ECLI:NL:GHARL:2023:5635

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.322.318
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dwangsom in zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot een zorgregeling voor een minderjarige. De ouders van de 10-jarige [de minderjarige] hebben een zorgregeling afgesproken, waarbij het kind om de week bij de moeder verblijft. Na een periode van geen contact tussen de minderjarige en de moeder, heeft de moeder de voorzieningenrechter verzocht de vader te bevelen tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van € 500,- per keer dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,-. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen grotendeels toegewezen, met een dwangsom van € 500,- tot een maximum van € 15.000,-. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, met als doel de opgelegde dwangsom te laten afwijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2023 is het hof ingelicht over de situatie en de eerdere afspraken. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgregeling voor de minderjarige duidelijk is en dat het belang van het kind voorop staat. Het hof oordeelt dat de dwangsom noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de zorgregeling op een rustige manier wordt uitgevoerd, en dat de vader zich aan de afspraken houdt. Het hof heeft besloten dat de veroordeling van de vader om de dwangsom te betalen in stand blijft, en dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen. Het arrest is op 4 juli 2023 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.322.318
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 549348)
arrest in kort geding van 4 juli 2023
in de zaak van
[verzoeker]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: de vader
advocaat: mr. A.S. Bodha
tegen
[verweerster] ,
die woont in [woonplaats2]
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna: de moeder
advocaat: mr. J. Schouten

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 9 mei 2023 heeft op 6 juni 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] die nu 10 jaar oud is. Partijen hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De afgelopen jaren hebben partijen uitvoering gegeven aan een tussen hen
overeengekomen zorgregeling, die inhoudt dat [de minderjarige] om de week van vrijdag uit school tot zondagavond bij de moeder verblijft en de rest van de tijd bij zijn vader. Na het weekend van 4, 5 en 6 november 2022 heeft [de minderjarige] geen contact meer met zijn moeder gehad.
2.3.
De moeder heeft bij de voorzieningenrechter gevorderd de vader te bevelen tot nakoming van de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] , op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer dat de vader in gebreke mocht blijven, met een maximum van
€ 50.000,-.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen voor een belangrijk deel toegewezen.
- De voorzieningenrechter heeft de vader veroordeeld tot nakoming van de volgende opbouwende zorgregeling:
[de minderjarige] verblijft bij de moeder:
- op zondag 1 januari 2023 van 12.00 uur tot 17.00 uur;
- op zondag 15 januari 2023 van 10.00 uur tot 19.00 uur;
- van zaterdag 28 januari 2023 10.00 uur tot zondag 29 januari 2023 19.00 uur;
- vanaf vrijdag 10 februari 2023 weer conform de eerder tussen partijen gemaakte afspraak, dus om de week van vrijdag uit school tot en met zondag 19.00 uur.
- heeft de vader veroordeeld om aan de moeder een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere keer dat hij niet aan de hierboven uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,- is bereikt.
2.5.
De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vordering betreffende de opgelegde dwangsom alsnog wordt afgewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal beslissen dat de veroordeling van de vader om aan de moeder een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de bij vonnis van
23 december 2022 vastgestelde zorgregeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt, in stand moet blijven.
3.2.
In deze zaak in hoger beroep staat vast wat de inhoud van de zorgregeling voor [de minderjarige] is. Het gaat dus niet om een beoordeling van deze zorgregeling, maar uitsluitend om de vraag of daaraan een dwangsom moet worden verbonden. Het belang van [de minderjarige] is de maatstaf voor die beoordeling. Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de zorgregeling op een rustige manier wordt uitgevoerd, waarbij [de minderjarige] weet wanneer hij bij zijn vader en zijn moeder is. In het verleden zijn er strubbelingen geweest waarbij de vader zonder toestemming van de moeder, om hem moverende redenen, de zorgregeling tijdelijk heeft stopgezet. Om te voorkomen dat dit nog eens zal gebeuren is een dwangsom noodzakelijk. Gelet op het inkomen van de man (€ 2.500 netto per maand) biedt de vastgestelde dwangsom de juiste financiële prikkel. Het hof ziet dan ook geen reden om deze te matigen.
3.3.
Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (familieverhoudingen).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
23 december 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de rechtbank;
4.3.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, K.A.M. van Os- ten Have en S. Kuijpers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
4 juli 2023.