ECLI:NL:GHARL:2023:5195

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
21-003344-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en belediging van ambtenaren in functie met veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen meerdere personen en voor het beledigen van ambtenaren in functie. De feiten vonden plaats op 10 oktober 2021, toen de verdachte samen met twee minderjarige medeverdachten een confrontatie zocht met een groep jongens bij een skatebaan in [pleegplaats]. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte geweld gebruikt, waaronder het slaan van een slachtoffer met een moersleutel. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf herzien en een gevangenisstraf van 123 dagen opgelegd, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. Tevens zijn vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen deels toegewezen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte ook heeft veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003344-22
Uitspraak d.d.: 21 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 augustus 2022 met parketnummer 16-291865-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2001,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarde in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] waarbij de politie toezicht zal houden op de naleving van dit verbod. Tevens heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , betreffende € 1.172,42, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing tot € 36.968,31, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkheid ten aanzien van het overige gevorderde. Tot slot heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van het gevorderde eigen risico van [slachtoffer 1] over de jaren 2023 en 2024, betreffende € 770,00. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.C. Kanhai, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 4 augustus 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van de tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] hoofdelijk toegewezen, betreffende € 1.172,42, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is hoofdelijk, gedeeltelijk toegewezen, te weten tot € 34.143,73, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en ten aanzien van het overige gevorderde niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2021 te [pleegplaats] openlijk, te weten, op/aan het [straat 1] en/of de [straat 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon/personen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] door
- deze [slachtoffer 1] te slaan met een (moer)sleutel, althans een hard voorwerp, in het gezicht/tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] , en/of
- te duwen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 2] , en/of
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 2] en/of
- meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 3] en/of
- meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 4] , en/of
- te slaan en/of te stompen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en/of
- te trekken aan de capuchon van deze [slachtoffer 5] ;
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2021 te [pleegplaats] [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en/of
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het hoofd van deze [slachtoffer 2] ;
3.
hij op of omstreeks 26 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [persoon 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door te zeggen dat deze [persoon 1] en haar collega's mongolen zijn, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 26 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [persoon 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik ga je straks in het bureau neuken. Ik neuk je moeder, ik neuk je vader" en/of "mongolen, jullie zijn niks", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair aangevoerd dat verdachte van de onder 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging dient te worden vrijgesproken. Van openlijke geweldpleging in vereniging is geen sprake omdat verdachte alleen geweldshandelingen heeft gepleegd tegenover aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] . Tevens kan het slaan met de moersleutel tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] niet aan verdachte worden toegerekend, nu zijn opzet hier niet op was gericht. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de gedachtestreepjes met geweldshandelingen gericht tegen anderen dan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] .
Ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Feit 1
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 het volgende overwogen:
‘Juridisch kader
Van het openlijk in vereniging plegen van geweld is sprake indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan openlijk gepleegd geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijke geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Beoordeeld moeten worden of de door verdachte geleverde bijdrage van voldoende gewicht is. Gedragingen die als een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan geweld zijn aan te merken, naast de omstandigheid dat verdachte zelf geweld gebruikt, zijn onder meer het welbewust opzoeken van de confrontatie en bovendien vervolgens enige tijd meegaan in een aanvalsgolf.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank het volgende vaststellen. In de nacht van 10 oktober 2021 is verdachte samen met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) op een feest geweest in [pleegplaats](het hof leest verbeterd: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] )
. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn minderjarige jongens. Na dit feest is verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de skatebaan gegaan. Hier aangekomen is verdachte vanuit zijn auto verbaal en op een agressieve wijze, de confrontatie aangegaan met een groep jonge mannen. Verdachte deed dit naar eigen zeggen omdat hij geïrriteerd was. Verdachte is vervolgens uit zijn auto gestapt en is fysiek de confrontatie aangegaan door [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] te duwen en te schoppen. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de auto gestapt en hebben zij zich met de confrontatie bemoeid waarna dit heeft geleid tot diverse geweldshandelingen van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tegen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Op grond van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte een significante bijdrage heeft gehad in de ten laste gelegde openlijk geweldpleging. Het is immers verdachte geweest die als initiator zowel verbaal als fysiek de confrontatie is aangegaan met de groep jonge mannen bij de skatebaan. Verdachte heeft hierbij zelf meerdere mannen geduwd en geslagen. Daarnaast heeft verdachte zich op geen enkel moment van het door de anderen uitgeoefende geweld gedistantieerd. Voor zover verdachte heeft betoogd dat hij ten tijde van het slaan van [slachtoffer 1] al afstand had genomen van het geweld en van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , geldt dat uit de verklaringen van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [getuige] volgt dat ook verdachte in de richting van de wegvluchtende jongens rende en na het slaan van [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wegrende. Deze gezamenlijke uitvoering is voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft hierdoor ook opzet gehad op het door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegde geweld, inclusief dat tegen [slachtoffer 1] .’
Het hof verenigt zich met deze overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof het volgende.
In hoger beroep is een aantal getuigen door de raadsheer-commissaris gehoord. Deze afgelegde getuigenverklaringen komen in hoofdlijnen overeen met de verklaringen die zij ten overstaande van de politie hebben afgelegd. Ook uit deze getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en zijn twee medeverdachten uit de auto stapten, op aangevers afliepen, schreeuwden, dreigden en hen duwden en trapten.
Feiten 2, 3 en 4
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten en overige bewijsmiddelen in het dossier is het hof van oordeel dat de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.
op 10 oktober 2021 te [pleegplaats] openlijk, te weten, aan het [straat 1] en/of de [straat 2] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] door
- deze [slachtoffer 1] te slaan met een moersleutel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd van deze [slachtoffer 1] , en
- te duwen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 2] , en
- meermalen te slaan tegen het hoofd van deze [slachtoffer 2] en
- meermalen te schoppen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 3] en
- meermalen te schoppen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 4] , en
- te slaan tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en
- te trekken aan de capuchon van deze [slachtoffer 5] ;
2.
op 10 oktober 2021 te [pleegplaats] [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- te schoppen tegen het lichaam van deze [slachtoffer 5] , en
- meermalen te slaan tegen het hoofd van deze [slachtoffer 2] ;
3.
op 26 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [persoon 1] , gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door te zeggen dat deze [persoon 1] en haar collega's mongolen zijn;
4.
op 26 oktober 2021 te [pleegplaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [persoon 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik ga je straks in het bureau neuken. Ik neuk je moeder, ik neuk je vader" en "mongolen, jullie zijn niks".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat verdachte het onder 1 bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof op 7 juni 2023:
Ik kwam aangereden bij de skatebaan. Ik ben uitgestapt en ben naar de groep jongens gelopen die op de skatebaan stond. Nadat ik een woordenwisseling kreeg met één van de jongens, heb ik hem stevig vastgepakt en een aantal keer geslagen. Toen kwam zijn vriend erbij. Die heb ik ook stevig vastgepakt en een aantal keer getrapt. Ik kende de groep jongens niet. Ik was lichtelijk geïrriteerd in de auto. Voor mijn gevoel keken ze net iets te lang, toen ging ik er naartoe en kwam er een woordenwisseling.
2. De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van de rechtbank op 22 juli 2022:
Op 10 oktober 2021 was ik samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op een feest. Na het feest zijn we naar de skatebaan gegaan in [pleegplaats] . Ik was geïrriteerd, het ging van kwaad tot erger. Ik ben uit de auto gestapt en naar de jongens gelopen, ik heb [slachtoffer 2] stevig vastgepakt en geslagen en ook [slachtoffer 5] heb ik vastgepakt en geschopt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2021, op pagina 109 e.v. van het dossier van Politie Midden Nederland, met nummer 2021334575 d.d. 26 februari 2022, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 10 oktober 2021 was ik op de skatebaan, gelegen aan het [straat 1] te [pleegplaats] . Ik draaide mij om en zag een voor mij onbekend persoon naar ons toe komen. Later begreep ik dat deze jongen [verdachte] heette. Ik zag dat er vanaf de [auto] nog twee jongens aan kwamen lopen. Dit bleken later [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te zijn. Vervolgens krijg ik een harde klap in mijn gezicht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 oktober 2021 op pagina 142 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich ook bij [verdachte] voegden om zich er mee te bemoeien. Toen [medeverdachte 2] uitstapte zag ik dat hij een dun lang voorwerp vast had. Ik zag dat het iets glimde dus ik had het vermoeden dat het ijzer of lood was. [medeverdachte 2] draaide zich toen om en rende in de richting van [slachtoffer 1] . Ik hoorde geschreeuw en hoorde later dat [slachtoffer 1] toen een klap had gekregen van [medeverdachte 2] . [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn toen terug gerend naar de [auto] . Ik zag dat de [auto] toen met volle vaart weg reed.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 oktober 2021, opgenomen op pagina 146 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Nadat ik op de grond viel met [medeverdachte 1] zag ik dat [medeverdachte 2] mij tweemaal in mijn rug schopte. Nadat ik was geschopt stond ik op en ik zag dat [medeverdachte 2] met de wielmoersleutel nog in zijn hand achter [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan rende. Vervolgens keek ik om en ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag dat hij zijn hand op zijn oog had gelegd. Ook zag ik bloed op zijn gezicht.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2021, opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag dat [verdachte] met twee handen naar mijn borstkast ging. Ik voelde een krachtige duw. Ik zag dat [medeverdachte 1] met twee handen richting mijn borstkast ging. Ik voelde een krachtige duw. Ik kreeg van [verdachte] ongeveer 10 klappen op mijn achterhoofd. Ik draaide mij om en zag dat één van de drie jongens [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] een klap op zijn hoofd kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] achterover viel. Ik zag dat de drie jongens wegrenden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2021, opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechtervuist met kracht op het achterhoofd van [slachtoffer 2] aan het stompen was. Ik zag dat hij dit ongeveer vijf of zes keer deed. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 3] trapte en schopte. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] achter [slachtoffer 3] aangingen. Vervolgens hoorde ik [medeverdachte 2] schreeuwen: "Ik heb iemand gehit". Gelijk daarna kreeg ik een trap in mijn rug. Ik weet zeker dat [medeverdachte 1] mij getrapt heeft. Ik zag dat [medeverdachte 1] vlak voor me stond, op trap afstand zeg maar. Ik zag toen dat [medeverdachte 1] mij een bodykick gaf. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de auto renden. Ik zag dat [verdachte] ook naar de auto ging en toen zag ik dat de auto met hoge snelheid wegreed in de richting waar deze ook vandaan kwam.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 oktober 2021, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik zag dat [verdachte] meteen op [slachtoffer 2] begon in te slaan met gebalde vuisten. Ik zag dat die andere twee jongens uit de [auto] begonnen met vechten met ons. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] van achteren op zijn hoofd aan het slaan was. Vervolgens keerde [verdachte] zich weer tegen mij en heeft mij een aantal keren opzettelijk en met kracht op mijn hoofd geslagen. Ik zag dat door [medeverdachte 2] en de jongen met zijn hand in het verband tegen mijn vriend die op de grond lag aan het trappen waren. Ik zag ze meerdere malen schoppen tegen mijn vriend die op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 3] op de grond lag. Mijn jas was kapot gescheurd door de jongen met hand in verband. Later hoorde ik dat deze jongen [medeverdachte 1] heet. Hij heeft aan mijn capuchon getrokken.
9. Een door de raadsheer-commissaris van dit hof opgemaakt proces-verbaal van verhoor van een getuige d.d. 12 oktober 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Tijdens het teruglopen kwam er een auto aanrijden waar iemand uit stapte. Die persoon was nogal boos en kwam agressief op ons af. Hij richtte zich aanvankelijk op [slachtoffer 5] en begon te schelden en te duwen. Inmiddels waren de twee vrienden van de persoon die ik nu ken als [verdachte] uitgestapt. Die kwamen ook onze kant op en begonnen ook te duwen.
10. Een door de raadsheer-commissaris van dit hof opgemaakt proces-verbaal van verhoor van een getuige d.d. 12 oktober 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Er kwam een auto aanrijden en de bestuurder [verdachte] stapte uit. Hij keek boos en vroeg waarom we naar zijn auto keken. Toen liep hij naar [slachtoffer 5] en begon te schoppen en te duwen. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren heel agressief. Ik wil daarbij opmerken dat op het moment dat [verdachte] wat kalmeerde, juist [medeverdachte 2] het vuurtje weer opstookte.
11. Een door de raadsheer-commissaris van dit hof opgemaakt proces-verbaal van verhoor van een getuige d.d. 12 oktober 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] :
Er kwam een auto aanrijden, daar zaten drie jongens in. Ze kwamen uit de auto en de persoon, die ik later [verdachte] ben gaan noemen, kwam dicht op mij staan. Ze begonnen wat te trappen. Op een bepaald moment had ik één van de jongens weer wat rustig gekregen. De andere twee jongens waren nog met de anderen bezig, waardoor de ene jongen ook weer opgejut was.
12. Een door de raadsheer-commissaris van dit hof opgemaakt proces-verbaal van verhoor van een getuige d.d. 26 oktober 2022, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] :
Toen we aan kwamen rijden bij de skatebaan begon [verdachte] direct tegen een jongen te schreeuwen. U laat mij een foto zien (pagina 168). U zegt dat het een wielmoersleutel is. Die wielmoersleutel lag in het deurvak van de auto aan de bestuurderszijde. Ik heb die wielmoersleutel gepakt en aan [medeverdachte 2] gegeven. [medeverdachte 2] zwaaide met die wielmoersleutel.
Nu verdachte ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak door de verdediging is bepleit, kan gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Elk bewijsmiddel wordt, ook in zijn onderdelen, slechts gebezigd voor het bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft:
13. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 7 juni 2023;
13. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2021, opgenomen op pagina 117 e.v. van het dossier van Politie Midden Nederland, met nummer 2021334575 d.d. 26 februari 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
13. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 oktober 2021, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] ;
13. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 oktober 2021, opgenomen op pagina 317 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [persoon 1] ;
13. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2021, opgenomen op pagina 319 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [persoon 1] ;
13. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 oktober 2021, opgenomen op pagina 321 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [persoon 2] ;
13. Het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2021, opgenomen op pagina 323 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [persoon 2] ;
13. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 22 juli 2022.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en aard van de feiten
De rechtbank heeft ten aanzien van de straf het volgende overwogen:
‘Verdachte heeft zich op 10 oktober 2021 samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Verdachte is na een feestje samen met twee minderjarige medeverdachten onder invloed van alcohol een rondje gaan rijden en is vervolgens gestopt bij de skatebaan. Verdachte heeft daar, uit het niets en zonder enige aanleiding, op een agressieve wijze de confrontatie opgezocht met een aantal jongens die hij niet kende. De minderjarige medeverdachten hebben verdachte in dit gedrag gevolgd. Hierbij is door zowel verdachte als zijn medeverdachten fors geweld gebruikt waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] met een moersleutel tegen het hoofd is geslagen en waarbij verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] heeft(het hof leest verbeterd: zijn)
geschopt en geslagen. [slachtoffer 1] heeft door het geweld ernstig letsel aan zijn gelaat opgelopen.
Verdachte heeft met deze handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen, naast het fysieke leed, ook nog lange tijd ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen zij hebben ondervonden. Dat het handelen van verdachte daadwerkelijk grote impact heeft (gehad) op de slachtoffers blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting door de moeder van [slachtoffer 1] is voorgelezen. Zijn leven is met één klap tot stilstand gekomen. Daarnaast is ook gebleken dat [slachtoffer 2] traumabehandeling ondergaat, als gevolg van wat er is gebeurd. Ook heeft verdachte zich later bij zijn aanhouding schuldig gemaakt aan het beledigen van twee politieambtenaren in functie. Deze feiten getuigen eveneens van een gebrek aan respect voor anderen en autoriteit.’
Het hof verenigt zich met deze overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.
Persoon van verdachte
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte rapportages blijken en door verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd. Daaruit blijkt dat verdachte momenteel nog bij zijn ouders woont. Hij is werkzaam in de pallethandel en volgt daarnaast een aantal cursussen om in de toekomst zijn eigen zonnepanelenbedrijf te kunnen oprichten. Verder staat verdachte onder behandeling bij Amethist verslavingszorg voor zijn drugsgebruik en is hij bezig om zijn rijbewijs terug te krijgen, na een veroordeling wegens rijden onder invloed van drugs.
Het hof neemt ook in aanmerking dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 123 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is, met oplegging van de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Daarnaast legt het hof een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis op. Het hof zal bevelen dat bovengenoemde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is. Nu ter zitting niet is gebleken dat ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaald persoon of bepaalde personen, ziet het hof geen aanleiding om de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 61.537,04. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 34.143,73. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de vordering ter terechtzitting gewijzigd.
De vordering, ter hoogte van € 61.493,31, bestaat uit de volgende kostenposten:
Materiële schade: € 51.493,31
  • Ziekenhuis dagvergoeding : € 31,00
  • Verbruik eigen risico in 2021 : € 352,04
  • Verbruik eigen risico in 2022 : € 324,58
  • Aanschaf nieuwe bril : € 400,00
  • Vervanging beschadigde broek, jas en schoenen : € 100,00
  • Kosten voor persoonlijke verzorging : € 591,92
  • Studievertraging studiejaar 2021/2022 : € 22.025,00
  • Collegegeld studiejaar 2021/2022 : € 1.084,00
  • Verlies arbeidsvermogen in 2021 en 2022 : € 1.969,17
  • Reiskosten ziekenhuis : € 90,60
  • Toekomstige studievertraging : € 22.025,00
  • Toekomstig verlies arbeidsvermogen : € 2.500,00
Immateriële schade: € 10.000,00
Tevens is namens de benadeelde partij aangevoerd dat het zeer waarschijnlijk is dat de kosten van het eigen risico voor de jaren 2023 en 2024, betreffende een totaalbedrag van € 770,00, door de benadeelde partij gemaakt zullen worden. Nu de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep niet verhoogd kan worden, is namens de benadeelde partij verzocht om ter zake van voornoemd bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de door haar ingestelde vordering tot schadevergoeding, vanwege de bepleite (partiële) vrijspraak van verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De gevorderde kostenposten ‘ziekenhuis dagvergoeding, verbruik eigen risico in 2021, verbruik eigen risico in 2022, aanschaf nieuwe bril, vervanging beschadigde broek, jas en schoenen, kosten voor persoonlijke verzorging, studievertraging studiejaar 2021/2022, collegegeld studiejaar 2021/2022, verlies arbeidsvermogen in 2021 en 2022, en reiskosten ziekenhuis’, zijn voldoende onderbouwd en kunnen derhalve worden toegewezen. Dit betreft een totaalbedrag van € 26.968,31.
Overeenkomstig de rechtbank is het hof van oordeel dat, nu de gevorderde kostenposten ‘toekomstige studievertraging’ en ‘toekomstig verlies arbeidsvermogen’ toekomstige schade betreffen, deze kostenposten derhalve op dit moment niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schade dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Immateriële schade
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Het hof overweegt hierbij dat het bewezenverklaarde feit naast pijn en letsel, psychische gevolgen bij aangever teweeg heeft gebracht en dat hij hiervan ook langere tijd na het voorval nog hinder ondervindt. Een en ander blijkt genoegzaam uit het dossier en uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. Gelet op de ernst van de normschending, de impact en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij is naar het oordeel van het hof sprake van aantasting in de persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof ziet geen aanleiding om de hoogte van de immateriële schade te matigen en zal het gevorderde bedrag van € 10.000,00 toewijzen. Gelet op het feit dat verdachte het strafbare feit samen met zijn mededaders heeft begaan, zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof wijst het verzoek van de benadeelde partij tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter zake van het bedrag van € 770,00 af, nu dit toekomstige schade betreft en tevens niet is uitgesloten dat door de benadeelde partij in 2023 en 2024 medische kosten worden gemaakt die niet zien op het onder 1 bewezenverklaarde feit.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.172,42. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Gelet op het feit dat verdachte het strafbare feit samen met zijn mededaders heeft begaan, zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 63, 141, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
123 (honderddrieëntwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met
  • [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2002);
  • [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 2002);
  • [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] -2001);
  • [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedag 5] 2002) en
  • [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedag 6] 2002),
waarbij de politie toezicht zal houden op de naleving van dit verbod.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 36.968,31 (zesendertigduizend negenhonderdachtenzestig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 26.968,31 (zesentwintigduizend negenhonderdachtenzestig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 36.968,31 (zesendertigduizend negenhonderdachtenzestig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 26.968,31 (zesentwintigduizend negenhonderdachtenzestig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 219 (tweehonderdnegentien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 10 oktober 2021.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.172,42 (duizend honderdtweeënzeventig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 672,42 (zeshonderdtweeënzeventig euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.172,42 (duizend honderdtweeënzeventig euro en tweeënveertig cent) bestaande uit € 672,42 (zeshonderdtweeënzeventig euro en tweeënveertig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 10 oktober 2021.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 21 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.