het hof was op 13 juni 2023.
Aanwezig waren:
- [verzoeker] , met zijn advocaat;
- de bewindvoerder.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
In de wet staat dat de kantonrechter het bewind kan opheffen wanneer de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet meer zinvol is (artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).
6.2
[verzoeker] heeft in zijn beroepschrift en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het bewind wat hem betreft niet langer nodig is. Volgens [verzoeker] gaat het goed met hem. Hij woont zelfstandig, zijn schulden zijn nagenoeg afgelost en hij heeft een eigen schildersbedrijf waarin hij al een aantal klussen aan het uitvoeren is. Hij vindt dat hij nu weer in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.
6.3
Het hof zal naar aanleiding van hetgeen op de zitting allemaal gezegd is het bewind opheffen. Voorzetting van het bewind is volgens het hof namelijk niet zinvol en het hof zal dat hierna uitleggen.
Ruim tien jaar geleden is het bewind uitgesproken op eigen verzoek van [verzoeker] , omdat hij na het faillissement van zijn vorige bedrijf een enorme schuldenlast had opgebouwd. Volgens [verzoeker] was zijn schuldenlast destijds meer dan € 50.000,-. Op dit moment is zijn schuldenlast nog ongeveer € 3.500,-. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat [verzoeker] het bewind als een last ervaart en dat hij vindt dat het bewind hem belemmert in zijn vrijheid. [verzoeker] maakt het voor de bewindvoerder erg lastig om haar taken als bewindvoerder goed uit te voeren. Zo weigerde [verzoeker] de gemeente inlichtingen te verschaffen toen het vermoeden bestond dat hij samenwoonde. De gemeente heeft daarop besloten de bijzondere bijstand voor de kosten van het bewind stop te zetten. De bewindvoerder heeft dit uiteindelijk met de gemeente opgelost. [verzoeker] zegt geen vertrouwen meer te hebben in de bewindvoerder en weigert daarom de bewindvoerder op de hoogte te stellen over de werkzaamheden die hij verricht in zijn schildersbedrijf. Over de omvang van die werkzaamheden, hoe hij deze factureert en de wijze waarop hij wordt betaald kon of wilde [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling bij het hof desgevraagd geen opheldering verschaffen. De bewindvoerder is niet verbaasd dat [verzoeker] haar niets heeft verteld, want [verzoeker] had al gezegd dat hij haar niet op de hoogte zou houden van wat hij doet. Voor de bewindvoerder is het onduidelijk waarom het contact met [verzoeker] is verslechterd, want de afgelopen jaren was dit contact goed en was [verzoeker] erg te spreken over de wijze waarop het bewind werd uitgeoefend. De gedragingen van [verzoeker] en zijn weigering om ondersteund te worden door de bewindvoerder bij onder meer het financiële beheer van zijn onderneming, maken dat het bewind niet langer zinvol is en dus moet worden opgeheven. Het hof zal het bewind met ingang van heden opheffen.

7.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.

8.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 oktober 2022, en opnieuw beschikkende:
heft met ingang van heden het bewind op over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] , geboren [in] 1975.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, R. Feunekes en D.J.I. Kroezen en is op 6 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.