ECLI:NL:GHARL:2023:5660

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
21-002785-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake verzoek om onderzoek naar camerabeelden in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Overijssel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2023 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdediging heeft verzocht om nader onderzoek naar bewegende camerabeelden, deze aan de processtukken toe te voegen en om twee getuigen te horen. Het hof heeft het verzoek om de camerabeelden te laten onderzoeken toegewezen, maar het verzoek om deze beelden aan de processtukken toe te voegen en het verzoek om de getuigen te horen, afgewezen. De verdediging stelde dat de camerabeelden ontlastend materiaal bevatten en dat er onjuistheden waren in de informatie die door politie en openbaar ministerie was verstrekt. Het hof oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de camerabeelden bewust waren achtergehouden door het openbaar ministerie. Het hof heeft de zaak verwezen naar het kabinet raadsheer-commissaris voor verdere behandeling en het onderzoek zal worden hervat na het uitspreken van het tussenarrest. De beslissing van het hof houdt in dat de verdediging binnen twee maanden notities moet inbrengen over de camerabeelden, waarna het openbaar ministerie een proces-verbaal zal opmaken met een beschrijving van de beelden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002785-21
Uitspraak d.d.: 5 juli 2023
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 3 juni 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-994536-19 en 08-994570-19, tegen

[verdachte] ,

gevestigd te [plaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de appelschriftuur en de aanvullende schriftelijke onderzoekswensen van de verdediging, alsmede de nadere toelichting daarop zoals deze namens verdachte en haar raadslieden, mr. M. Hendriks en mr. M. van Leeuwen, naar voren zijn gebracht tijdens de terechtzitting. Het hof heeft voorts kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal.

Onderzoekswensen

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft per brief van 21 december 2021 en op de regiezitting van 21 juni 2023 – kort gezegd – allereerst aangevoerd dat de bij [adres 2] te [pleegplaats] gemaakte – bewegende – camerabeelden altijd al voorhanden zijn geweest en dat de rechtbank en de verdediging daarover opzettelijk onjuist zijn geïnformeerd door politie en openbaar ministerie. De verdachte is daarmee in haar verdediging geschaad.
De verdediging heeft daarnaast per brief van 21 december 2021 en op de regiezitting van 21 juni 2023 de volgende concrete onderzoekswensen kenbaar gemaakt:
A. Het laten onderzoeken van de camerabeelden (verzoek A.1) en het toevoegen van de camerabeelden aan de processtukken (verzoek A.2)
De verdediging heeft verzocht nader onderzoek te laten verrichten naar de bewegende camerabeelden, gemaakt door de camera gericht op [adres 2] te [pleegplaats] , waarbij wordt gerapporteerd wat daarop wordt waargenomen en wat er afwijkt van de stills. Daarnaast dienen de camerabeelden (gegevensdragers) bij de processtukken te worden gevoegd.
De verdediging heeft hierbij toegelicht dat haar slechts een dvd met foto’s (stills) van bewegende camerabeelden ter beschikking is gesteld. In een fiscaal onderzoek naar verdachte door de Belastingdienst Arnhem is in 2021 gebleken dat er een harde schijf met een omvang van vier terabyte aan bewegende beelden bestond. Deze is op 17 augustus 2021 door de Belastingdienst aan de verdediging ter beschikking gesteld. [naam vertegenwoordiger] , vertegenwoordiger van verdachte, en medeverdachte, heeft deze beelden bekeken en geconcludeerd dat zij voor onderhavige zaak ontlastend materiaal bevatten.
B. Het horen van de volgende getuigen:
1. mevr. mr. [naam officier van justitie] (officier van justitie);
2. de heer [naam verbalisant] van het Team Milieu van de Politie Oost-Nederland.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich per brief van 20 juni 2023 en ter terechtzitting van het hof – kort gezegd en met verwijzing naar het op 20 juni 2023 door officier van justitie [naam officier van justitie] opgemaakte proces-verbaal – op het standpunt gesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de uitleg die de officier van justitie in eerste aanleg ter terechtzitting heeft gegeven, en dat er geen aanwijzingen zijn dat de officier van justitie de camerabeelden bewust of opzettelijk heeft achtergehouden. Daarnaast is het uitgangspunt van de equality of arms niet aangetast geweest, nu in eerste aanleg noch het openbaar ministerie, noch de verdediging, noch de feitenrechter in het bezit waren van de bewegende beelden.
Ten aanzien van het verstrekken van de camerabeelden heeft de advocaat-generaal zich primair op het standpunt gesteld dat de bewegende beelden niet toegevoegd dienen te worden aan de processtukken en dat aanvullend onderzoek door het bekijken van de beelden en het beschrijven van de bevindingen niet nodig is. Subsidiair heeft de advocaat-generaal betoogd dat, als het hof het wel noodzakelijk vindt dat er beelden moeten worden toegevoegd aan de processtukken, het aan de verdediging is – gelet op de omvang van het beeldmateriaal – om, binnen een redelijke termijn, kenbaar te maken welke beeldfragmenten zij toegevoegd wenst te zien. Meer subsidiair heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat, indien het hof van mening is dat toch alle bewegende beelden dienen te worden toegevoegd aan de processtukken, elke procespartij daartoe zelf harde schijven beschikbaar stelt.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om de getuigen [naam officier van justitie] en [naam verbalisant] te horen dient te worden afgewezen.
Oordeel van het hof
Voorafgaand aan de bespreking van de onderzoekswensen overweegt het hof dat het vooralsnog geen aanwijzingen heeft dat de camerabeelden bewust door het openbaar ministerie zijn achtergehouden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat, voor zover de verdediging met het door haar gevoerde verweer heeft bedoeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, thans geen grond bestaat voor een dergelijke beslissing.
Ten aanzien van de verzoeken A.1 en A.2
Het hof stelt vast dat dit verzoek moet worden beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Het hof vindt het niet noodzakelijk dat alle camerabeelden zonder enige selectie en/of duiding aan de processtukken worden toegevoegd. In zoverre wordt het verzoek dan ook afgewezen.
Gelet echter op hetgeen ter terechtzitting bij het hof namens de verdachte door de raadslieden is aangevoerd overweegt het hof dat niet valt uit te sluiten dat de camerabeelden ontlastend kunnen zijn voor verdachte. Daarom zal het hof het verzoek om camerabeelden nader te laten onderzoeken wel toewijzen, echter onder de hierna in het dictum te vermelden voorwaarden.
Ten aanzien van verzoek B
Het hof heeft dit verzoek eveneens beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium.
Door de verdediging is niet gemotiveerd waarom officier van justitie [naam officier van justitie] en verbalisant [naam verbalisant] als getuige gehoord dienen te worden. Het hof begrijpt het standpunt van de verdediging aldus dat de verdediging officier van justitie [naam officier van justitie] wenst te horen omdat zij ter terechtzitting in eerste aanleg, op 21 april 2021, gesteld zou hebben dat het procesdossier alle beschikbare camerabeelden en bijbehorende stukken bevat. In een proces-verbaal van bevindingen van 20 juni 2023 heeft de officier van justitie [naam officier van justitie] een toelichting gegeven op hetgeen voorafgaand aan de zitting in eerste aanleg is gebeurd. Daarnaast begrijpt het hof dat de verdediging verbalisant [naam verbalisant] wenst te horen omdat hij de opdracht zou hebben gegeven camerabeelden ter beschikking van de Belastingdienst te stellen.
Zoals hierboven reeds aangegeven overweegt het hof dat er vooralsnog geen aanwijzingen zijn dat de camerabeelden bewust door het openbaar ministerie zijn achtergehouden. Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen.
Verwijzing naar het kabinet raadsheer-commissaris
Om proceseconomische redenen zal het hof de zaak verwijzen naar het kabinet raadsheer-commissaris.
BESLISSING
Het hof:

Wijst af de getuigenverzoeken onder B.

Wijst af het verzoek de camerabeelden aan de processtukken toe te voegen.

Wijst toe het verzoek de (bewegende) camerabeelden te laten onderzoeken.

Bepaalt dat de camerabeelden zullen worden onderzocht onder de volgende voorwaarden:
- de verdediging zal
binnen twee maanden na wijzen van het tussenarrestde door [naam vertegenwoordiger] gemaakte notities inbrengen waarin beschreven staat welk fragmenten uit de bewegende beelden niet in overeenstemming zijn met de in de processen-verbaal beschreven stills, met dien verstande dat de verdediging:
i) bij deze notities in ieder geval de datum, tijd en de namen van de personen die op de beelden te zien zijn, zal vermelden, en;
ii) enkel de notities zal overleggen voor zover die zien op de in de tenlastelegging vermelde personen ( [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] );
  • van de aldus opgegeven beeldfragmenten zal binnen
  • na verstrekking aan de verdediging van dit proces-verbaal zal de verdediging, in het geval zij nog op- of aanmerkingen heeft, deze
Verwijst de zaak naar de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde de ontvangst en verzending van stukken te verzorgen en de hierboven weergegeven termijnen te bewaken.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat na het uitspreken van het tussenarrest.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.

Aldus gewezen door

mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M.L. Plas en mr. D.R. Sonneveldt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.P. Keuker, griffier,
en op 5 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.