ECLI:NL:GHARL:2023:5299

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
200.313.403/01 en 200.313.403/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep en incidenteel hoger beroep in een familiezaken geschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een familiezaken geschil tussen een vader en een moeder over de omgang met hun kinderen. De vader, verzoeker in het principaal hoger beroep, had grieven ingediend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin een contactregeling was vastgesteld. De moeder, die in incidenteel hoger beroep ging, verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2023 gaven beide ouders aan dat zij bij nader inzien een andere beslissing wensten, maar het hof oordeelde dat het hoger beroep niet bedoeld is om een partij de gelegenheid te geven de bestreden beschikking ongedaan te maken omdat zij van mening is van het verzoek af te zien. Het hof verklaarde beide partijen niet-ontvankelijk in hun hoger beroep en incidenteel hoger beroep, en oordeelde dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet de juiste weg is voor de door hen gewenste wijziging van de beschikking. De beslissing van het hof is gebaseerd op vaste rechtspraak, die stelt dat het hoger beroep niet bedoeld is voor het wijzigen van een beschikking op verzoek van partijen die bij nader inzien een andere uitkomst wensen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.313.403/01 en 200.313.403/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 534239)
beschikking van 22 juni 2023
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep en het incident,
advocaat: mr. G.J.A.M. Gloudi te Lelystad,
en
[verweerster](de moeder),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep en het incident,
advocaat: mr. E. Uijt de boogaardt te Lelystad.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden Nederland, locatie Utrecht.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 2 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 13 juli 2022;
- een journaalbericht namens de vader van 3 augustus 2022 met bijlage(n);
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep en tevens houdende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep en in het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 14 oktober 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 21 april 2023 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 mei 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn de ouders met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordiger van de raad via een beeldbelverbinding aanwezig.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2015;
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2018,
hierna ook tezamen te noemen: de kinderen.
De moeder oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De vader heeft geen omgang met de kinderen. Tot de bestreden beschikking had de vader onregelmatige belmomenten met de kinderen.
3.2
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, een contactregeling vastgesteld waarbij er een keer per week van 18.00 uur tot 18.30 uur een (eventueel video)belmoment is tussen de vader en de kinderen.
3.3
In een kort geding-procedure heeft de voorzieningenrechter op 28 september 2022 de tenuitvoerlegging van de bij de bestreden beschikking vastgestelde contactregeling geschorst totdat het hof in de onderhavige procedure in zowel het principaal appel, het incidenteel appel alsmede in het incident heeft beslist of totdat [naam1] adviseert om de (video)belregeling weer op te pakken.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met vijf grieven in principaal hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader heeft het hof in het principaal hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te beslissen als volgt:
I. de raad te gelasten een onderzoek te doen naar de woon- en leefsituatie van partijen en van de kinderen en onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen;
II. aan de bestreden beslissing, respectievelijk een door het hof te bepalen (video)belcontact tussen de vader en de kinderen van 18.00 uur tot 18.30 uur één keer per week een dwangsom te verbinden van € 500,- per keer voor elke keer dat de moeder weigert mee te werken aan het tot stand komen van dit (video) belcontact van 18.00 uur tot 18.30 uur één keer per week;
III. vooruitlopend op (de resultaten van) het onderzoek van de raad een omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen, zulks in goede justitie te bepalen, al dan niet onder toezicht.
4.2
De moeder heeft in het principaal hoger beroep verweer gevoerd en is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Daarnaast heeft de moeder in haar verweerschrift gegriefd tegen de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking.
De moeder heeft het hof in haar verweerschrift verzocht:
in principaal appel:
de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans de zelfstandige verzoeken in appel af te wijzen;
in incidenteel appel:
de bestreden beschikking te vernietigen;
in incident:
de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking voor de duur van het geding te schorsen.
4.3
De vader heeft op zijn beurt verweer gevoerd in het incidenteel hoger beroep en in het incident tot schorsing en hij verzoekt het hof het incidenteel hoger beroep af te wijzen en het schorsingsverzoek af te wijzen wegens ontbreken van belang.

5.De motivering van de beslissing

Het incidenteel verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad
(zaaknummer 200.313.403/02)
5.1
De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting bij het hof aangegeven dat zij het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking intrekt. Het hof maakt hieruit op dat de gronden in het incident niet worden gehandhaafd. Dit brengt mee dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek in het incident.
Het principaal en het incidenteel hoger beroep (zaaknummer 200.313.403/01)
5.2
Volgens vaste rechtspraak strekt het hoger beroep mede ertoe de appellerende partij de gelegenheid te bieden tot het verbeteren en aanvullen van hetgeen zij bij de procesvoering in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten. Het rechtsmiddel van hoger beroep is echter niet gegeven om aan een partij gelegenheid te geven die beschikking ongedaan te maken omdat zij bij nader inzien de voorkeur eraan geeft van het verzoek af te zien (HR 4 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:BL8473, NJ 1999/535). De beslissing van de rechtbank is tot stand gekomen op verzoek van partijen, bij de behandeling ter zitting zijn zij de in de beslissing weergegeven contactregeling overeengekomen. De man en de vrouw wensen nu, bij nader inzien, een andere beslissing, maar daar is het rechtsmiddel hoger beroep niet de aangewezen weg voor. Partijen worden dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het principaal respectievelijk incidenteel hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende:
verklaart partijen niet-ontvankelijk in het incident en in het principaal en incidenteel hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, M.A.F. Veenstra en F.R. Menso, bijgestaan door mr. T. van der Veen als griffier, en is op 22 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.