ECLI:NL:GHARL:2023:5449

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
21/00129, 21/00130 en 21/00463
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboeten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 7 december 2020 een aantal naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboeten had vernietigd. De belanghebbende, een accountants- en belastingadvieskantoor, had over de jaren 2014, 2015 en 2016 naheffingsaanslagen ontvangen, waarbij vergrijpboeten waren opgelegd. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de boetebeschikkingen vernietigd. De inspecteur ging in hoger beroep, waarna partijen ter zitting op 13 juni 2023 overeenstemming bereikten over de vergrijpboeten. Het hof heeft de vergrijpboeten verminderd tot € 1.000 voor de drie jaren tezamen, waarbij de boetebeschikkingen voor 2014 en 2015 zijn vernietigd. De uitspraak van de rechtbank is voor het overige bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 21/00129, 21/00130 en 21/00463
uitspraakdatum: 27 juni 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 7 december 2020, nummers LEE 19/2344 tot en met LEE 19/2346, in het geding tussen de inspecteur en
[belanghebbende]te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2014, 2015 en 2016 naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en zijn vergrijpboeten opgelegd van respectievelijk € 2.778 (2014), € 5.407 (2015) en € 2.010 (2016).
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen 2014 en 2016 verminderd, de beschikkingen belastingrente 2014 en 2016 dienovereenkomstig verminderd, de naheffingsaanslag 2015 en de beschikking belastingrente 2015 gehandhaafd en de vergrijpboeten verminderd tot respectievelijk € 1.793 (2014), € 4.924 (2015) en € 1.528 (2016).
1.3.
Belanghebbende is tegen de uitspraken betreffende de vergrijpboeten in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de boetebeschikkingen vernietigd en beslissingen genomen omtrent het griffierecht en de proceskosten.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] (digitaal aanwezig) namens belanghebbende en namens de Inspecteur [naam2] en [naam3] .

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende exploiteert in maatschapsverband een accountants- en belastingadvieskantoor. De maten van belanghebbende zijn [naam1] en [naam4] . Belanghebbende verzorgt haar eigen administratie, doet zelf aangifte omzetbelasting en stelt ook zelf de jaarrekeningen vast.
2.2.
Op 7 september 2017 is bij belanghebbende een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat er een verschil zat tussen de omzetbelasting die volgens de administratie op aangifte diende te worden voldaan en de omzetbelasting die feitelijk op aangifte was voldaan, dat geen correctie privégebruik auto in aanmerking was genomen en dat omzetbelasting als voorbelasting in aftrek was gebracht waarvan de zakelijkheid niet was aangetoond. Dit heeft tot de volgende correcties geleid:
2014
2015
2016
Correctie wegens verschil administratie en aangifte
€ 11.114
€ 21.628
€ 8.040
Correctie privégebruik auto
€ 1.091
€ 400
€ 1.091
Correctie voorbelasting
€ 2.421
€ 0
€ 1.741
Totaal
€ 14.626
€ 22.028
€ 10.872
2.3.
Met dagtekening 28 augustus 2018 zijn de in geding zijnde naheffingsaanslagen vastgesteld overeenkomstig de tijdens het boekenonderzoek naar voren gekomen correcties. Daarbij is belastingrente berekend en zijn tevens vergrijpboeten opgelegd van 25%, ofwel € 2.778 (2014), € 5.407 (2015) en € 2.010 (2016), omdat het in de visie van de Inspecteur aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig omzetbelasting op aangifte is voldaan. De grondslag van de vergrijpboeten beperkt zich tot de correctie ‘verschil administratie en aangifte’.

3.Geschil en gronden

3.1.
In geschil is of de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.
3.2.
Ter zitting zijn partijen uit proceseconomische overwegingen tot overeenstemming gekomen dat:
  • de vergrijpboeten worden verminderd tot € 1000,- voor de drie jaren tezamen,
  • de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht in stand blijven,
  • belanghebbende voor de fase van hoger beroep geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, en dat
  • dit compromis aldus wordt vormgegeven dat de vergrijpboete 2014 en de vergrijpboete 2015 worden vernietigd en de vergrijpboete 2016 wordt verminderd tot € 1.000,
3.3.
Het Hof zal dienovereenkomst beslissen.

4.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover het betreft de beslissing omtrent de vergrijpboete 2016,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur voor zover het betreft de vergrijpboete 2016, en
– vermindert de vergrijpboete 2016 tot € 1.000.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. J.W. Keuning en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.E. Keulemans)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 28 juni 2023
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.