ECLI:NL:GHARL:2023:5297

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
200.324.649/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en hulpverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 29 december 2022, dit verzoek afgewezen. De ouders van de kinderen, die in een problematische situatie verkeren, erkennen de zorgen die er zijn, maar zijn gemotiveerd om aan hun problemen te werken met de hulp van een gecertificeerde instelling. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die blootgesteld zijn aan huiselijk geweld en andere problemen. Echter, het hof oordeelt dat de hulpverlening die momenteel wordt geboden door de gecertificeerde instelling voldoende is en dat de ouders meewerken aan deze hulp. Het hof concludeert dat de Raad niet voldoende heeft aangetoond dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, en bekrachtigt daarom de beslissing van de kinderrechter. De ouders hebben recht op vertrouwen dat zij in staat zijn om met de huidige hulpverlening de situatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.649/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 549179)
beschikking van 20 juni 2023
inzake
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden Nederland, locatie Lelystad,
verzoeker in hoger beroep.
Deze zaak gaat over de volgende minderjarigen:
[de minderjarige1], geboren [in] 2009;
[de minderjarige2], geboren [in] 2012;
[de minderjarige3], geboren [in] 2016;
[de minderjarige4], geboren [in] 2021;
die hierna samen ook wel de kinderen zullen worden genoemd.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
en
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats2] .
Als informant is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland(de GI),
gevestigd te Almere.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 29 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 24 maart 2023.
2.2
[de minderjarige1] heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om zijn mening aan het hof kenbaar te maken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 24 mei 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- een vertegenwoordiger van de raad;
- de ouders;
- een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van de kinderen. Het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] wordt door de ouders samen uitgeoefend. De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige4] .
3.2
De kinderen wonen bij de moeder in [woonplaats1] . De vader staat ingeschreven in [woonplaats2] , maar is dagelijks bij de kinderen en de moeder. De vader doet veel in de verzorging van de kinderen en het huishouden bij de moeder. [de minderjarige2] en [de minderjarige3] gaan na schooltijd naar een gastouder.
3.3
De raad heeft naar aanleiding van een op 10 juni 2022 binnengekomen zorgmelding van [naam1] ( [naam1] ) een onderzoek verricht naar de situatie van de kinderen en de bevindingen neergelegd in het raadsrapport van 8 december 2022.
3.4
Het gezin ontvangt hulpverlening vanuit [naam2] ( [naam2] ).

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter het verzoek van de raad om [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] voor een periode van een jaar onder toezicht van de GI te stellen afgewezen.
4.2.
De raad is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De raad verzoekt het hof om, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder en de vader hebben ter zitting verweer gevoerd en het hof gevraagd om het verzoek van de raad af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
De zorgen
5.2
Net als de raad is het hof van oordeel dat er heel ernstige zorgen zijn over de gezinssituatie en de ontwikkeling van de kinderen.
Uit het raadsrapport van 8 december 2022 blijkt dat de kinderen langdurig (jarenlang) zijn blootgesteld aan huiselijk geweld en getuige en slachtoffer zijn geweest van verbaal en fysiek geweld. De relatie tussen de ouders is turbulent. De ouders zitten niet op één lijn wat betreft de opvoeding en hebben moeite om constructief met elkaar te communiceren. De moeder lijkt onvoldoende in staat om te begrenzen. Zij laat de kinderen vrij en er is sprake van onveiligheid en gebrek aan structuur. De vader is een actieve opvoeder. Hij zorgt veel voor de kinderen en ondersteunt de moeder bij de opvoeding. De vader is echter ook de oorzaak van veel onveiligheid in het gezin.
Duidelijk is dat de kinderen zodanig opgroeien dat zij ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling. De kinderen laten, allemaal op hun eigen niveau, boosheid en angst zien. Er is sprake van concentratieproblematiek en er zijn problemen met het niet goed tot leren komen en met de omgang met medeleerlingen. Ten tijde van het raadsonderzoek lieten de kinderen zorgelijk gedrag zien op school en in de gesprekken met de raadsonderzoekers. Op school is te zien dat de kinderen moeite hebben om hun emoties te reguleren en om om te gaan met gezag.
5.3
Er zijn dus erg veel zorgen binnen het gezin en voor alle betrokkenen, onder wie de ouders zelf, staat vast dat er nog veel moet gebeuren om de situatie te verbeteren. Ter beoordeling aan het hof ligt de vraag voor of de hulpverlening die noodzakelijk is in verband met het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging, voldoende wordt geaccepteerd door de ouders.
De hulpverlening
5.4
Uit de stukken en de daarop ter zitting gegeven toelichting blijkt dat het gezin intensieve hulpverlening ontvangt vanuit [naam2] interventieteam voor jeugd & gezin ( [naam2] ) en dat de samenwerking met de ouders goed is. Onder invloed van de verschillende contactpersonen/hulpverleners/therapeuten die door [naam2] zijn ingeschakeld, is de sfeer in huis verbeterd en zijn de spanningen en ruzies afgenomen. Toch is de hulpverlening van [naam2] nog opgeschaald na een incident dat plaatsvond op 7 maart 2023. De vader is op die dag heel boos geworden op [de minderjarige2] , omdat hij een vapen bij zich had op school. [de minderjarige2] zou ter verdediging zijn hand hebben opgestoken naar de vader. De vader heeft dit geïnterpreteerd als dat [de minderjarige2] de vader wilde slaan, waardoor de vader [de minderjarige2] heeft geslagen. De opschaling van de hulp vanuit [naam2] heeft plaatsgevonden na overleg met de ouders en de school op 13 maart 2023. Deze opgeschaalde hulp betreft nu onder meer hulpverlening voor de oudere kinderen in de klas, therapie voor elk kind afzonderlijk, gezinstherapie, relatietherapie voor de ouders en individuele gesprekken met de ouders over hun persoonlijke problematiek.
5.5
Ter zitting van het hof is gebleken dat de ouders openstaan voor de hulpverlening van [naam2] en daaraan meewerken.
De overwegingen van het hof
5.6
Naar het oordeel van het hof heeft de raad onvoldoende onderbouwd dat de hiervoor genoemde opgeschaalde hulpverlening vanuit [naam2] in het vrijwillige kader niet geschikt, toereikend en/of passend is, dan wel onvoldoende door de ouders zou worden geaccepteerd en benut. Verder heeft de raad ook niet concreet gemaakt welke andere vorm van hulpverlening ingezet zou kunnen of moeten gaan worden als er op dit moment een ondertoezichtstelling zou zijn. Voor zover de raad heeft aangevoerd dat [naam2] tot op heden niet of onvoldoende oog heeft gehad voor de thuissituatie van de kinderen en het gezinssysteem, volgt het hof de raad niet in dit standpunt. Gebleken is dat de (opgeschaalde) hulpverlening van [naam2] ook aandacht heeft voor het gezinssysteem en dat dit tijdens de gesprekken met de ouders ook aan de orde komt.
5.7
Het hof ziet dat er enorme zorgen zijn over de kinderen, maar ook dat de ouders deze zorgen erkennen. Zij geven aan te beseffen dat er problemen zijn met hen zelf, met de kinderen en met hun gezinssysteem en zij zijn gemotiveerd om aan deze problemen te werken. Gelet op de meewerkende houding van de ouders en op de intensieve hulpverlening van [naam2] heeft de raad onvoldoende duidelijk gemaakt wat op dit moment de meerwaarde van een ondertoezichtstelling is. Daarbij komt dat er bij de ouders weinig draagvlak is voor de komst van een gezinsvoogd.
In het voorgaande ziet het hof aanleiding aan de ouders het vertrouwen te gunnen dat zij zich in het vrijwillige kader volledig zullen inzetten om, met de thans aanwezige hulp, het welzijn van hun kinderen te verbeteren en de bestaande zorgen weg te nemen.
5.8
Op grond van het voorgaande is het hof, evenals de kinderrechter, van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de reeds in het vrijwillig kader ingezette hulpverlening onvoldoende omvattend is of onvoldoende door de ouders wordt geaccepteerd. Het hof komt daarom tot de conclusie dat op dit moment niet aan de wettelijke voorwaarden voor een ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] is voldaan, zodat het hoger beroep van de raad niet slaagt, daarom zal worden afgewezen en de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 29 december 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Coster, Z.J. Oosting en J.G. Knot, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 20 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.