ECLI:NL:GHARL:2023:5585

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.323.748
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen en kinderalimentatie in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing met haar kinderen naar de regio Noord-Veluwe en om kinderalimentatie. De vrouw, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, stelde dat zij om psychische redenen en vanwege de noodzaak van een sociale huurwoning naar de regio [plaats2] wilde verhuizen. De man, de vader van de kinderen, voerde verweer en stelde dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen was, die in hun vertrouwde omgeving moesten blijven. Het hof oordeelde dat de vrouw onvoldoende had onderbouwd dat haar noodzaak om te verhuizen zwaarder woog dan het belang van de kinderen om in hun huidige omgeving te blijven. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de vrouw vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar een woning in de regio Noord-Veluwe, mits deze urgentie wordt goedgekeurd. Tevens is de man verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen, vastgesteld op € 72,50 per kind per maand, totdat de voormalige echtelijke woning is verkocht. De rechtbank heeft verder bepaald dat de belastingaanslagen en -teruggaven van de huwelijkse periode gelijkelijk verdeeld moeten worden en dat de voormalige echtelijke woning verkocht zal worden via een makelaar, waarbij de opbrengst gelijkelijk tussen beide partijen wordt verdeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.323.748 en 200.323.750
(zaaknummer rechtbank Gelderland 400232 en 405974)
beschikking van 4 juli 2023
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Kaljee te IJsselstein,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. D. van Haaften te Ermelo.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats, Zutphen, van 12 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 maart 2023;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Van Haaften van 31 mei 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Kaljee van 13 juni 2023 met een brief van mr. Kaljee van dezelfde datum met daarin een aanvulling verzoek en producties;
  • een journaalbericht van mr. Van Haaften van 15 juni 2023 met een brief van mr. Van Haaften van dezelfde datum en met producties;
  • een journaalbericht van mr. Kaljee van 19 juni 2023 met een brief van mr. Kaljee van dezelfde datum en producties;
  • een journaalbericht van mr. Kaljee van 22 juni 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 27 juni 2023 plaatsgevonden.
Beide partijen waren aanwezig en werden bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2016 in [plaats1] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen. Het huwelijk van partijen is [in] 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De vrouw en de man zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 (verder: [de minderjarige1] ) en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2019 (verder: [de minderjarige2] ).
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (verder ook te noemen: de kinderen).
3.3
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 25 januari 2022 heeft de rechtbank
- de kinderen toevertrouwd aan de vrouw;
- bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning;
- verstaan dat de man de hypotheekrente van de echtelijke woning betaalt tot een bedrag van € 2.962,- bruto per jaar en de helft van de aflossingen tot een bedrag van € 377,- per maand en de helft van de eigenaarslasten;
- de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen zo verdeeld dat zij de ene week van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de man verblijven en de andere week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, en de helft van de vakantie- en feestdagen, te verdelen in onderling overleg;
- bepaald dat de man met ingang van 23 december 2021 € 80,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen.
3.4
De vrouw heeft op 11 maart 2022 verzocht de beschikking van 25 januari 2022 te wijzigen. Bij beschikking van 25 april 2022 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang,
uitvoerbaar bij voorraad:
- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal zijn;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld in die zin dat de kinderen bij de man zullen verblijven de ene week van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur en de andere week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, en de helft van de vakantie- en feestdagen, te verdelen in onderling overleg;
- bepaald dat de vrouw, als zij op het ogenblik van de inschrijving van de beschikking, voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken, de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats1] bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden voort te zetten;
en het meer of anders verzochte, waaronder de verzoeken van de vrouw strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming om te verhuizing met de kinderen naar de regio [plaats2] en kinderalimentatie, afgewezen. Gevolg daarvan is dat de verplichting van de man tot het betalen van kinderalimentatie als vastgelegd in de beschikking voorlopige voorziening per 4 april 2023 ten einde is gekomen.
4.2
De vrouw is met negentien grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de zorgregeling, vervangende toestemming, de kinderalimentatie, een vergoedingsrecht in verband met door man betaalde hypotheeklasten, belastingteruggaven tijdens de huwelijkse periode en de verdeling van de voormalige echtelijke woning van partijen.
De vrouw verzoekt in het beroepschrift, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, waarbij waar nodig de motivering wordt aangepast dan wel uitgebreid, te bepalen dat:
1. de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor de verhuizing met de kinderen naar de gemeente [de gemeente] , althans een gemeente in de omgeving van [plaats2] die dichtbij [woonplaats1] ligt, en inschrijving op een basisschool dan wel kinderopvang aldaar;
2. indien en voor zover er toestemming wordt verleend voor een verhuizing van de
vrouw met de kinderen naar [plaats2] , het contact tussen de man en de kinderen dan als volgt zal plaatsvinden:
eens per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond
18
uur dan wel tot en met maandagochtend naar school, waarbij de man de
kinderen ophaalt uit school op vrijdagmiddag en naar zijn werk in [plaats3] meeneemt op
maandagochtend waar de vrouw de kinderen ophaalt en daarna naar school brengt
dan wel dat de vrouw de kinderen op zondagavond bij de man ophaalt, en iedere donderdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school, waarbij de man
de kinderen op donderdagmiddag ophaalt uit school of vanaf de woonplek van de
vrouw en in de ene week in het weekend voorafgaand aan zijn zorgweekend de
kinderen ook weer op vrijdagochtend naar school brengt en waarbij de vrouw in de
andere week voorafgaand aan haar zorgweekend de kinderen op vrijdagochtend bij
de man ophaalt en naar school brengt;
3. indien en voor zover er toestemming wordt verleend voor een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats2] , dan de volgende vakantie- en
feestdagenregeling zal gelden:
- zomervakantie: de kinderen zijn de eerste twee weken bij de man, de twee weken daarna bij de vrouw en de laatste twee weken bij de man;
- voorjaars- en herfstvakantie: de kinderen zijn bij de man, waarbij de vakantie op
vrijdagmiddag uit school start en de kinderen in het laatste weekend voor de school
weer begint bij de vrouw zijn;
- mei- en kerstvakantie: de kinderen zijn in de even jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw en in de oneven jaren de eerste week bij de vrouw en
de tweede week bij de man;
- de overige feestdagen, studiedagen en bijzondere dagen: deze dagen worden 50- 50% verdeeld in onderling overleg.
4. de man € 131,- per kind per maand, althans een hoger bedrag als het hof juist acht
dient bij te dragen in de kosten van de kinderen, met ingang van 4 april 2023, steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
5. indien en voor zover het hof rekent met een dubbele woonlast aan de zijde van
de man, te verklaren voor recht dat de man geen regresrecht of een vergoedingsrecht
heeft ten aanzien van de door hem betaalde hypotheekbetalingen vanaf de ontbinding
van de gemeenschap tot aan de notariële overdracht van de echtelijke woning;
6. ieder der partijen voor de helft draagplichtig is voor de
belastingaanslagen/-terugvorderingen die zijn opgelegd na de peildatum maar die zien op de periode dat partijen fiscaal (toeslag)partner waren/zijn en te bepalen dat de
belastingteruggaven die worden ontvangen na de peildatum maar die zien op de peri ode dat partijen nog fiscaal partner waren/zijn toekomen aan ieder der partijen voor de helft;
7. de wijze van verdeling van de gemeenschap van goederen te gelasten en te bepalen dat
de echtelijke koopwoning van partijen aan een derde moet worden verkocht, waarbij makelaar [naam1] te [woonplaats1] wordt ingeschakeld voor het verkooptraject, dat niet eerder zal starten dan na afloop van de termijn van de vrouw voor het
voortgezet gebruik van de woning en te bepalen dat de netto verkoopopbrengst 50-
50% moet worden verdeeld tussen partijen,
kosten rechtens.
4.3
De man voert verweer en hij verzoekt het hof om het hoger beroep van de vrouw (deels) ongegrond te verklaren en te bepalen dat:
- het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen voor een
verhuizing naar [plaats2] wordt afgewezen;
- de wijziging van de zorgregeling wordt afgewezen;
- het verzoek om kinderalimentatie van € 131,- te betalen, wordt afgewezen;
- het verzoek van de vrouw om voor recht te verklaren dat de man geen vergoedings- of regresrecht heeft voor wat betreft de door hem betaalde hypotheekbetalingen vanaf de
peildatum wordt afgewezen;
- de man een vergoedings- of regresrecht heeft vanaf de peildatum van 21 februari 2022
tot de datum van de verkoop van de woning, althans tot een datum als het hof juist
acht, voor € 188,50 per maand;
- de man gerechtigd zal zijn tot het belastingvoordeel dat hij geniet ten gevolge van de
aftrek van de hypotheekrechte van de echtelijke woning;
- het verzoek van de vrouw om de overwaarde van de woning bij verkoop 50/50 te
verdelen wordt afgewezen en te bepalen dat aan de man uit de overwaarde eerst een
bedrag van € 188,50 per maand vanaf 21 februari 2022 wordt uitgekeerd waarna de overwaarde tussen partijen bij helfte wordt gedeeld.
4.4
In de brief van mr. Kaljee van 13 juni 2023 heeft de vrouw haar verzoek aangevuld in die zin dat zij verzoekt te bepalen dat het hof haar vervangende toestemming verleent voor de verhuizing met de kinderen, primair naar de gemeente [de gemeente] , subsidiair naar een gemeente in de regio [plaats2] die dichterbij [woonplaats1] ligt, uiterst subsidiair naar een gemeente in de regio Noord-Veluwe, en inschrijving voor een basisschool, kinderopvang en eventueel BSO aldaar.
4.5
In de brief van mr. Van Haaften van 15 juni 2023 heeft de man zijn verzoek om een vergoedings- of regresrecht vast te stellen ingetrokken, zodat het hof op dat verzoek niet meer hoeft te beslissen.

5.De overwegingen voor de beslissing

vervangende toestemming
5.1
In artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing daarom alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen en alle betrokken belangen afwegen.
5.3
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, in dit geval de moeder, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of het voornemen van de vrouw om te verhuizen als verzocht, in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.4
Op grond van de stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen, is het hof net als de rechtbank van oordeel dat het primaire en het subsidiaire verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing naar de gemeente [de gemeente] , althans naar een gemeente in de regio [plaats2] die dichterbij [woonplaats1] ligt, in elk geval dient te worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.5
De vrouw heeft, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, onvoldoende onderbouwd dat haar belang met zich brengt dat vervangende toestemming moet worden verleend voor een verhuizing naar [plaats2] . Het hof begrijpt de wens van de vrouw om te verhuizen naar [plaats2] , de omgeving waar zij is opgegroeid en waar haar familie woont. De vrouw heeft de noodzaak om te verhuizen naar de gemeente/regio [plaats2] echter onvoldoende onderbouwd. Die noodzaak is dus niet vast komen te staan.
De vrouw stelt dat de noodzaak van de verhuizing onder andere is gelegen in haar psychische gesteldheid. Zij voelt zich al langere tijd ongelukkig in [woonplaats1] en zij is niet in staat om in [woonplaats1] haar eigen leven op te bouwen. Zij ervaart het wonen in [woonplaats1] als zeer onprettig, angstig en belemmerend zij vindt het moeilijk om geconfronteerd te worden met de man, zijn familie en zijn nieuwe partner. De vrouw heeft deze psychische noodzaak, tegenover de gemotiveerde betwisting door de man, echter niet verder geconcretiseerd. De vrouw heeft enkel een brief van haar therapeut [naam2] van 13 juni 2023 overgelegd. Het hof acht de inhoud van deze brief te summier om te concluderen dat vanwege de psychische gesteldheid van de vrouw een noodzaak bestaat om te verhuizen naar de gemeente/regio [plaats2] .
Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat de vrouw werkt in de ouderenzorg in het centrum van [woonplaats1] en het haar in zoverre dus is gelukt om in [woonplaats1] haar draai te vinden.
5.6
De vrouw stelt daarnaast dat de noodzaak erin is gelegen dat zij in [woonplaats1] geen betaalbare woning kan vinden, terwijl zij in [plaats2] op grond van haar inschrijfduur in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Ook deze stelling heeft de vrouw, tegenover de gemotiveerde betwisting door de man, onvoldoende onderbouwd. Het hof volgt de vrouw in haar stelling dat zij met haar huidige salaris hoogstwaarschijnlijk geen geschikte woning in [woonplaats1] kan kopen. Ook huur van een woning in de particuliere sector zal, gelet op het huidige beperkte inkomen van de vrouw, erg moeilijk zijn. De vrouw heeft echter onvoldoende aangetoond dat er geen andere alternatieven voor woonruimte mogelijk zijn. Behalve dat zij eerst recent een aanvraag heeft gedaan voor een urgentieverklaring, is tot nu toe niet gebleken dat de vrouw zich voldoende heeft ingespannen voor het vinden van andere woonruimte in of rond [woonplaats1] . Ten aanzien van de door de vrouw ingediende urgentie is gebleken dat op 6 juli 2023 de beoordeling van de aanvraag door de urgentiecommissie zal plaatsvinden. Het hof begrijpt uit de stukken en wat op de zitting is besproken, dat er een gerede kans bestaat dat de urgentieaanvraag wordt toegewezen.
5.7
Het hof overweegt daarbij verder dat het belang van de vrouw bij een woonplaats waar zij zich prettig en vertrouwd voelt niet zwaarder weegt dat het belang van de kinderen om in hun huidige vertrouwde omgeving - en dus in [woonplaats1] - te kunnen blijven wonen. Ook het belang van de kinderen en de man bij een uitgebreide zorgregeling dient te prevaleren boven dat belang van de vrouw. De man neemt op dit moment een aanzienlijk deel van de zorgtaken op zich en is betrokken bij het leven van de kinderen. Het behoud en verder opbouwen van het contact tussen de kinderen en de man is mede gelet op de nog jonge leeftijd van de kinderen van essentieel belang voor de hechting aan de man. Hoewel de vrouw een redelijke compensatie heeft geboden voor de bestaande zorgregeling zal bij een verhuizing naar de gemeente/regio [plaats2] de regelmaat en vanzelfsprekendheid daarvan verdwijnen evenals de mogelijkheid om spontaan contact met elkaar te hebben. Daarbij neemt het hof ook het advies van de raad op de zitting in aanmerking. De raad heeft gezegd dat het niet in het belang van de kinderen is om te verhuizen naar een andere plaats buiten [woonplaats1] , althans een andere plaats die meebrengt dat de kinderen naar een andere school moeten en het huidige co-ouderschap in feite niet meer mogelijk is. Volgens de raad vormt een echtscheiding op zich voor een kind al een grote verlieservaring die een kind veel te verwerken geeft. Het is volgens de raad dan ook van groot belang dat kinderen na een echtscheiding veel contact blijven houden met beide ouders. Nog veel belangrijker is het dat ze daarbij één leefwereld houden en niet hoeven te splitsen tussen de ene leefwereld bij de ene ouder en de andere leefwereld bij de andere ouder. Dit zogenaamde splitsen is voor een kind ontzettend ingewikkeld. Wanneer ouders dicht bij elkaar wonen zal gemakkelijker één leefwereld in stand kunnen worden gehouden. Als ouders ver uit elkaar wonen zullen voor het kind eerder twee verschillende leefwerelden ontstaan. Het komt de ontwikkeling van een kind dat al op jonge leeftijd in twee huizen moet opgroeien ten goede, wanneer het met beide ouders een goede band kan opbouwen, zo is volgende de raad uit onderzoek gebleken. Hoe beter de band met de ouder, hoe beter het kind functioneert. Daarom is het in dit geval van groot belang dat beide ouders een aanzienlijk aandeel in de leefwereld van de kinderen kunnen hebben en dat de vrouw in [woonplaats1] blijft wonen, aldus de raad. Het hof volgt dit advies van de raad.
5.8
Alle belangen tegen elkaar afwegend is het hof van oordeel dat de persoonlijke noodzaak van de vrouw om naar de gemeente/regio [plaats2] te verhuizen niet zwaarder weegt dan het belang van de man om de situatie ongewijzigd te laten en op adequate wijze betrokken te blijven bij het leven van de kinderen en zijn vaderrol invulling te kunnen geven, alsmede het belang van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen. Gevolg is dat de bestreden beschikking in stand blijft voor zover daarin het verzoek van de vrouw om met de kinderen naar de regio [plaats2] te mogen verhuizen is afgewezen.
5.9
De vrouw heeft in hoger beroep haar verzoek uitgebreid. Zij verzoekt uiterst subsidiair om haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen naar een gemeente in de regio Noord-Veluwe. De vrouw heeft daarbij toegelicht dat de urgentie die zij heeft aangevraagd niet alleen ziet op [woonplaats1] maar op de gehele regio Noord-Veluwe, zijnde de gemeenten Putten, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Elburg en Oldebroek. Als zij niet naar (de omgeving van) [plaats2] mag verhuizen blijft zij het liefst in [woonplaats1] wonen. Zij dient echter, om voor een urgentie in aanmerking te komen en daarvan gebruik te (kunnen) maken, actief te reageren op het passende aanbod in de gehele regio Noord-Veluwe. Het kan dus gebeuren dat zij een woning buiten [woonplaats1] zal moeten aanvaarden, bijvoorbeeld in [plaats4] . De urgentie vervalt na zes maanden. Gelet op deze voorwaarden en nu de man daartegen in zoverre geen verweer heeft gevoerd, zal het hof het uiterst subsidiaire verzoek van de vrouw toewijzen. Daarbij overweegt het hof dat het, mede gelet op advies van de raad en de gevolgen die een verhuizing uit de nabije omgeving van de andere ouder voor de kinderen zal hebben van groot belang is dat de vrouw haar uiterste best doet om met de kinderen in (de directe omgeving van) [woonplaats1] een woning te vinden, zodat de kinderen ook na de verhuizing op dezelfde school kunnen blijven en het co-ouderschap in stand kan blijven. Het hof benadrukt daarbij in navolging van de raad dat de kinderen nog erg jong zijn, dat zij in [woonplaats1] zijn geworteld en dat in [woonplaats1] familie woont. Daarnaast moet voorkomen worden dat voor de kinderen twee leefwerelden ontstaan, hetgeen gebeurt als door de verhuizing het co-ouderschap noodgedwongen ten einde komt, omdat dit hun ontwikkeling belemmert. De raad heeft dit belang ter zitting uitvoerig benadrukt en partijen hebben dat ook onderschreven.
5.1
Ten aanzien van stelling van de vrouw dat de rechtbank in de bestreden beschikking ten onrechte de omstandigheden die volgens de Hoge Raad een rol kunnen spelen bij een beslissing als de onderhavige (de zogenaamde ‘verhuiscriteria’ ) slechts heeft genoemd en niet heeft meegewogen, overweegt het hof het volgende.
Bij een beslissing in een geschil als het onderhavige dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen en alle betrokken belangen te worden afgewogen. De door de Hoge Raad genoemde verhuiscriteria dienen daarbij als houvast maar zij vormen geen
checklist. Het hof heeft alle relevante belangen wel genoegzaam meegewogen. Het hof merkt nog op dat het voorgezet gebruik eindigt per 4 oktober 2023, maar dat de man ter zitting heeft toegezegd dat de vrouw in de woning kan blijven tot de overdracht/levering van de woning aan een derde plaatsvindt.
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.11
Nu het hof de vrouw geen vervangende toestemming verleend voor verhuizing naar de gemeente/regio [plaats2] , komt het hof aan het – voorwaardelijke - verzoek van de vrouw tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken niet toe.
kinderalimentatie
5.12
Als gevolg van de bestreden beschikking is de man per 4 april 2023 geen bijdrage voor de kinderen meer verschuldigd. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de rechtbank op dit punt juist is, met name ook voor wat betreft het rekening houden met de dubbele woonlasten van de man. De man betaalt zowel de maandelijkse hypotheekrente als de helft van de aflossing van de echtelijke woning waarin de vrouw verblijft, als de huur van een eigen woning. Partijen hebben tegen de achtergrond van de in hoger beroep overgelegde draagkrachtberekeningen, die ook bij deze dubbele woonlast duiden op een geringe draagkracht aan de zijde van de man ter zitting overeenstemming bereikt over door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De overeenstemming ziet op de periode van 27 juni 2023 tot het moment dat de voormalig echtelijke woning zal zijn verkocht en geleverd aan een derde. Hieruit leidt het hof af dat partijen hun verzoeken/standpunten in hoger beroep dienovereenkomstig hebben gewijzigd.
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en beslissen als volgt.
5.13
De vrouw verzoekt het hof voorts om een door de man te betalen kinderalimentatie vast te stellen voor de periode vanaf het moment dat de voormalig echtelijke woning zal zijn verkocht en geleverd aan een derde, omdat de man vanaf dat moment geen dubbele woonlasten meer heeft en zijn draagkracht dus stijgt.
De man voert daartegen gemotiveerd verweer. Hij voert aan dat er op dit moment te veel onzekerheden zijn om een adequate bijdrage te kunnen vaststellen.
5.14
Het hof volgt de man in zijn stelling dat het vaststellen van een onderhoudsbijdrage voor de periode nadat de voormalig echtelijke woning zal zijn verkocht niet mogelijk is. Veel componenten die het hof voor de vaststelling van een bijdrage nodig heeft, zijn op dit moment onzeker. Zo zijn beide partijen op dit moment gedeeltelijk arbeidsongeschikt, zodat niet duidelijk is wat hun inkomen zal zijn op het moment dat de voormalig echtelijke woning zal zijn verkocht en geleverd aan een derde. Het inkomen dat de man op dit moment verdient is eveneens onduidelijk, ook voor de man zelf en hij heeft daarom verduidelijking gevraagd bij zijn werkgever. Daarnaast is niet duidelijk wanneer de voormalig echtelijke woning verkocht en geleverd zal worden en waar de vrouw zal gaan wonen en wat de woonlasten van de vrouw dan zullen zijn. Het hof acht zich daarom onvoldoende geïnformeerd om een adequate bijdrage vast te stellen en zal het verzoek in zoverre afwijzen.
belastingaanslagen en belastingteruggaven huwelijkse periode
5.15
Uit de stukken blijkt dat partijen het erover eens zijn dat zij over de periode 2021 en 2022, voor zover zij in die periode fiscaal partners waren, hun belastingaanslagen- en teruggaven met elkaar zullen afwikkelen en zullen verdelen bij helfte. Het hof zal aldus bepalen.
verdeling voormalig echtelijke woning
5.16
Tot slot stelt de vrouw de verdeling aan de orde. Partijen hebben de gemeenschap verdeeld met uitzondering van de echtelijke woning. Ten onrechte heeft de rechtbank op dat punt geen beslissing genomen, aldus de vrouw. De man is het daarmee eens. Het hof stelt vast dat partijen het eens zijn over de voorgestane marsroute. Partijen zijn het eens over de makelaar die de verkoop ter hand zal nemen, te weten [naam1] te [woonplaats1] . De man heeft zijn verzoek om een vergoedings- of regresrecht vast te stellen, ingetrokken. Het hof begrijpt, mede gezien het verhandelde ter zitting, dat die intrekking daarop is gebaseerd dat sinds de beschikking voorlopige voorzieningen ieder van partijen de helft van de aflossing
(€ 377,- per maand) betaalt en de man afziet van een vergoedings-/regresrecht voor de betaalde hypotheekrente. Tegen die achtergrond heeft ieder van de partijen recht op de helft van de overwaarde, zijnde de opbrengst van de woning minus de openstaande hypotheekschuld en na aftrek van de kosten van de verkoop. Het hof zal aldus bepalen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt een deel van de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen, voor zover het verzoek de tot het moment van verkoop en levering van de voormalig echtelijke woning te betalen onderhoudsbijdrage betreft. Het hof zal op dat punt beslissen als volgt en voorts zal het hof de beslissing van de rechtbank aanvullen op de wijze als door partijen in hoger beroep is verzocht.
6.2
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats, Zutphen, van
12 december 2022, voor zover het betreft de met ingang van de verkoop en levering van de voormalig echtelijke woning door de man aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage en de afwijzing van het meer of anders verzochte en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent aan de vrouw vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar een door de vrouw geaccepteerde woning in de regio Noord-Veluwe (de gemeenten Putten, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Elburg en Oldebroek) op grond van en in de zin van een nog af te geven urgentie;
bekrachtigt de beschikking voor zover daarbij het verzoek van de vrouw strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming om te verhuizen met de kinderen naar de regio [plaats2] , is afgewezen;
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang 27 juni 2023 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 72,50 per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen en totdat de voormalige echtelijke woning zal zijn verkocht en geleverd aan een derde;
bekrachtigt die beschikking, voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek tot het vaststellen van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor de periode van de datum van die beschikking tot 27 juni 2023;
bepaalt dat partijen over de periode 2021 en 2022, voor zover zij in die periode fiscaal partners waren, hun belastingaanslagen- en teruggaven met elkaar zullen afwikkelen en zullen verdelen bij helfte;
bepaalt dat de voormalige echtelijk woning aan de [adres] , [woonplaats1] zal worden verkocht via [naam1] te [woonplaats1] , waarbij de regie bij de makelaar ligt, en ieder van de partijen recht heeft op de helft van de overwaarde, zijnde de verkoopopbrengst van de woning minus de openstaande hypotheekschuld en na aftrek van de kosten van de verkoop;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats, Zutphen, van
12 december 2022 voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E. de Boer en M.H.H.A. Moes en is op 4 juli 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. E. de Boer in tegenwoordigheid van de griffier.