ECLI:NL:GHARL:2023:5583

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.323.201
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging gezamenlijk gezag na moeizame start ouderschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag van twee ouders over hun kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen waren belast, aangevochten. De ouders, die een moeizame start in hun ouderschap hebben gehad, zijn echter hard bezig om hun gezamenlijke basis te verstevigen. De vader heeft de kinderen erkend, maar de kinderen wonen bij de moeder. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld en de beslissingen over de definitieve zorgregeling en kinderalimentatie aangehouden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2023 was de raad voor de kinderbescherming aanwezig, die aangaf dat het raadsonderzoek naar de opvoedingsvaardigheden van de ouders nog loopt. De raad benadrukte het belang van gelijkwaardig ouderschap en dat de ouders moeten leren communiceren. Ondanks de problemen in de uitvoering van de zorgregeling, zoals voeding en inslaapproblemen, was de raad van mening dat gezamenlijk gezag noodzakelijk is voor het welzijn van de kinderen. Het hof heeft de argumenten van de raad en de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat er geen redenen zijn om af te wijken van het uitgangspunt van gezamenlijk gezag. De ouders zijn betrokken en tonen bereidheid om hun rol als ouder te verbeteren, wat het hof als positief heeft beoordeeld.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag over de kinderen is bevestigd. De beslissing benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders, ook al is er sprake van een beperkte gezamenlijke basis.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.201
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 545123)
beschikking van 4 juli 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Schuerman te Rotterdam,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 13 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 februari 2023;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Schuerman van 22 mei 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Castelijns van 23 mei 2023;
  • een journaalbericht van mr. Castelijns van 26 mei 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Schuerman van 30 mei 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 juni 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2022, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2022.
3.2
De vader heeft de kinderen erkend. De kinderen wonen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • de vader samen met de moeder belast met het gezag over de kinderen;
  • een voorlopige zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld;p
  • de beslissingen ten aanzien van de definitieve zorgregeling en de kinderalimentatie aangehouden.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vader om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten alsnog af te wijzen.
4.3
De vader voert verweer. De vader vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad verklaard dat het raadsonderzoek nog loopt. Dat raadsonderzoek ziet op de opvoedingsvaardigheden van de ouders en de invulling van de zorgregeling. De ouders hebben slechts een kortstondige relatie gehad en hebben daarmee weinig gezamenlijke basis. Dit neemt volgens de raad niet weg dat zij samen de ouders van de kinderen zijn. De raad meent dat het belangrijk is dat de ouders vanuit een gelijkwaardige positie het ouderschap aangaan. Het is niet erg dat dat nu nog moeilijk is, omdat de ouders beiden bereidheid tonen om hun rol als ouder te verbeteren. Er mag volgens de raad ook best een verschil zijn in opvoedstijl, als de kinderen maar gekoesterd worden. Het is daarom in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de ouders met elkaar leren communiceren. Het is ook mooi dat er ouderschapsbemiddeling is gestart en dat er een duidelijke zorgregeling ligt. Tot slot zien de problemen tussen partijen over de voeding van de kinderen en de inslaapproblemen op de uitvoering van de zorgregeling. Dit betreffen geen gezagsbeslissingen en zijn geen reden om de moeder (nu) alleen te belasten met het gezag over de kinderen. Gezamenlijk gezag geeft volgens de raad uiting aan gelijkwaardig ouderschap. De raad heeft daarom geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.3
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt, is het hof van oordeel dat het gezag in dit geval bij beide ouders thuis hoort en er dus gezamenlijk gezag moet zijn. Het hof voegt daaraan toe dat de in artikel 1:253c lid 1 onder a en b genoemde gronden zich niet voordoen. Zoals de rechtbank al heeft overwogen en de raad ook heeft onderschreven, hebben de ouders slechts een beperkte gezamenlijke basis. De ouders hebben een kortstondige relatie gehad voordat de kinderen werden geboren en zij hebben daardoor een moeizame start in het ouderschap gehad. Duidelijk is wel dat beide ouders betrokken ouders zijn die beiden het beste willen voor hun kinderen. De ouders zijn ook hard bezig om hun gezamenlijke basis te verstevigen en onderlinge communicatie te verbeteren door deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling. Daarnaast staat de moeder op de wachtlijst voor persoonlijke hulpverlening. Ondanks praktische problemen in de totstandkoming van deze hulpverlening staan de ouders tot slot open voor opvoedondersteuning. De ouders verdienen een compliment voor al deze inspanningen. Het hof is van oordeel dat in deze situatie geen aanleiding bestaat om af te wijken van het uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over de kinderen, omdat gezamenlijk gezag op de beste manier uiting geeft aan het gelijkwaardig ouderschap van de ouders.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, ten aanzien van het gezag, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 13 december 2022, voor zover deze ziet op het gezag.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en K. Mans, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 4 juli 2023 uitgesproken door mr. Feunekes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.