ECLI:NL:GHARL:2023:5371

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.323.898
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ouderschap en zorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige2]. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk verzoekers in deze procedure. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] verlengd, maar de ouders hebben hiertegen grieven ingediend. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De ouders hebben verzocht de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en het verzoek van de GI tot verlenging van de uithuisplaatsing af te wijzen.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in de afgelopen periode hun contactmomenten met [de minderjarige2] hebben uitgebreid, waardoor hij nu meer tijd bij hen doorbrengt dan in het gezinshuis. De kinderrechter had eerder geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was vanwege de opvoedvraag van [de minderjarige2], die onder andere autisme en een ontwikkelingsachterstand heeft. Echter, het hof concludeert dat de omstandigheden zijn veranderd en dat de ouders nu in staat zijn om voor [de minderjarige2] te zorgen. De samenwerking tussen de ouders is verbeterd en zij staan open voor hulpverlening.

Het hof heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] te beëindigen, met ingang van 27 juni 2023. De ouders hebben het gezag over [de minderjarige2] en zijn het erover eens dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, waarbij zij de zorg- en opvoedtaken in overleg zullen verdelen. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd voor zover deze betrekking heeft op de periode tot heden, maar vernietigd voor de periode vanaf de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.898
(zaaknummer rechtbank Utrecht 547845)
beschikking van 27 juni 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] , verder te noemen: de moeder,
en
[verzoeker],
wonende te [woonplaats2] , verder te noemen: de vader,
verzoekers in hoger beroep,
verder gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. A.P. van Stralen te Utrecht,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 november 2022 en 17 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 maart 2023;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Stralen van 30 maart 2023 met productie 9.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 mei 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is met bericht vooraf niemand verschenen.
3. De feiten
3.1
Tijdens het huwelijk van de ouders zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2010 te [plaats1] (verder te noemen: [de minderjarige1] ), en
- [de minderjarige2] , [in] 2012 te [plaats1] (verder te noemen: [de minderjarige2] ).
De ouders hebben samen het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De ouders zijn inmiddels gescheiden. [de minderjarige1] woont bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 28 november 2017 heeft de kinderrechter [de minderjarige2] onder toezicht gesteld en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing van [de minderjarige2] in een gezinsgerichte voorziening. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, de laatste keer bij beschikking van 21 november 2022, tot 28 november 2023. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna eveneens steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van
29 september 2022, tot 28 november 2022.
3.3
Bij de beschikking van 21 november 2022 heeft de kinderrechter op verzoek van de GI de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] verlengd tot
28 januari 2023. De kinderrechter heeft het overige deel van de verzoeken van de GI aangehouden.
3.4
Bij de beschikking van 17 januari 2023 (verder: de bestreden beschikking) heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] in een gezinsgerichte voorziening verlengd tot 28 november 2023.
3.5
[de minderjarige2] verbleef van september 2017 tot oktober 2022 in het gezinshuis van de familie [naam1] . Sinds oktober 2022 verblijft hij in het gezinshuis van de familie [naam2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de uithuisplaatsing. De ouders verzoeken die beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI tot verlenging van de uithuisplaatsing alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
4.2
De GI voert verweer en zij vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. In artikel 1:265c lid 2 BW staat dat de kinderrechter de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar kan verlengen.
5.2
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking onder meer geoordeeld dat [de minderjarige2] in het gezinshuis waar hij doordeweeks verblijft, de juiste hulp en begeleiding krijgt. Deze hulp heeft hij nodig in verband met zijn verzwaarde opvoedvraag. De ouders kunnen volgens de kinderrechter onvoldoende aansluiten bij deze opvoedvraag. [de minderjarige2] heeft een autisme spectrum stoornis (ASS), een ontwikkelingsachterstand, een verstandelijke beperking en een taalstoornis. [de minderjarige2] heeft daarvoor professionele hulp en begeleiding nodig, die de ouders hem niet kunnen bieden.
De kinderrechter overweegt dat dit ervoor heeft gezorgd dat de ouders niet in staat zijn om voor [de minderjarige2] te zorgen. De ouders kunnen hem wel een fijne thuisbasis bieden in de weekends en de vakanties, aldus de kinderrechter.
5.3
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter, gelet op de hiervoor genoemde gronden, op dat moment terecht heeft beslist dat een uithuisplaatsing voor [de minderjarige2] noodzakelijk was.
Na de bestreden beschikking hebben zich echter ontwikkelingen voorgedaan, die naar het oordeel van het hof maken dat niet langer aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is voldaan.
5.4
Uit de stukken en wat tijdens de zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat de contactmomenten tussen de ouders en [de minderjarige2] in januari 2023 verder zijn uitgebreid. [de minderjarige2] is nu ieder weekend van vrijdagmiddag tot zondagmiddag en alle feest- en vakantiedagen bij de vader. De ouders stemmen samen de momenten af waarop [de minderjarige2] bij de moeder verblijft. Gelet op deze uitbreiding van de contactmomenten en afgezien van de uren die [de minderjarige2] op school is, brengt [de minderjarige2] inmiddels meer tijd bij de vader en de moeder door dan in het gezinshuis. Niet ter discussie staat dat [de minderjarige2] zich goed ontwikkelt, de GI heeft bevestigd dat [de minderjarige2] een groei heeft doorgemaakt. Hoewel de GI stelt dat deze positieve ontwikkeling juist wordt veroorzaakt door het gecombineerde aanbod van school, gezinshuis en ouders is het hof van oordeel dat onder de huidige omstandigheden de noodzaak voor een uithuisplaatsing niet meer bestaat. Dat volgens onderzoeksverslagen van [naam3] uit 2019 en 2022 de vader onvoldoende in staat is om de emotionele betrokkenheid te bieden die nodig is voor [de minderjarige2] verdere ontwikkeling, maakt het oordeel van het hof niet anders. Het hof licht dit als volgt toe.
Behalve dat de ouders de conclusies uit de onderzoeksverslagen van [naam3] in twijfel trekken, past de conclusie dat de vader tekortschiet bij het aansluiten bij de opvoedbehoefte van [de minderjarige2] niet bij de constatering dat [de minderjarige2] , hoewel hij veel tijd bij de vader doorbrengt, zich positief ontwikkelt. Daarbij komt dat de vader volgens het onderzoek van [naam3] juist wél goed is in het bieden van continuïteit en voorspelbaarheid. Daarnaast heeft de vader zich via scholing verdiept in het omgaan met ASS. Verder heeft de vader sinds een jaar een partner die op dit moment werkt als autismecoach. Zij biedt de vader ondersteuning bij het inspelen op de behoeften van [de minderjarige2] en zij kan bovendien goed overweg met de moeder. Het gegeven dat de vader nog te leren heeft op het bieden van emotionele betrokkenheid is daarom onvoldoende om te kunnen oordelen dat de uithuisplaatsing in het belang van [de minderjarige2] nog langer noodzakelijk is. De GI heeft er op gewezen dat de relatie van de vader nog relatief pril is, maar dat laat onverlet dat [de minderjarige2] nu al heeft kunnen profiteren van de geboden ondersteuning, wat eveneens geldt voor de vader.
Daarnaast is van belang dat de onderlinge samenwerking tussen de ouders de afgelopen jaren sterk is verbeterd. Verder hebben zij op de zitting het belang van zijn huidige school voor [de minderjarige2] onderschreven en toegezegd dat hij die school zal blijven bezoeken, ook in het geval van thuisplaatsing bij de vader.
De ouders staan ten slotte open voor (noodzakelijke) hulpverlening, wat zij ook op de zitting hebben erkend. Daarbij acht het hof van belang dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling betrokken blijft bij [de minderjarige2] en deze zicht kan houden op zijn ontwikkeling en hulpverlening kan inzetten of aanwijzingen kan geven als dat nodig is.

6.De slotsom

Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover het betreft de uithuisplaatsing van [de minderjarige2] en voor zover deze betrekking heeft op de periode tot heden, en zal vernietigen voor zover de beschikking ziet op de periode vanaf vandaag. Met ingang van vandaag, 27 juni 2023, zal het hof de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] dan ook beëindigen.
Beide ouders hebben het gezag over [de minderjarige2] . Zij zijn het er, zo is duidelijk geworden, over eens dat [de minderjarige2] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben en dat de ouders - zoals zij dat nu ook al doen - de zorg- en opvoedtaken in overleg zullen verdelen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 januari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderwerpen en voor zover de (machtiging tot) uithuisplaatsing van [de minderjarige2] betrekking heeft op de periode tot heden;
vernietigt voornoemde beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor zover de (machtiging tot) uithuisplaatsing van [de minderjarige2] betrekking heeft op de periode vanaf vandaag, en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige2] in een gezinsgerichte voorziening, met ingang van vandaag alsnog af;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, R. Feunekes en A.T. Bol en is op 27 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.