ECLI:NL:GHARL:2023:5572

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
P23/123
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op het bezwaarschrift inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraf en tbs met verpleging aan het geboorteland

Op 3 juli 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overdracht van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met verpleging aan het geboorteland van de veroordeelde. De veroordeelde, die in Nederland een gevangenisstraf van vijf jaar en tbs met verpleging opgelegd heeft gekregen, heeft bezwaar aangetekend tegen het voornemen van de Minister van Justitie en Veiligheid om de tenuitvoerlegging van deze sancties over te dragen aan [Geboorteland]. Het hof heeft vastgesteld dat het bezwaar ongegrond is en heeft de beslissing van de Minister bekrachtigd.

De zaak begon met een vonnis van de rechtbank Gelderland op 17 september 2019, waarin de veroordeelde werd veroordeeld voor moord. De veroordeelde is inmiddels ongewenst verklaard in Nederland, wat betekent dat hij na zijn straf niet kan terugkeren. De Minister heeft op basis van informatie van de autoriteiten in [Geboorteland] besloten dat de tenuitvoerlegging van de straf daar kan plaatsvinden. De raadsvrouw van de veroordeelde voerde aan dat de sanctie in [Geboorteland] mogelijk zou leiden tot een verzwaring van de straf, maar het hof oordeelde dat de Minister in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

Het hof heeft in zijn overwegingen ook gekeken naar de mogelijkheden van re-integratie van de veroordeelde in [Geboorteland] en de noodzaak om de behandeling van de veroordeelde voort te zetten. Het hof concludeert dat de overdracht van de tenuitvoerlegging in het belang van de reclassering van de veroordeelde is en dat er geen reden is om aan te nemen dat de sancties in [Geboorteland] zwaarder zullen zijn dan in Nederland. De beslissing van het hof is dat het bezwaar van de veroordeelde ongegrond is verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 3 juli 2023

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het bezwaarschrift in de zin van artikel 2:27, derde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (hierna: WETVVS) dat is ingediend namens:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ( [Geboorteland] ),
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (P.I.) [locatie] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
17 september 2019 in de strafzaak met parketnummer 05-720389-18 (hierna: de rechterlijke uitspraak) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de duur van het voorarrest voor moord. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat de veroordeelde ter zake van dat feit ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs met verpleging). Het vonnis is onherroepelijk.
Naar aanleiding van een brief van de minister van Justitie en Veiligheid van 15 september 2021 hebben de [Geboorteland] autoriteiten in een brief van 2 februari 2022 een nadere toelichting gegeven op de mogelijkheden van een verdere tenuitvoerlegging van de tbs met verpleging in [Geboorteland] .
De minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) heeft bij brief van
24 februari 2023 de veroordeelde in kennis gesteld van het voornemen om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf over te dragen aan [Geboorteland] . De veroordeelde heeft deze brief ontvangen op 17 maart 2023. Gelet op de overige stukken en op de toepasselijke regelgeving is klaarblijkelijk bedoeld het toezenden aan [Geboorteland] met het oog op tenuitvoerlegging aldaar van de uitspraak waarbij veroordeelde is veroordeeld tot gevangenisstraf en tbs met verpleging, zoals hierboven vermeld.
Namens de veroordeelde heeft mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem, tegen dit voornemen een bezwaarschrift ingediend. Het hof heeft dit bezwaarschrift ontvangen op 31 maart 2023. Op 11 april 2023 heeft het hof een aanvulling op dit bezwaarschrift ontvangen.
Het bezwaarschrift is op 19 juni 2023 behandeld door de raadkamer van het hof. Gehoord zijn de raadsvrouw van de veroordeelde en de advocaatgeneraal, mr. H.J. Lambers. De veroordeelde heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te verschijnen.

Vreemdelingenrechtelijke procedure

Bij beschikking van 26 november 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beslist tot beëindiging van het recht van de veroordeelde om in Nederland te verblijven en tot ongewenstverklaring van de veroordeelde. Deze beschikking is onherroepelijk.

Het standpunt van de veroordeelde

De veroordeelde is het niet eens met de voorgenomen beslissing van de Minister. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het aannemelijk is dat de [Geboorteland] autoriteiten de opgelegde sanctie zullen wijzigen en dat de gewijzigde sanctie qua aard en/of duur een verzwaring zal betekenen van de in Nederland opgelegde sanctie. In Nederland beoordeelt de verlengingsrechter na twee jaar of de maatregel moet worden verlengd en deze neemt daarbij onder meer het behandelverloop in aanmerking. Uit de vertaalde versie van het [Geboorteland] wetboek van strafrecht (wet 4619/2019) blijkt dat volgens artikel 71 in verbinding met de artikelen 69a en 70 een dergelijke toets in [Geboorteland] pas na vijf jaar plaatsvindt. Bij een overdracht aan [Geboorteland] is daardoor sprake van een verzwaring van de maatregel. Ten tweede is het onduidelijk of de veroordeelde in [Geboorteland] wel daadwerkelijk kan worden geplaatst in een wat betreft beveiligingsniveau en capaciteit geschikte behandelinrichting.
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat de Minister niet in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing heeft kunnen komen.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat in [Geboorteland] een systeem bestaat dat vergelijkbaar is met de Nederlandse maatregel van tbs met verpleging. Anders dan de raadsvrouw stelt, bestaat in [Geboorteland] de mogelijkheid dat de rechter de noodzaak tot het voortduren van de maatregel eerder toetst dan na vijf jaar. De voorgenomen overdracht zal dan ook niet leiden tot strafverzwaring, ook gelet op de andere kenmerken van het [Geboorteland] systeem. Daarnaast is er volgens de door de minister van Justitie en Veiligheid opgevraagde informatie voldoende capaciteit om de veroordeelde in [Geboorteland] te verplegen en te behandelen. Kaderbesluit 2008/909/JBZ vereist niet dat bekend is dat daadwerkelijk uitvoering kan worden gegeven aan een verzoek tot overdracht. Als blijkt dat [Geboorteland] de overdracht niet kan uitvoeren, kan de Minister op grond van artikel 13 van het Kaderbesluit het besluit intrekken. In het algemeen moet een land erop kunnen vertrouwen dat het uitvoerende land aan een verzoek tot overdracht kan voldoen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de Minister in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing heeft kunnen komen en tot ongegrondverklaring van het bezwaar.

Het oordeel van het hof

Het hof stelt vast dat is voldaan aan de formele voorwaarden van artikel 2:24 WETVVS. Nu dit niet is betwist, ziet het hof ervan af daarop nader in te gaan.
Op grond van artikel 2:27, vierde lid, WETVVS dient het hof te beoordelen of de Minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing heeft kunnen komen.
De voorgenomen beslissing tot overdracht van de (verdere) tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf en de tbs met verpleging is gebaseerd op de WETVVS, die strekt tot implementatie van Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (het Kaderbesluit). Volgens het Kaderbesluit dient de overdracht van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel de reclassering van de veroordeelde te bevorderen.
Naar het oordeel van het hof heeft de Minister tot de conclusie kunnen komen dat de tenuitvoerlegging in [Geboorteland] van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf en tbs met verpleging de reclassering van de veroordeelde zal bevorderen. De veroordeelde is in Nederland ongewenst verklaard. Dit brengt mee dat van re-integratie in de Nederlandse maatschappij geen sprake zal zijn, aangezien de veroordeelde na zijn invrijheidstelling geen verblijfsrecht heeft in Nederland. Ook in het kader van de opgelegde tbs met verpleging speelt de beëindiging van het verblijfsrecht een rol. Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat met de behandeling van de veroordeelde nog niet of nog nauwelijks aanvang is gemaakt. De veroordeelde zal in Nederland niet het gebruikelijke resocialisatietraject met de bijbehorende verloven kunnen doorlopen. Een dergelijk perspectief is wel aanwezig bij overdracht van de tenuitvoerlegging van de straf en maatregel aan [Geboorteland] , nu onder meer is gebleken dat er nog familie van de veroordeelde in [Geboorteland] woont.
Dat de veroordeelde zijn straf en daarna de maatregel in Nederland wil ondergaan vormt geen grond voor het oordeel dat de Minister niet in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing heeft kunnen komen.
Strafverzwaring
Het is niet aan het hof om te beoordelen of de verdere tenuitvoerlegging in [Geboorteland] zal leiden tot strafverzwaring. Het Kaderbesluit houdt in dat het aan de staat van tenuitvoerlegging is erop toe te zien dat bij de aanpassing van de straf en maatregel geen sprake zal zijn van verzwaring van de opgelegde sancties (artikel 8, vierde lid, van het Kaderbesluit). Uit het systeem van het Kaderbesluit en de daaraan ten grondslag liggende beginselen van wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen vloeit voort dat erop vertrouwd moet worden dat de staat van tenuitvoerlegging aan deze bepaling uitvoering geeft.
Daarnaast kunnen de Nederlandse autoriteiten zowel in het overleg met de [Geboorteland] autoriteiten, als bedoeld in artikel 4 van het Kaderbesluit, als in het voor de [Geboorteland] autoriteiten bedoelde certificaat, verzoeken om informatie over de verdere tenuitvoerlegging van de straf en maatregel, voor zover in het certificaat daarom wordt gevraagd (artikel 21 van het Kaderbesluit). De verkregen gegevens kunnen Nederland als beslissingsstaat (eventueel) aanleiding geven het certificaat in te trekken (artikel 4, vierde lid, en artikel 13 van het Kaderbesluit).
Onzekerheid over plaatsing in [Geboorteland]
In lijn met het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet aan het hof is om te beoordelen of [Geboorteland] voldoende capaciteit heeft voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel als de tbs met verpleging. Het hof is van oordeel dat de verschillen tussen de regelingen van de tbs met verpleging en het [Geboorteland] equivalent van die maatregel, geen reden vormen om te oordelen dat de Minister niet in redelijkheid tot het voornemen tot overdracht heeft kunnen komen.
Slotsom
Concluderend is het hof van oordeel dat de Minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen komen tot de voorgenomen beslissing om de rechterlijke uitspraak aan [Geboorteland] te zenden met het oog op de verdere tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf en de tbs met verpleging in [Geboorteland] . Het hof zal het bezwaar ongegrond verklaren.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven op 3 juli 2023 door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. N.C. van Lookeren Campagne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé, griffier.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.