ECLI:NL:GHARL:2023:5215

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
21-001314-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor wapens en drugs, veroordeling voor poging tot bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het bezit van wapens, munitie en harddrugs, maar het hof oordeelt dat het politieonderzoek onvolledig was. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen in zijn woning, waardoor hij voor deze feiten werd vrijgesproken.

Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot bedreiging met geweld. Dit was het gevolg van zijn uitlatingen aan een medewerker van de ING, waarbij hij dreigde maatregelen te nemen als zijn bankrekening niet werd gedeblokkeerd. Het hof oordeelt dat deze uitlatingen, gezien de context en de emotionele staat van de verdachte, als bedreigend moeten worden opgevat.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast heeft het hof besloten dat de in beslag genomen wapens en munitie onttrokken worden aan het verkeer, omdat deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001314-19
Uitspraak d.d.: 20 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2019 met parketnummer 18-830259-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1979,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 februari 2021 en 6 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, behoudens de straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat beslist wordt overeenkomstig de beslissing van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de rechtbank geoordeeld dat de wapens en munitie worden onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2018 te [plaats] , een (aantal) vuurwapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Walther) en/of een revolver (merk Zastava) en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 14 (kogel)patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2018 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid (te weten 51,7 gram) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. primair
hij op of omstreeks 24 oktober 2018, te [plaats] , een goed, te weten een jas van de nationale politie, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 24 oktober 2018, te [plaats] , een goed te weten een jas van de nationale politie voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 2 oktober 2018 te [plaats] , (althans) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [medewerker ING] (medewerker bij de afdeling Veiligheidszaken Kantoren van de ING bank N.V.), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het deblokkeren van zijn, verdachtes, bankrekening en/of hem, verdachte te laten beschikken over geld, door tegen voornoemde van [medewerker ING] te zeggen: "Ik wil wel mijn geld hebben", "Moet ik de ING gaan overvallen? Ik doe het zo hoor" en/of "Als jullie mijn geld niet willen geven dan ga ik ook maatregelen nemen en/of "Ik ga lekker de ING een nep bommelding geven", "Ik heb al een strafblad van hier tot gunter", "Ik werk jullie tegen", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 24 oktober 2018 is verdachte in de woning aan de [adres] in [plaats] aangehouden, waarna een doorzoeking heeft plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn twee vuurwapens met bijbehorende munitie, een hoeveelheid heroïne en een politiejas aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair en subsidiair tenlastegelegde te komen, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat het politieonderzoek onvolledig is geweest en weinig meer behelst dan de vaststelling dat er wapens, munitie, harddrugs en een politiejas zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Het hof constateert dat er weinig (nader) onderzoek heeft plaatsgevonden ook niet nadat verdachte een verklaring heeft afgelegd. Nu het dossier verschillende van elkaar afwijkende aanduidingen van de kamers bevat, volgt uit het dossier bovendien niet eenduidig in welke kamers welke voorwerpen precies zijn aangetroffen. Of onderzocht is of de slaapkamers werden gebruikt door anderen dan verdachte valt niet uit het dossier af te leiden. Het hof kan gelet op de inhoud van het dossier niet vaststellen wie er op 24 oktober 2018 en de periode daaraan voorafgaand in de woning aan de [adres] verbleven. De stelling van verdachte dat hij daar toen niet als enige woonde of verbleef is niet op voorhand onaannemelijk, gezien de door de verdediging overgelegde stukken. Dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de hiervoor genoemde goederen valt uit het dossier niet af te leiden.. Het hof is derhalve van oordeel dat onvoldoende blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van wapens, munitie, drugs en een politiejas.
Bij die stand van zaken concludeert het hof dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat het onder 1, 2, 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en het hof spreekt verdachte daarvan vrij.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 4 tenlastegelegde

Door de verdediging is vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde feit bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet op een wederrechtelijke manier een ander in zijn vrijheid van handelen wilde beperken door dwang uit te oefenen. De geuite woorden dienen te worden opgevat als een emotionele ontlading en niet om vrees op te wekken.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van de poging om een medewerker van de ING te dwingen de rekening van verdachte te deblokkeren door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid gericht tegen die ander, heeft de rechtbank in haar vonnis het volgende overwogen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte slechts gefrustreerd was en dat zijn uitlatingen niet bedreigend waren bedoeld. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte tijdens het gesprek heeft gezegd: ‘dit is geen dreigement’. Uit het dossier blijkt dat verdachte deze woorden in het volgende verband heeft gebruikt: ‘Als jullie mij mijn geld niet willen geven, ga ik ook maatregelen nemen. Dit is geen dreigement. Het is heel simpel ik ben een persoon die dingen doet‘. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de context waarin verdachte dit heeft gezegd, deze bewoordingen er juist toe strekten het bedreigende en intimiderende karakter van het gesprek kracht bij te zetten. Nu verdachte zich op deze wijze en met dergelijke bewoordingen heeft uitgedrukt heeft hij daarmee minstens bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat de medewerker van de ING zich gedwongen zou voelen om zijn rekening te (laten) deblokkeren.
Verdachte heeft bekend de in de tenlastelegging gebruikte bewoordingen tegen een medewerker van ING te hebben geuit, hierover bestaat ook geen onduidelijkheid in de stukken. De rechtbank zal derhalve de tekst van de tenlastelegging, die abusievelijk veronderstelt dat de bewoordingen waren geuit tegen degene die de aangifte namens ING heeft gedaan, in zoverre verbeterd lezen.
Het hof acht deze overwegingen van de rechtbank juist en neemt deze over. Het hof voegt daar nog aan toe dat de emotie van verdachte, hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij boos was, de geuite woorden kracht zal hebben bijgezet en de dreiging die van die woorden uitging, hebben versterkt. Het verweer wordt verworpen en het hof acht op grond van het voorgaande feit 4 wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
hij op 2 oktober 2018 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten een medewerker van de ING bank N.V., door bedreiging met geweld en /of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het deblokkeren van zijn, verdachtes, bankrekening en hem, verdachte te laten beschikken over geld, door tegen voornoemde medewerker te zeggen: "Ik wil wel mijn geld hebben", "Moet ik de ING gaan overvallen? Ik doe het zo hoor" en/of "Als jullie mijn geld niet willen geven dan ga ik ook maatregelen nemen” en/of "Ik ga lekker de ING een nep bommelding geven", "Ik heb al een strafblad van hier tot gunter", "Ik werk jullie tegen", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
poging tot een ander door bedreiging met geweld, en /of bedreiging met een feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 2 oktober 2018 schuldig gemaakt aan een poging een medewerker van de ING door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid gericht tegen de medewerker, te dwingen zijn rekening te deblokkeren. Verdachte heeft zich op een zeer agressieve en dwingende wijze uitgelaten tegen voornoemde medewerker.
Gelet op de aard van dit feit en gezien de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten en deze veroordelingen verdachte er niet van hebben weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, acht het hof een gevangenisstraf op zijn plaats.
Het hof heeft bij de strafoplegging anderzijds ook rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en het tijdverloop.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van één maand met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. Het hof gaat ervan uit de door het hof opgelegde straf, niet de door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd overstijgt en gaat er derhalve vanuit dat verdachte voor deze zaak niet opnieuw in voorlopige hechtenis wordt genomen.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit dat aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd en waarvan hij derhalve werd verdacht, aangetroffen en kan dienen tot het begaan van een soortgelijk feit. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de voorwerpen verdachte toebehoorden, nu er mogelijk nog andere personen in de woning verbleven. Indien de voorwerpen aan een ander toebehoorden, kunnen zij worden aangemerkt als voorwerpen die toebehoorden aan de dader van een feit soortgelijk aan het feit dat aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd De voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en de wet en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Het gaat om de volgende voorwerpen:
- 1 Pistool, Walther Pk 380 kleur zwart, [nummer 1] / inclusief patroonmagazijn half geladen; - 1 stuk Munitie Walther Pk 380, [nummer 1] / magazijnhouder;
- 1 Revolver Zastava M83, [nummer 2] / Kaliber: 357 (9x32,5);
- 6 stuks Patroon, CBC 38spl, [nummer 3] / Kaliber:.38 special

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 45, 63 en 284 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 Pistool, Walther Pk 380 kleur zwart, [nummer 1] / inclusief patroonmagazijn half geladen; - 1 stuk Munitie Walther Pk 380, [nummer 1] / magazijnhouder;
- 1 Revolver Zastava M83, [nummer 2] / Kaliber: 357 (9x32,5);
- 6 stuks Patroon, CBC 38spl, [nummer 3] / Kaliber:.38 special –
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 20 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.