ECLI:NL:GHARL:2023:558

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
200.313.693
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van ouders over minderjarige kinderen na uithuisplaatsing en ernstige opvoedproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun drie minderjarige kinderen. De ouders, die met elkaar zijn gehuwd, hebben samen drie kinderen, geboren in 2011, 2012 en 2013. De moeder heeft daarnaast drie kinderen uit een eerdere relatie. De kinderen zijn sinds 2017 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en zijn in februari 2019 uit huis geplaatst. De rechtbank Gelderland had op 13 juli 2022, op verzoek van de raad voor de kinderbescherming, het gezag van de ouders beëindigd en een voogdes benoemd. De ouders zijn hiertegen in hoger beroep gegaan, stellende dat zij zich positief hebben ontwikkeld en in staat zijn om weer voor hun kinderen te zorgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2022 hebben de ouders hun standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukten dat zij de afgelopen jaren hard hebben gewerkt aan hun situatie en dat hun huis nu een stabiele omgeving biedt. De raad voor de kinderbescherming heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat de kinderen in de opvoedsituatie bij de ouders ernstige problematiek hebben ontwikkeld, waardoor het in het belang van de kinderen is dat het gezag van de ouders wordt beëindigd.

Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de kinderen bij de ouders verwaarloosd zijn en dat er sprake was van een onveilige opvoedsituatie. De kinderen hebben te maken met hechtingsproblematiek en trauma's, en hebben behoefte aan een betrouwbare opvoedomgeving die zij in het gezinshuis krijgen. Het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om de zorg voor de kinderen op een gezonde manier te waarborgen en dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag van de ouders wordt beëindigd. De grieven van de ouders falen, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.693
(zaaknummer rechtbank Gelderland 402115)
beschikking van 12 januari 2023
inzake
[verzoeker] ,verder te noemen: de vader,
en
[verzoekster] ,verder te noemen: de moeder,
gezamenlijk ook te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl te Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
verder te noemen: de voogdes.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 juli 2022;
- het verweerschrift van de raad.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 december 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door mr. V. de Roo, kantoorgenoot van mr. Berendse-de Gruijl,
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd. Zij hebben samen drie kinderen:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 te [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] ;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2013 te [plaats2] .
De moeder heeft drie kinderen uit een eerdere relatie.
3.2
Bij beschikking van 13 november 2017 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. De kinderen zijn met een machtiging van de kinderrechter in februari 2019 uit huis geplaatst en verblijven op dit moment in gezinshuizen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd en de voogdes benoemd.
4.2
De ouders zijn in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoeken het hof die beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag af te wijzen.
4.3
De raad heeft verweer gevoerd en het hof gevraagd om het verzoek van de ouders in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen als
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
De ouders stellen dat de rechtbank ten onrechte het ouderlijk gezag over de kinderen heeft beëindigd. Zij hebben niet de kans gekregen om te laten zien dat zij binnen een aanvaardbare termijn weer voor de kinderen kunnen zorgen. Zij hebben zich positief ontwikkeld, nadat zij behandelingen en trajecten succesvol hebben afgerond en veel hebben geleerd. De ouders hebben de afgelopen drie jaar hard gewerkt om de kinderen een betere en stabielere omgeving te kunnen bieden. Zij hebben rust en stabiliteit in huis gecreëerd. Hun huis is op orde en voor ieder kind is er een eigen slaapkamer. De moeder staat inmiddels steviger in haar schoenen; de vader communiceert beter en is rustiger geworden. De ouders menen dat zij in staat zijn om weer voor hun kinderen te zorgen en dat zij beschikken over de daarvoor nodige vaardigheden. Er is op dit moment geen jeugdbeschermer beschikbaar. Dan kunnen de ouders beter de beslissingen blijven nemen over de kinderen in plaats van de voogdes. [de minderjarige3] is in een ander gezinshuis geplaatst waarvan het niet zeker is dat hij daar blijft. Dat betekent dat zijn perspectief nog niet is bepaald en dat het gezag van de ouders over hem nog niet hoeft te worden beëindigd.
5.3
De raad voert aan dat, nadat de drie kinderen van de moeder al eerder uithuisgeplaatst waren, het noodzakelijk was om ook de drie kinderen van partijen uit huis te plaatsen. Laatstgenoemde kinderen hebben in de opvoedsituatie bij de ouders ernstige problematiek ontwikkeld. Het belang van de kinderen bij het recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in een alternatieve leefsituatie, dient voorop te staan. Ook voor [de minderjarige3] is het duidelijk dat hij niet meer bij de ouders kan opgroeien. Volgens de raad zullen de ouders altijd betrokken blijven bij de kinderen, maar terugplaatsing van de kinderen bij de ouders is niet meer aan de orde. In die situatie past volgens de raad een gezagsbeëindiging.
5.4
Uit de stukken en wat er op de zitting is gezegd is naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk geworden dat de kinderen bij de ouders veel te kort gekomen zijn. De kinderen werden verwaarloosd en er was sprake van een voor hen onveilige opvoedsituatie. Na de uithuisplaatsing in 2019 is gebleken dat de kinderen te maken hebben met forse hechtingsproblematiek en trauma’s. De betrouwbare en duidelijke opvoedomgeving die in het gezinshuis wordt geboden hebben zij hard nodig om die problemen te overwinnen. Zij krijgen nu de begeleiding en ondersteuning die zij nodig hebben. Dat heeft op een aantal punten inmiddels geleid tot waarneembare positieve ontwikkelingen bij de kinderen, maar nog vrij recent is [de minderjarige3] overgeplaatst naar een ander gezinshuis van [naam1] , omdat zijn specifieke problematiek daarom vroeg. Uit het onderzoek dat [naam2] heeft verricht naar het opvoedperspectief volgt dat dit dan ook niet bij de ouders ligt. Het valt te begrijpen dat de ouders het met deze conclusie niet eens zijn, maar zij kunnen het beeld dat uit het dossier van hen naar voren komt niet kantelen met de stelling dat het inmiddels beter met hen gaat dan het vroeger ging. Nog los van de zorgen die relatief kortgeleden zijn ontstaan over seksueel overschrijdend gedrag is voor het hof het belangrijkste dat de ouders niet kunnen overzien wat de kinderen nodig hebben om op een gezonde manier op te groeien. Daarom is het hof het eens met de uitkomst van het onderzoek en de beslissing van de rechtbank dat de kinderen ook in de toekomst niet bij de ouders kunnen opgroeien. Onder die omstandigheden is het niet in hun belang om ieder jaar weer geconfronteerd te worden met de onrust die de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing met zich meebrengt. Het is daarom nodig dat het gezag van de ouders wordt beëindigd. De grieven falen en de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 juli 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, H. Phaff en R. Krijger, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 12 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.