ECLI:NL:GHARL:2023:5217

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
21-003582-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van stiefvader zonder noodweer(exces)

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978 en wonende te [woonplaats], was aangeklaagd voor mishandeling van zijn stiefvader, [slachtoffer], op 22 februari 2022 te [pleegplaats]. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

Tijdens de zitting op 6 juni 2023 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal vorderde bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en handhaving van de straf. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich had verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door zijn stiefvader, en dat er sprake was van noodweer. Het hof oordeelde echter dat de gedragingen van de verdachte niet als verdedigend konden worden aangemerkt, maar als aanvallend. De verdachte had zijn stiefvader bij de hals vastgepakt, tegen het hoofd geslagen, in de arm gebeten en was in worsteling geraakt.

Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een noodweersituatie en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. De verklaring van de aangever, die tijdens de zitting afweek van zijn eerdere aangifte, werd als minder betrouwbaar beoordeeld. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde dezelfde straf op als eerder, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn opleiding en de herstelde relatie met zijn ouders. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003582-22
Uitspraak d.d.: 20 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 augustus 2022 met het parketnummer 18-059959-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.J. Buitenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is, ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2022 te [pleegplaats] zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer] :
- bij de hals vast te pakken en/of
- tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- ( met kracht) in de arm te bijten en/of
- door met deze [slachtoffer] in worsteling te geraken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Hiertoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs moest verdedigen. Hierdoor is er geen sprake van een noodweersituatie en komt verdachte geen geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toe.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Hiertoe heeft zij – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Het incident heeft plaatsgevonden zoals verdachte dat heeft verklaard. Op basis hiervan kunnen alleen de feitelijke handelingen ‘met kracht in de arm bijten’ en ‘de worsteling’ worden vastgesteld. Het bloed op het hoofd van aangever is vermoedelijk van een wond op de arm van aangever. Verdachte zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding toen hij door aangever in een wurggreep gehouden werd en hierdoor geen lucht meer kreeg. Daarop heeft hij aangever gebeten zodat aangever hem los zou laten. Door aldus te handelen is verdachte binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit gebleven.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt.
Oordeel van het hof
Verklaring [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft ter terechtzitting van het hof als getuige een verklaring afgelegd die afwijkt van de verklaring in zijn aangifte. Als reden heeft hij daarvoor opgegeven dat hij op het moment van het doen van de aangifte in een emotionele toestand verkeerde en dat hij hierdoor een verklaring heeft afgelegd die niet overeenkomt met wat er feitelijk op 22 februari 2022 is gebeurd. Ten aanzien van de geweldshandelingen die verdachte zou hebben gepleegd heeft aangever verklaard dat hij zich niet actief kan herinneren dat verdachte hem in de woonkamer heeft geduwd en hem later in de slaapkamer tegen zijn hoofd heeft geslagen. Hij bevestigde wel dat hij toen een hoofdwond heeft opgelopen.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld aan welke verklaring van aangever het meer bewijswaarde hecht.
Allereest overweegt het hof dat het enkele feit dat verklaringen onder emoties zijn afgelegd, nog niet meebrengt dat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn. De verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Voorts overweegt het hof dat de verklaring van aangever in zijn aangifte, die hij ongeveer een uur na het incident heeft afgelegd, op belangrijke punten aansluit op hetgeen is verklaard door de moeder van verdachte [persoon] , namelijk dat verdachte en moeder op dinsdag 22 februari 2022 omstreeks 04:00 uur een woordenwisseling hadden. Omdat het schreeuwen door verdachte zo heftig werd is [slachtoffer] zijn bed uitgegaan en naar de woonkamer gelopen. Verdachte reageerde explosief op de aanwezigheid van aangever toen deze met zijn telefoon in zijn hand verscheen. Daarop escaleerde de situatie in de woonkamer. Moeder zag dat verdachte aangever in de woonkamer begon te duwen en nare woorden richting hem gebruikte. Om verdere escalatie te voorkomen is aangever naar zijn kamer gelopen. Verdachte is achter aangever aangelopen, terwijl moeder tevergeefs heeft geprobeerd verdachte tegen te houden.
Voorts heeft aangever in zijn aangifte verklaard dat toen verdachte achter hem aan kwam hij voelde dat verdachte hem beet pakte om zijn hals en dat hij kort hierna een klap tegen zijn hoofd voelde. Nadat hij een klap kreeg lag hij op zijn bed en merkte hij aan alles dat verdachte de telefoon in zijn hand wilde pakken. Zij kwamen in een worsteling op het bed. Vervolgens voelde aangever dat verdachte zijn tanden met heel veel kracht in zijn arm zette. Hij voelde dat hij in zijn rechterarm werd gebeten door verdachte. Hij verklaarde dat hij zowel van het bijten als het slaan door verdachte letsel had opgelopen aan respectievelijk zijn rechterarm en hoofd. Het hof stelt vast dat deze verklaring wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin ook foto’s van het letsel zijn bijgevoegd. De verbalisanten relateren dat zij omstreeks 04:40 een diepe wond op de rechterarm van aangever hebben waargenomen. Zij hoorden aangever nadrukkelijk zeggen dat deze wond was ontstaan omdat verdachte hem met kracht had gebeten. Daarnaast zagen verbalisanten een wond op het hoofd van aangever. Aangever heeft ten overstaan van de verbalisanten verklaard dat zijn zoon deze wond heeft veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande zal het hof de verklaring van aangever zoals die op de terechtzitting van het hof is afgelegd terzijde schuiven en de verklaring in zijn aangifte als uitgangspunt nemen, omdat ten aanzien van die verklaring in tegenstelling tot zijn verklaring in zijn aangifte onvoldoende steun te vinden is in het dossier.
Noodweer(exces)
Voor een geslaagd beroep op noodweer is ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als ‘verdediging’, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Het hof is van oordeel dat uit de verklaringen van aangever, moeder [persoon] en verdachte zelf naar voren komt dat verdachte explosief reageerde op de aanwezigheid van aangever in de woonkamer, dat verdachte zijn stiefvader uitschold en hem duwde en dat aangever om verdere escalatie te voorkomen naar de slaapkamer liep. Verdachte liep achter aangever aan de slaapkamer in, hoewel moeder hem heeft gemaand weg te gaan naar buiten of naar zijn kamer en geprobeerd heeft verdachte tegen te houden toen hij achter aangever aan wilde gaan. Nu er eerder in de woonkamer al sprake was van een agressieve confrontatie tussen aangever en verdachte, terwijl verdachte achter zijn stiefvader de slaapkamer in ging om hem zijn telefoon afhandig te kunnen maken en daar ook onmiddellijk de confrontatie voortzette door aangever beet te pakken bij zijn hals, kunnen de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als ‘verdedigend’ maar – naar de kern bezien – als aanvallend. Naar het oordeel van het hof komt verdachte daarmee geen beroep op noodweer toe, nu geen sprake is van een noodweersituatie. Het hof voegt hieraan nog toe dat het door verdachte gestelde feit dat aangever verdachte in een omklemming hield niet afdoet aan het feit dat het verdachte was die de aanval koos en een worsteling met aangever forceerde. Zijn reactie op de beweerde omklemming, bijten, kan in de geven omstandigheden niet als een noodzakelijke verdediging worden gekenschetst.
Conclusie
Alles overziend is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 februari 2022 zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangever. Het hof verwerpt derhalve het door de raadsvrouw gevoerde verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 februari 2022 te [pleegplaats] zijn vader [slachtoffer] tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, heeft mishandeld door deze [slachtoffer] :
- bij de hals vast te pakken en
- tegen het hoofd te slaan en
- met kracht in de arm te bijten en
- door met deze [slachtoffer] in worsteling te geraken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft subsidiair een beroep gedaan op noodweerexces. Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie kan evenmin een beroep op noodweerexces worden gedaan. Het hof verwerpt om die reden het verweer.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij een eventuele strafoplegging bepleit om – gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de omstandigheden nadien – toepassing te geven aan het rechterlijke pardon als bedoeld in artikel 9a Sr. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat oplegging van een straf haar doel voorbij schiet, omdat verdachte meende te hebben gehandeld uit noodweer en de verhouding tussen verdachte en zijn ouders weer goed is.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn stiefvader. Hij heeft op deze manier het slachtoffer pijn en letsel bezorgd en daarmee inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Het hof rekent het de verdachte voorts aan dat de mishandeling in de woning van het slachtoffer is gepleegd, omdat dit de plek is waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2023, waarop oude feiten staan waardoor in zoverre geen justitiële antecedenten aanwezig zijn die voor het hof een rol spelen bij het vaststellen van de op te leggen straf.
Het hof heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 16 augustus 2022 dat ten behoeve van de onderhavige zaak door Reclassering Nederland is opgesteld. Verdachte woonde bij zijn ouders en de onderlinge verhoudingen stonden al geruime tijd op scherp. Verdachte is op zichzelf gaan wonen en zolang dit goed gaat en de zorg over hem niet op de schouders van de ouders rust, schat de reclassering in dat de onderlinge spanningen ook minder hoog op zullen lopen en daarmee de kans op recidive afneemt. De vermeende psychiatrische problematiek bij verdachte blijft een punt van zorg en aandacht.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de raadsvouw, verdachte en stiefvader naar voren is gebracht ter terechtzitting van het hof. Het contact tussen de ouders en verdachte is inmiddels hersteld. Daarnaast volgt verdachte een opleiding als zonnepaneleninstallateur.
Bij de bepaling van de straf houdt het hof rekening met de rechterlijke oriëntatiepunten die gelden ter zake van mishandeling en de straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof reden om een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
In hetgeen de raadvrouw naar voren heeft gebracht ziet het hof, mede gelet op de aard en de ernst van het feit, geen aanleiding te komen tot een andere straf(modaliteit) dan die opgelegd door de politierechter in zijn vonnis in deze zaak.
Een rechterlijk pardon als bedoeld in artikel 9a Sr kan worden uitgesproken als de rechter dat raadzaam acht gezien de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan. In het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, kan in onderhavige zaak naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 20 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.