ECLI:NL:GHARL:2023:5478

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
200.310.371
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in civiele procedure over hypothecaire lening afgewezen wegens te late indiening

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2023 geoordeeld over een verzoek tot wraking van drie raadsheren in een civiele procedure met zaaknummer 200.310.371. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de advocaat van de verzoekers, mr. M.S. van Knippenberg, na een mondelinge behandeling op 1 mei 2023. Tijdens deze behandeling waren de verzoekers en hun advocaat aanwezig, evenals de wederpartij en diens advocaat, mr. S.J.M. Masselink. De verzoekers voerden aan dat de voorzitter van de kamer, mr. J. Sap, door zijn vragen en opmerkingen een wig dreef tussen hen en hun advocaat, wat de bijstand van de advocaat zou hebben bemoeilijkt.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend. Volgens de regels moet een wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Aangezien mr. Van Knippenberg al tijdens de zitting op 1 mei 2023 op de hoogte was van de gronden voor wraking, had hij dit verzoek direct moeten indienen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers niet-ontvankelijk waren in hun verzoek, waardoor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet meer aan de orde was.

De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. M.H.F. van Vugt, M. Keppels en A.E. Keulemans, en werd in het openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt het belang van tijdige indiening van wrakingsverzoeken in het kader van de waarborging van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer W200.310.371/02
beslissing van de wrakingskamer van 28 juni 2023
inzake het verzoek tot wraking, gedaan door

1.[verzoekster] ,

2. [verzoeker] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg.

1.De procedure

1.1
Bij dit hof is onder zaaknummer 200.310.371 een procedure aanhangig tussen verzoekers en [naam1] over, kort gezegd, (doorhaling van) een hypothecaire lening.
1.2
Op 1 mei 2023 heeft in die procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [verzoekster] (een der verzoekers) en mr. Van Knippenberg, de wederpartij [naam1] met haar partner en mr. S.J.M. Masselink, de advocaat van [naam1] . Van die mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1.3
Op 4 mei 2023 is bij de wrakingskamer een verzoek tot wraking binnengekomen van de drie behandelend raadsheren, mrs. J. Sap, voorzitter, L.J. de Kerpel-van de Poel en
C. Bakker.
1.4
Van mr. Sap is een schriftelijke reactie ingekomen waarin hij aangeeft in de wraking te berusten. Mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel en C. Bakker berusten niet in de wraking en hebben gezamenlijk ook een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de wrakingskamer doen toekomen. De beide schriftelijke reacties zijn doorgezonden aan de advocaat van verzoekers.
1.5
Nu mr. Sap heeft berust in de wraking, dient de wrakingskamer enkel nog te oordelen over het wrakingsverzoek ten aanzien van mrs. De Kerpel-van de Poel en Bakker.
1.6
Op 14 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Daarbij was enkel aanwezig mr. Van Knippenberg, die het wrakingsverzoek mondeling heeft toegelicht.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van de zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen. Een en ander volgt uit artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.2
Uit het wrakingsverzoek en de toelichting daarop ter zitting volgt dat hetgeen zich op de mondelinge behandeling van 1 mei 2023 heeft afgespeeld - na de inhoudelijke behandeling van de zaak en schorsing voor overleg tussen partijen om de mogelijkheden van een schikking tussen partijen te onderzoeken - aanleiding is geweest voor het wrakingsverzoek. Kort gezegd komt het erop neer dat verzoekers van mening zijn dat door de vragen die de voorzitter stelde en de wijze waarop hij dit deed, de voorzitter nadrukkelijk een wig dreef tussen verzoekers en hun advocaat. Daarmee werd, aldus mr. Van Knippenberg, zijn bijstand ter zitting bemoeilijkt, zo niet gesaboteerd. Desgevraagd verklaarde mr. Van Knippenberg dat de directe aanleiding voor het wrakingsverzoek is geweest de vraagstelling en opmerkingen van de voorzitter richting mr. Van Knippenberg naar het behartigen van de belangen van diens cliënten en die van de financieel adviseur en of daarbij sprake was van conflicterende belangen. Ondanks de uitleg die mr. Van Knippenberg op die vragen gaf, bleef de voorzitter daarop doorgaan en trok daarmee - naar de mening van de advocaat - zijn de integriteit ten overstaan van zijn cliënten en de overige aanwezigen ter zitting in twijfel. De leden van het hof De Kerpel-van de Poel en Bakker grepen toen niet in, terwijl zij dat naar de mening van mr. Van Knippenberg op dat moment direct hadden moeten doen. Mr. Van Knippenberg verklaarde ter zitting bij de wrakingskamer dat hij op dat moment al aan wraking dacht. Toch heeft hij op dat moment niet om een schorsing gevraagd om die mogelijkheid met zijn cliënten te bespreken. Ook verder in de mondelinge behandeling, die nog een aantal malen is geschorst in verband met schikkingsonderhandelingen, is de wraking niet te berde gebracht. Eerst op 4 mei 2023, dus enkele dagen na de zitting, is een schriftelijk wrakingsverzoek ingekomen.
2.3
De wrakingskamer is van oordeel dat gelet op de regel dat het wrakingsverzoek dient te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden, het wrakingsverzoek in deze zaak te laat is ingediend. Immers, op de zitting was het voor mr. Van Knippenberg al duidelijk dat er op dat moment gronden voor wraking waren. Op dat moment waren dus alle feiten en omstandigheden bekend die ten grondslag zijn gelegd aan het onderhavige wrakingsverzoek en had hij deze met zijn cliënten kunnen bespreken. De mogelijkheid na aanvang, dus tijdens de zitting, mondeling een wrakingsverzoek te doen, is nu juist opgenomen voor het geval het persoonlijk contact met de rechter(s) aanleiding geeft een dergelijk verzoek te doen. Mr. Van Knippenberg had daarom ofwel direct op dat moment een schorsing kunnen vragen of hij had dit tijdens een van de schorsingen die later hebben plaatsgevonden kunnen bespreken met zijn cliënten. Nu het schriftelijk wrakingsverzoek eerst enkele dagen na de mondelinge behandeling is ingediend, is dit in de onderhavige zaak naar het oordeel van de wrakingskamer te laat. Dit leidt tot het oordeel dat verzoekers
niet-ontvankelijkheid zijn in hun verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet meer toe.

3.De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking:
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel en C. Bakker.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, voorzitter, M. Keppels en A.E. Keulemans en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken
op 28 juni 2023.