ECLI:NL:GHARL:2023:556

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
200.312.564
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorg- en contactregeling van minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de hoofdverblijfplaats en zorg- en contactregeling van de minderjarige kinderen van de vader en de moeder, die in een echtscheiding verwikkeld zijn. De vader, vertegenwoordigd door mr. H. Versluis, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder werd vastgesteld, en de zorgregeling werd bepaald. De moeder, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Scharenborg, verzoekt het hof om de bestreden beschikking in stand te laten, met uitzondering van de kinderalimentatie.

De procedure in eerste aanleg vond plaats op 28 maart 2022, waar de rechtbank de echtscheiding heeft uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder heeft vastgesteld, mits er geen machtigingen tot uithuisplaatsing meer van toepassing zijn. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, en zijn uit huis geplaatst. De vader heeft grieven ingediend met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de zorg- en contactregeling, en de kinderalimentatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2022 is gebleken dat de samenwerking tussen de ouders en de GI goed verloopt, en dat de ouders instemmen met een perspectiefonderzoek naar de mogelijkheden voor de opvoeding van de kinderen. Het hof heeft geoordeeld dat de beslissing van de rechtbank om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten, in stand kan blijven, gezien de huidige situatie van de kinderen. De zorg- en contactregeling is aangepast, waarbij de vader nu meer contact heeft met de kinderen dan eerder was vastgesteld. De kinderalimentatie is op nihil gesteld vanaf 28 maart 2022, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem]
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.564
(zaaknummers rechtbank Gelderland 392752 (echtscheiding en 397000 (verdeling))
beschikking van 12 januari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Versluis in Enschede,
en
[verweerster],
woonplaats [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.C.M. Scharenborg in Aalten.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 juni 2022;
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 november 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een medewerker van de GI, en
- een medewerker van de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is ontbonden door echtscheiding.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 in [plaats1] ,
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 in [plaats1] ,
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2014 in [plaats1] ,
  • [de minderjarige4] , geboren [in] 2015 in [plaats1] ,
  • [de minderjarige5] , geboren [in] 2016 in [plaats1] .
3.3
De kinderen zijn bij beschikking van 17 december 2020 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is sindsdien steeds verlengd. [de minderjarige1] is sinds september 2021 uit huis geplaatst. [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] zijn sinds 16 februari 2022 uit huis geplaatst. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij [naam1] in [plaats2] . [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] wonen in een gezinshuis in [plaats3] . De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is - voor zover hiervan belang - :
1. de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken;
2. bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn indien er geen
machtigingen tot uithuisplaatsing meer van toepassing zijn;
3. als zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld dat de vader met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ieder drie kwartier per maand contact heeft en met [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] twee keer per maand samen 1,5 uur, waarbij verdere uitbreiding aan de GI wordt overgelaten die hierin de regie heeft;
4. bepaald dat de vader als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de
kinderen met ingang van 16 februari 2022 aan de moeder zal betalen € 34,-
per kind per maand, in het vervolg telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
De beschikking is, met uitzondering van de beslissing over de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorg- en contactregeling, de afwijzing van zijn verzoek tot een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming en de kinderalimentatie.
De vader verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorg- en contactregeling tussen hem en de kinderen en de kinderalimentatie te vernietigen, en in deze beschikking te bepalen dat:
- de raad voor de kinderbescherming een onderzoek zal doen naar de hoofdverblijfplaats van
de kinderen en de zorg- en contactregeling, of dat hof een passende zorg- en
contactregeling vaststelt;
- het verzoek van de moeder om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen wordt afgewezen, of toegewezen voor een lager bedrag dan € 34,- per kind per maand, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof om de bestreden beschikking, met uitzondering van de beslissing over de kinderalimentatie vanaf 28 maart 2022, ongewijzigd in stand te laten. De moeder verzoekt het hof te bepalen dat de kinderalimentatie vanaf 28 maart 2022 op nihil wordt gesteld.

5.De overwegingen voor de beslissing

kinderalimentatie
5.1
Nu de moeder er mee instemt de kinderalimentatie vanaf 28 maart 2022 op nihil te stellen omdat alle kinderen uit huis geplaatst zijn, heeft de advocaat van de vader zijn verzoek met betrekking tot de kinderalimentatie op de mondelinge behandeling als volgt gewijzigd. De vader verzoekt het hof:
- de bestreden beschikking voor zover het de kinderalimentatie betreft te bekrachtigen over de periode van 16 februari 2022 tot 28 maart 2022,
-die beschikking te vernietigen vanaf 28 maart 2022 en de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 28 maart 2022 op nihil vast te stellen.
Hieruit volgt dat de vader de grieven 3, 4 en 5, die betrekking hebben op de kinderalimentatie, heeft ingetrokken. Het hof zal over de kinderalimentatie beslissen volgens het gewijzigde verzoek van de vader.
5.2
Daarmee resteert een beoordeling van de beslissing over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen. Het hof is over beide onderwerpen voldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen geven. Het verzoek van de vader om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming te gelasten komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
5.3
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
hoofdverblijfplaats
5.4
Het hof is - zij het op andere gronden - van oordeel dat de beslissing van de rechtbank dat hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn indien er geen machtigingen tot uithuisplaatsing meer van toepassing zijn, in stand kan blijven. Het hof heeft daar de volgende redenen voor.
5.5
De kinderen zijn nog steeds uit huis geplaatst. Op de mondelinge behandeling is namens de GI verteld, en de ouders hebben dit bevestigd, dat de samenwerking met de ouders op dit moment goed verloopt. De ouders zijn blij met de inzet van de GI en zij stemmen vrijwillig in met verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen. Volgens de GI zal de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen naar verwachting in december 2022 worden verlengd door de kinderrechter. Zowel de GI als de raad hebben op de mondelinge behandeling bevestigd dat het perspectief over de hoofdverblijfplaats van de kinderen nog helemaal open is. Volgens de GI kan de uitkomst van het nog uit te voeren perspectiefonderzoek zijn dat de kinderen bij de vader, bij de moeder of bij geen van beide ouders zullen opgroeien.
Genoemd perspectiefonderzoek is een onderzoek naar de mogelijkheden van de vader en de moeder in relatie met die van de kinderen om te beoordelen of een van de ouders de opvoedingstaken weer volledig op zich kan nemen. Wanneer de uitkomsten van het perspectiefonderzoek bekend zijn, zal de GI de kwestie van de hoofdverblijfplaats van de kinderen aan de kinderrechter voorleggen. De vader en de moeder hebben op de mondelinge behandeling verteld dat zij het eens zijn met het plan een perspectiefonderzoek uit te voeren. Nu de vader, de moeder, de raad en de GI achter de uitvoering van het perspectiefonderzoek staan, ziet het hof, in navolging van het advies van de raad op de mondelinge behandeling, in dit stadium geen aanleiding om de beslissing over hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen. Grief 1 slaagt voor een deel, maar leidt op dit punt niet tot vernietiging van de bestreden beschikking.
zorg- en contactregeling
5.6
De vader stelt dat het niet in het belang van de kinderen is dat hij hen nu al bijna twee jaar begeleid een paar uur per maand ziet. De vader heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat hij het hem dwars zit dat hij de kinderen minder vaak ziet dan de moeder; hij zou de kinderen in ieder geval even vaak moeten kunnen zien als de moeder. De vader heeft nu een begeleide zorg- en contactregeling met [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] van een keer in de twee weken anderhalf uur en met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een keer in de vier weken anderhalf uur. De moeder ziet alle vijf de kinderen twee keer per week twee uur. Voor beide ouders geldt dat het bezoek wordt afgesloten met een gesprek in het gezinshuis.
5.7
De GI heeft uitgelegd dat de situatie van de vader en de moeder niet hetzelfde is. Bij de start van de ondertoezichtstelling zeiden [de minderjarige1] en [de minderjarige2] volgens de GI dat zij helemaal geen contact met de vader wilden. Dat is met de inzet van hulpverlening langzaam gedraaid naar de regeling die er nu is. Volgens de GI vertellen de kinderen zelf dat zij de moeder iets vaker willen zien dan de vader. De GI vindt het op dit moment belangrijk de wensen van de kinderen over het contact met de vader te respecteren omdat de ervaring leert dat dit het beste werkt bij deze vijf kinderen. De GI houdt goed in de gaten of de regeling, zoals die nu is, nog steeds aansluit bij de behoefte van de kinderen. Het hof sluit zich aan bij die visie van de GI. Want hoe begrijpelijk de wens van de vader ook is om evenveel contact met de kinderen te hebben als de moeder, het belang van de kinderen staat voorop. Het hof zal de bestreden beschikking wel wijzigen omdat de vader inmiddels iets meer omgang heeft dan daarin is bepaald. Het hof zal als minimale zorg- en contactregeling de huidige regeling tussen de vader en de kinderen vaststellen, waarbij het net als in de bestreden beschikking wederom aan de GI is om te bepalen of er ruimte bij de kinderen is om tot uitbreiding van het contact te komen. Grief 2 slaagt voor een deel.
5.8
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren omdat de vader en de moeder getrouwd zijn geweest en de procedure gaat over hun kinderen..

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
28 maart 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met betrekking tot:
- de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie over de periode van
16 februari 2022 tot 28 maart 2022 en
- de hoofdverblijfplaats van de kinderen,
vernietigt die beschikking, voor zover het de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie vanaf 28 maart 2022 betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] met ingang van 28 maart 2022 vast op nihil;
wijzigt de bestreden beschikking voor wat betreft de zorg- en contactregeling en stelt met ingang van nu de volgende begeleide zorg- en contactregeling vast:
- tussen de vader, [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] minimaal een keer in de twee weken anderhalf uur;
- tussen de vader, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] minimaal een keer in de vier weken anderhalf uur, waarbij het aan de GI is om te bepalen of verdere uitbreiding van het contact mogelijk is;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E. de Boer en A.T. Bol, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 12 januari 2023 uitgesproken door mr. J.U.M. van der Werff in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.