Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
Dit hof heeft bij tussenbeschikking van 8 juli 2021een bijzondere curator voor [de minderjarige] benoemd. Bij tussenbeschikking van 16 november 2021 heeft het hof het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) benoemd als deskundige, en vragen voorgelegd. Op 2 augustus 2022 heeft het hof het IJI verzocht aanvullend te informeren. Het IJI heeft tweemaal gerapporteerd.
Vaststaat dat [de minderjarige] inmiddels zestien jaar oud is maar dat zij dat ten tijde van de bestreden beschikking nog niet was, en dat de vader haar verwekker is.
Bij de beantwoording van de vraag of voor het overige is voldaan aan de wettelijke vereisten als genoemd onder rechtsoverweging 2.1, komt het aan op een afweging van het belang van de vader om te erkennen tegenover de belangen van de moeder en [de minderjarige] bij het niet-erkennen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie in rechte wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking. De moeder heeft er belang bij dat zij een ongestoorde relatie met haar kind kan hebben. Indien een reëel risico bestaat dat het kind door de erkenning door de vader wordt belemmerd in zijn sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling, dient geen vervangende toestemming te worden verleend: erkenning is in dat geval immers niet in het belang van het kind
Dit lijkt inhoudelijk sterk op het ‘gezamenlijk gezag’ zoals dat in Nederland geldt. Dit betekent dat de vader belangrijke beslissingen kan nemen in het leven van [de minderjarige] , bijvoorbeeld over waar zij haar hoofdverblijfplaats heeft of wanneer en hoeveel contact zij met hem heeft. Dit is, los van het gegeven dat [de minderjarige] dit zelf niet wenst, lastig omdat de vader tot nog toe geen rol in het leven van [de minderjarige] heeft gespeeld en hij haar niet kent, en dus evenmin zicht heeft op wat zij nodig heeft.
Hoewel de vader benadrukt dat het de vrije keuze is van [de minderjarige] om met hem in contact te treden, heeft de vader eerder in Ghana procedures gevoerd om een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en hem te laten vaststellen, en om tot wijziging van de achternaam van [de minderjarige] in die van hem te komen.
Dit strookt niet met de stelling van de vader dat hij de keuze bij [de minderjarige] laat om contact te hebben met elkaar. Het hof is van oordeel dat [de minderjarige] de ruimte moet krijgen om, indien en wanneer zij dat wil, zelf contact met haar vader te zoeken. Dit is ook het advies van de raad voor de kinderbescherming in hoger beroep.
De vader heeft ten slotte nog aangevoerd dat hij er belang bij heeft dat hij als [de minderjarige] ’s vader op haar geboorteakte komt te staan en dat [de minderjarige] daar ook recht op heeft. Het belang van [de minderjarige] en de moeder bij niet-erkennen weegt naar het oordeel van het hof ook zwaarder dan het belang van de vader dat de familierechtelijke betrekking tussen hem en [de minderjarige] op de geboorteakte wordt vermeld.