In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de partneralimentatie tussen een man en een vrouw, beiden van Poolse nationaliteit, die in 2009 in Polen zijn gehuwd. De rechtbank Gelderland had eerder op 14 oktober 2022 bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage van € 1.555,- per maand moest betalen als partneralimentatie, met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 17 februari 2023. De man ging in hoger beroep en voerde vier grieven aan, waaronder dat de vrouw samenwoont met een ander als waren zij gehuwd, waardoor zijn onderhoudsplicht zou vervallen. Het hof oordeelde dat artikel 1:160 BW pas van toepassing is na beëindiging van het huwelijk en dat de door de man overgelegde bewijsstukken niet voldoende waren om aan te tonen dat de vrouw samenwoont als waren zij gehuwd. Het hof concludeerde dat de vrouw niet in een samenlevingsrelatie verkeert die de onderhoudsplicht van de man zou beëindigen.
Daarnaast werd de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie vastgesteld op € 3.622,- netto per maand in 2023, terwijl de man zijn draagkracht op € 903,- bruto per maand kon vaststellen. Het hof besloot dat de man met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een bijdrage van € 635,- bruto per maand aan de vrouw moet betalen, in plaats van de eerder vastgestelde € 1.555,-. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E. de Boer in aanwezigheid van de griffier.