ECLI:NL:GHARL:2023:5296

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
200.324.037/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling van de ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013. De vader, die het niet eens was met de beslissing van de kinderrechter, had hoger beroep aangetekend. De kinderrechter had op 13 december 2022 de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot 13 december 2023 uitgesproken, na zorgen over de ontwikkeling van het kind en de thuissituatie. De ouders hadden een instabiele relatie, met zorgen over huiselijk geweld en de opvoeding van de minderjarige. Het hof heeft de zaak op 24 mei 2023 behandeld, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders inmiddels stappen hebben gezet om de situatie te verbeteren, met hulp van verschillende instanties. De ouders hebben laten zien dat ze de zorgen serieus nemen en zijn actief bezig met hulpverlening. De moeder ontvangt therapie en ambulante hulp, terwijl de vader zijn verslavingsproblemen lijkt te hebben overwonnen. Het hof heeft besloten de ondertoezichtstelling te beëindigen, omdat de ouders in staat zijn om de zorg voor de minderjarige op een verantwoorde manier op zich te nemen. De ouders hebben een rooster opgesteld voor de zorg van de minderjarige en zijn van plan om stapsgewijs weer samen te wonen, met begeleiding van de hulpverlening.

Het hof bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter voor de periode tot de uitspraak, maar vernietigt de ondertoezichtstelling voor de periode daarna. De ouders krijgen de kans om te laten zien dat ze in staat zijn om de zorg voor hun kind te verbeteren, met de juiste begeleiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.037/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 548253)
beschikking van 20 juni 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker](de vader),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. J.G. Wiebes (in Lelystad),
en
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden Nederland, locatie Utrecht.
Belanghebbenden zijn:
(1)
[de moeder](de moeder),
woonplaats: [woonplaats1] ,
(2) de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering(de GI),
(in Amsterdam).

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van:
- [de minderjarige] , geboren [in] 2013.

2.Belangrijke informatie

2.1
De vader en de moeder hebben samen het gezag over [de minderjarige] . Dat betekent dat de ouders samen belangrijke beslissingen over [de minderjarige] kunnen nemen.
2.2
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad en hebben samengewoond. Hun relatie is tijdelijk verbroken geweest. Op dit moment krijgen beide ouders begeleiding vanuit [naam1] . [de minderjarige] woont door de week bij de moeder en verblijft, samen met de moeder, in de weekenden bij de vader.
2.3
[de minderjarige] heeft vanaf twee maanden voor zijn geboorte tot 22 oktober 2016 onder toezicht gestaan. Na de geboorte is [de minderjarige] kort (voor een paar dagen) uit huis geplaatst geweest. Vervolgens heeft [de minderjarige] samen met zijn moeder (en later ook de vader) gedurende een langere periode in een moeder-kind huis in [plaats1] gewoond. De ouders hebben toen opvoedondersteuning gekregen.
2.4
In juli 2022 heeft de gemeente [de gemeente] opnieuw zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] gemeld bij de raad. De raad heeft een onderzoek verricht en op 21 november 2022 een raadsrapport opgesteld. Op basis daarvan heeft de raad op diezelfde datum een verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] bij de rechtbank ingediend.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft op 13 december 2022 op verzoek van de raad een beslissing genomen. De kinderrechter heeft [de minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld tot 13 december 2023.

4.Het hoger beroep

4.1
De vader is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij vindt dat het hof het verzoek van de raad alsnog moet afwijzen of het verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] slechts moet toewijzen tot 13 juni 2023.
4.2
De raad heeft verweer gevoerd. De raad vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van de vader van 10 maart 2023 met bijlage(n);
- het verweerschrift van de raad.
5.2
De zitting bij het hof was op 24 mei 2023. Aanwezig waren:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof moet beslissen over de vraag of [de minderjarige] door de kinderrechter terecht onder toezicht is gesteld van de GI. De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. In dat geval moet het ook zo zijn dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Wel moeten dan de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 BW).
6.2
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter een goede beslissing was.
Bij de start van de ondertoezichtstelling in december 2022 waren er naar het oordeel van het hof zo ernstige en actuele zorgen dat een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] noodzakelijk was. De spanningen en het huiselijk geweld tussen de ouders waren een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] is hiermee namelijk direct of indirect geconfronteerd geweest. De relatie tussen ouders was instabiel en hun verwachtingen van de relatie verschilden, wat zich uitte in verbaal en fysiek geweld. Er was onvoldoende zicht op de thuissituatie, terwijl [de minderjarige] zorgelijke uitspraken deed op school. De raad maakte zich zorgen dat [de minderjarige] niet tot leren kwam, mogelijk door de spanningen thuis. De school gaf aan dat [de minderjarige] zich niet kon concentreren en heeft een diagnostisch onderzoek geadviseerd vanwege het gedrag van [de minderjarige] op school. Daarnaast waren er zorgen over de drugs-, game- en gokverslaving van de vader. Hierop is tijdens het raadsonderzoek onvoldoende zicht gekomen. De vader heeft zich in het verleden tegenstrijdig opgesteld naar de hulpverlening. Daarom was hulp in een vrijwillig kader op dat moment niet voldoende om de ernstige bedreiging voor [de minderjarige] weg te nemen. Het hof is dan ook van oordeel dat de kinderrechter terecht en op goede gronden de ondertoezichtstelling over [de minderjarige] heeft uitgesproken.
6.3
Het hof zal echter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] nu wel gaan opheffen.
Er zijn nog steeds grote zorgen, maar de ouders hebben inmiddels laten zien dat ze de zorgen serieus nemen en dat ze nu met hulpverlening serieus stappen zetten om de situatie voor [de minderjarige] beter te maken, wat ook door de raad en de GI wordt erkend.
6.4
Beide ouders ervaren veel steun van de hulpverlening (gezinsbegeleiding) vanuit [naam1] . Ter zitting is gebleken dat de wekelijkse ondersteuning in de thuissituatie van [naam1] niet alleen bestaat uit gesprekken die gericht zijn op de relatie tussen de ouders. De hulpverlener houdt zich samen met de ouders ook bezig met praktische, opvoedkundige dingen, zoals het aanbrengen van structuur voor [de minderjarige] . De ouders hebben een goede klik met deze hulpverlener en het hof vindt dat de ouders met de hulp van [naam1] op de goede weg zijn.
De ouders communiceren en overleggen met elkaar en de situatie tussen hen is rustiger geworden. [de minderjarige] profiteert daarvan. De ouders hebben ter zitting verklaard dat [de minderjarige] ook op school een positieve gedragsverandering laat zien.
6.5
De moeder krijgt vanwege haar persoonlijke problematiek op dit moment nog therapie vanuit [naam2] (in een afrondende fase). Ook krijgt zij wekelijks ambulante hulpverlening vanuit [naam3] , gericht op sociaal emotionele ondersteuning, op het structureren van afspraken en huishoudelijke taken en op ondersteuning bij de opvoeding en bij de financiën.
De vader heeft op dit moment naast de ondersteuning van [naam1] geen andere hulpverlening. Zijn advocaat heeft er ter zitting op gewezen dat hij sinds vorig jaar is gestopt met blowen en dat ook het gamen geen probleem meer is. De vader gamet nog wel eens, maar niet meer elke dag en niet meer zo laat.
6.6
Een belangrijke zorg betreft het diagnostisch onderzoek van [de minderjarige] dat volgens de raad moet plaatsvinden. De ouders hebben te kennen gegeven achter een dergelijk onderzoek te staan. Het opstarten daarvan heeft weliswaar door omstandigheden (onder meer gelegen in de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] ) vertraging opgelopen, maar inmiddels hebben de ouders een (andere) zorgaanbieder ( [naam4] ) bereid gevonden om het onderzoek uit voeren. Het intakegesprek staat gepland op 25 september 2023.
Beide ouders hebben ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat ze alle aanwijzingen die uit het onderzoek voortkomen zullen accepteren en dat zij actief zullen zoeken naar eventuele extra hupverlening voor [de minderjarige] als dat nodig blijkt te zijn.
6.7
De raad maakt zich verder zorgen om het plan van de ouders om weer samen te gaan wonen. De raad vindt dat dit goed in de gaten gehouden moet worden om te zien of dit voor [de minderjarige] allemaal wel goed verloopt.
Op dit moment hebben de ouders ieder een eigen huis. Er is samen met de hulpverlening een rooster gemaakt voor [de minderjarige] en het samenzijn/samenwonen van de ouders als gezin. [de minderjarige] verblijft volgens dit rooster van dinsdag tot met donderdag bij de moeder en de overige dagen (samen met de moeder) bij de vader.
De bedoeling is dat het samenwonen van de ouders stapje voor stapje wordt uitgebreid, met ongeveer één dag per maand en dat steeds samen met de hulpverlener van [naam1] wordt gekeken hoe het gaat. Gaat het niet goed, dan wordt er weer een stapje terug gezet. Het hof vindt dat de ouders op deze manier laten zien dat zij stapsgewijs en in overleg met de hulpverlening hun samenwonen plannen en dat zij alleen zullen gaan samenwonen als dit ook voor [de minderjarige] op een verantwoorde manier kan.
6.8
Uit alles wat naar voren is gekomen, heeft het hof voldoende vertrouwen gekregen dat de ouders [de minderjarige] in de toekomst beter tegen onveilige situaties zullen beschermen en zelf (extra) hulpverlening zullen inschakelen als dat nodig is. De ouders en [de minderjarige] worden bovendien op dit moment goed begeleid en gemonitord door de vrijwillige hulpverlening. Verder kijkt ook de school mee of het goed gaat met [de minderjarige] .
6.9
Het hof vindt, gelet hierop, dat de ouders de kans moeten krijgen om te laten zien dat zij in staat zijn in een vrijwillig kader op de ingeslagen weg door te gaan en dat zij de problemen die er zijn met de juiste begeleiding samen kunnen oplossen.
Het hof zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van vandaag beëindigen.
6.1
Kortom, het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter tot vandaag moet blijven gelden en zal die beslissing daarom tot vandaag bekrachtigen. Vanaf vandaag komt het hof tot een andere beslissing dan de kinderrechter. Het hof zal die beslissing daarom vanaf vandaag vernietigen en de ondertoezichtstelling opheffen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter (in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad) van 13 december 2022 voor zover daarbij [de minderjarige] , geboren [in] 2013, onder toezicht is gesteld voor de periode tot vandaag;
vernietigt die beschikking, voor de periode vanaf vandaag en, in zoverre, opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] af voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf vandaag tot 13 december 2023;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Coster, J.G. Knot en Z.J. Oosting, in samenwerking met mr. M. Marsnerova, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.