ECLI:NL:GHARL:2023:5372

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.324.807
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met de minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met haar twee minderjarige kinderen naar [woonplaats1]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Overijssel, die dit verzoek had afgewezen. De moeder en de vader zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over de kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De rechtbank had eerder in een beschikking van 22 december 2022 de echtscheiding uitgesproken en verdere beslissingen over de kinderen aangehouden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2023 heeft de moeder haar verzoek toegelicht, waarbij zij negen grieven naar voren heeft gebracht. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de kinderen vooropgesteld en alle relevante omstandigheden in acht genomen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de impact op de kinderen en de communicatie tussen de ouders.

Het hof concludeert dat de keuze van de moeder om te verhuizen naar [woonplaats1] niet in het belang van de kinderen is. De moeder had geen noodzaak om te verhuizen, aangezien zij in de voormalige echtelijke woning had kunnen blijven wonen. De kinderen hebben recht op een stabiele omgeving en frequent contact met beide ouders. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.807
(zaaknummer rechtbank Overijssel 288121)
beschikking van 27 juni 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. F.E.H.M. van Aken en thans mr. S. Smeets te Venlo,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.M. Bosch te Denekamp, gemeente Dinkelland.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 22 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 maart 2023;
  • het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 mei 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Aken;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
In de (tussen)beschikking van 19 oktober 2022 (zaaknummer 281860) heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en iedere verdere beslissing over de kinderen aangehouden.
Het huwelijk van de partijen is op 28 oktober 2022 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2018 in [plaats1] ;
  • [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2020 in [plaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
In een beschikking voorlopige voorzieningen van 2 juni 2022 heeft de rechtbank de kinderen aan de moeder – die toen nog in de voormalige echtelijke woning in [woonplaats2] woonde – toevertrouwd, een zorgregeling bepaald waarbij – kort gezegd – de kinderen de ene week van donderdag na het kinderdagverblijf/school tot vrijdag 18.30 uur (na het eten) bij de vader verblijven en de andere week van donderdag na het kinderdagverblijf/school tot maandag naar het kinderdagverblijf/school. Ook heeft de rechtbank bepaald dat de moeder bij uitsluiting gerechtigd was tot het gebruik van de echtelijke woning.
3.4
In een beschikking van 6 december 2022 (zaaknummer 281860) heeft de rechtbank bepaald dat de moeder jegens de vader bevoegd is tot het voortgezet gebruik van de woning en de inboedel gedurende drie maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (tot 28 januari 2023). De rechtbank heeft verder in die beschikking met dit zaaknummer een voorlopige kinderalimentatie vastgesteld vanaf
28 oktober 2022 (daarover waren partijen het eens). De rechtbank heeft in deze beschikking in het kader van de verdeling (zaaknummer 284485) de onderlinge regeling van partijen vastgelegd, dat de echtelijke woning zal worden toebedeeld aan de man voor € 320.000,-. De rechtbank heeft in de beschikking de beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de definitieve zorg- en contactregeling en de definitieve kinderalimentatie aangehouden in afwachting van de behandeling en beslissing van de rechtbank op het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming tot verhuizing. De mondelinge behandeling voorafgaande aan deze beslissing vond plaats op 23 november 2022.
3.5
De moeder woont met [naam1] (hierna: [naam1] ) in [woonplaats1] sinds 28 januari 2023. Sindsdien verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader in de voormalige echtelijke woning.
3.6
De moeder en [naam1] zijn op 17 februari 2023 ouders geworden van [de minderjarige3] (hierna [de minderjarige3] ).

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [woonplaats1] , de inschrijving van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op een basisschool dan wel peuterspeelzaal in [woonplaats1] en de zorgregeling.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [woonplaats1] , de inschrijving van de kinderen op een basisschool dan wel kinderopvang, afgewezen.
4.2
De moeder is met negen grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
aan de moeder vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing naar [woonplaats1] en toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen bij de plaatselijke basisschool en peuterspeelzaal;
indien de rechtbank (het hof begrijpt: het hof) de moeder de verzochte toestemming onder punt A verleent: verzoekt de moeder het hof een zorgregeling met de vader vast te stellen, waarbij:
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] eenmaal per veertien dagen van vrijdag na schooltijd tot zondagavond 18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder zorgt voor het halen en brengen van de kinderen, of
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] drie weekenden per maand bij de vader verblijven van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 18 uur, waarbij de moeder ervoor zorgt dat bijvoorbeeld de vader twee weekenden de kinderen terugbrengt of ervoor kiest een weekend te halen en te brengen alsmede op de zaterdagen dat vader werkt. De kinderen verblijven dan zaterdags einde van de middag tot zondagavond bij de vader, en
de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen de ouders worden verdeeld, rekening houdend met compensatiemogelijkheden voor de vader, waarbij de ouders bij wie de kinderen verblijven hen naar de andere ouder brengt.
De moeder verzoekt ook te bepalen dat iedere ouder de eigen kosten van deze procedure draagt.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling of verbetering van gronden, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige (voorlopig) zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
Het hof is met de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof na eigen weging overneemt, van oordeel dat de keuze van de moeder om naar [woonplaats1] te (willen gaan) verhuizen niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is.
De moeder is op 28 januari 2023 bij [naam1] in zijn huurwoning in [woonplaats1] gaan wonen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen sindsdien bij de vader in de voormalige echtelijke woning, die inmiddels in eigendom aan de vader toebehoort. Het hof constateert dat de moeder na de bestreden beschikking en haar verhuizing geen actie meer heeft ondernomen om terug te keren naar – de omgeving van – [woonplaats2] , waar partijen woonden, hun sociale leven hadden en een basis hadden gecreëerd voor de kinderen. Naar het oordeel van het hof had de moeder geen enkele noodzaak om naar [woonplaats1] te verhuizen; zij kon nog in de voormalige echtelijke woning blijven wonen en die tijd gebruiken om – desgewenst met [naam1] – woonruimte te vinden in (de omgeving van) [woonplaats2] . Uit de bestreden beschikking blijkt dat de vader tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2022 desgevraagd heeft gezegd dat de moeder en de kinderen de komende zes maanden in de echtelijke woning mochten blijven wonen. Dat de moeder een sterke wens had om – in het zicht van de geboorte van [de minderjarige3] – met [naam1] te gaan samenwonen, begrijpt het hof, maar dat maakt het vorenstaande niet anders.
Het is in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat zij in hun vertrouwde omgeving van [woonplaats2] kunnen opgroeien en dat de ouders dichtbij elkaar wonen. Op die manier kunnen de kinderen met beide ouders frequent contact behouden en een goede band opbouwen. Beide ouders willen immers een groot aandeel in de zorg van de kinderen behouden. Vooral als een kind ouder wordt, naar de basisschool gaat, met vriendjes wil afspreken of wil gaan sporten, wordt het voor een kind steeds lastiger indien de ouders ver van elkaar af wonen. Dat is dan ook niet in het belang van de kinderen. Kortom: ook van het hof krijgt de moeder geen toestemming om samen met de kinderen van partijen te verhuizen naar [woonplaats1] .

6.De slotsom

6.1
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 22 december 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, P.B. Kamminga en E.B. Knottnerus, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 27 juni 2023 uitgesproken door mr. J.B. de Groot in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.