ECLI:NL:GHARL:2023:5141

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
200.321.245
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling in een complexe familierechtelijke zaak met internationale elementen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, stond de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen centraal. De vader was tot de bestreden beschikking alleen belast met het gezag, maar de rechtbank heeft de moeder nu alleen met het gezag belast. De ouders, die oorspronkelijk in België woonden, hebben een complexe juridische geschiedenis met betrekking tot hun ouderlijke verantwoordelijkheden. De moeder heeft de kinderen in 2016 naar Nederland gebracht, waarna er geen contact meer was tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder het langdurige gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen en de ontwikkeling van de kinderen in Nederland. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de moeder alleen met het gezag te belasten, gezien de situatie van de kinderen en de noodzaak voor stabiliteit in hun leven. Het hof heeft dit advies overgenomen en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast. Daarnaast is er geen omgangsregeling vastgesteld, omdat de kinderen zich verzetten tegen contact met de vader, wat het hof als een zwaarwegend belang heeft aangemerkt. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de GI met de kinderen in gesprek blijft om mogelijkheden voor contactherstel te onderzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.321.245
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 544093 en 544095)
beschikking van 20 juni 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.P. Scheer te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen te Utrecht.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bijzondere curator],
kantoor houdende te [plaats1] ,
verder te noemen: de bijzondere curator,
en
de gecertificeerde instelling
stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Lelystad,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 12 oktober 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, hierna te noemen: de bestreden beslissing.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 januari 2023;
  • het verweerschrift met een productie;
  • een brief van de bijzondere curator van 27 februari 2023;
  • een brief van de GI van 12 april 2023 met producties.
2.2
Op 8 mei 2023 zijn na te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen met een raadsheer van het hof hebben gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 mei 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de bijzondere curator,
  • twee vertegenwoordigers van de GI,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , verder te noemen [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [plaats2] , België, en
  • [de minderjarige2] , verder te noemen [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 te La [plaats3] , België.
Tot de bestreden beslissing was de vader alleen belast met het gezag over de kinderen.
3.2
De ouders en de kinderen woonden in België. In de periode augustus-september 2016 is de moeder met de kinderen in Nederland gaan wonen. Er is sindsdien geen contact meer tussen de vader en de kinderen.
3.3
De ouders hebben in België verschillende procedures gevoerd over hun ouderlijke verantwoordelijkheid (onder meer over gezag en hoofdverblijfplaats).
3.4
Bij eindarrest van 5 november 2020 heeft het Hof van beroep, 42e kamer, familiezaken, te Brussel de vader belast met het gezag over de kinderen.
Deze uitspraak is op 20 september 2021 ingeschreven in het gezagsregister in Nederland.
3.5
Bij beschikking van 6 maart 2020 van de raadkamer, 23e kamer van de rechtbank van in eerste aanleg te Leuven, is voor recht gezegd dat er geen aanleiding bestaat tot verdere vervolging van de vader voor de tenlastelegging van - kort gezegd - verkrachting en/of aanranding en/of mishandeling van de kinderen.
3.6
Bij arrest van 24 juni 2021 heeft het Hof van beroep, 15e kamer, correctionele zaken, te Brussel, onder meer de strafrechtelijke veroordeling van de moeder voor - kort gezegd -
kinderontvoering tot een gevangenisstraf van twee jaar, bekrachtigd.
3.7
Bij beschikking van 15 juli 2022 heeft de kinderrechter de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 15 oktober 2022 en een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een (crisis)pleeggezin verleend voor de duur van vier weken, tot 12 augustus 2022.
3.8
Bij beschikking van 22 juli 2022 heeft de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling in stand gelaten en de machtiging tot uithuisplaatsing vervangen door een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin uit het netwerk van de kinderen, vanaf 22 juli 2022 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dus tot 15 oktober 2022.
3.9
Bij beschikking van 12 oktober 2022 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 15 oktober 2023 en het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen afgewezen.
3.1
Vanaf augustus 2022 hebben de kinderen enkele maanden met een machtiging tot uithuisplaatsing bij oma (moederszijde) gewoond. Daarna zijn zij weer bij de moeder gaan wonen.
3.11
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 26 augustus 2022, heeft de moeder, voor zover hier van belang, de rechtbank verzocht haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen en de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen.
3.12
De vader heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek geformuleerd. De vader heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen en te bepalen dat een zorgregeling tussen de vader en de kinderen moet worden opgebouwd, te starten met een middag per veertien dagen waarbij de kinderen uiteindelijk een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 20.00 uur bij de vader verblijven.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beslissing heeft de rechtbank de beslissing van het Hof van beroep te Brussel van 5 november 2020 waarbij - voor zover hier van belang - de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen exclusief is toegekend aan de vader, in die zin gewijzigd dat het gezag over de kinderen aan de moeder alleen toekomt. Daarnaast heeft de rechtbank het meer of anders verzochte, meer in het bijzonder het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen, afgewezen.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beslissing te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek in eerste aanleg alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek in hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Toepasselijk recht
5.1
De rechtbank heeft zich in eerste aanleg bevoegd verklaard en geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is op de verzoeken van de ouders. Tegen dit oordeel is geen grief gericht. Na eigen onderzoek neemt het hof dit oordeel in hoger beroep over en zal dus ook Nederlands recht toepassen op de verzoeken van de ouders.
Gezag
5.2
Ingevolge artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
Het hof begrijpt het verzoek van de vader in hoger beroep aldus dat hij het hof verzoekt de situatie zoals die voorafgaand aan de bestreden beslissing bestond, waarin hij alleen met het gezag over de kinderen belast was, te herstellen. De vader verzoekt dus om hem weer alleen te belasten met het gezag over de kinderen.
5.4
Dat betekent dat het hof eerst moet vaststellen of sprake is van een wijziging van omstandigheden. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. De kinderen wonen al lange tijd met de moeder in Nederland. Zij zijn in Nederland geworteld. De kinderen hebben al bijna zeven jaar geen enkel contact meer gehad met de vader. Daarbij komt dat kinderen sinds uitspraak van het Hof van beroep te Brussel van 5 november 2020 ouder zijn geworden en een nieuwelevensfase (puberteit) zijn ingegaan, waarin zij steeds meer hun eigen leven en leefomgeving opbouwen. Verder staan de kinderen sinds 15 juli 2022 onder toezicht van de GI en is in de zomer van 2022 door de rechter een tijdelijke machtiging tot uithuisplaatsing afgegeven, omdat sprake was van bestaansonzekerheid voor de kinderen. Dit in verband met het feit dat voor de moeder, de enige opvoeder van de kinderen, ten uitvoerlegging dreigde van de haar in België wegens kinderontvoering opgelegde detentie van twee jaar. Laatstgenoemde omstandigheid heeft een forse impact gehad op de kinderen en hun ontwikkeling. Dit alles tezamen maakt naar het oordeel van het hof dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van het gezag rechtvaardigt.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad verklaard dat de kinderen nooit in deze situatie hadden mogen komen. Het vertrek van de moeder met de kinderen uit België, zonder daarover de vader te informeren, is niet goed geweest.
De raad heeft de voorkeur voor gezamenlijk uitoefening van het gezag door de ouders, maar gelet op de boosheid en afweer van de kinderen en de feitelijke afstand tussen de kinderen en de vader ziet de raad daarvoor geen mogelijkheden. De raad meent dat het belangrijker is dat wordt ingezet op contactherstel tussen de vader en de kinderen en wil dat kans van slagen hebben, dan moet er rust zijn in de situatie van de kinderen. Die rust komt er niet als de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag. Daarom heeft de raad geadviseerd de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen.
5.6
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen wordt belast met het gezag over de kinderen. Het hof overweegt allereerst nadrukkelijk dat het de moeder is die fors inbreuk heeft gemaakt en nog steeds maakt op de positie van de vader ten opzichte van de kinderen en op het gezag van de vader. Dit is uitgebreid overwogen in diverse uitspraken van rechtsprekende instanties in België en heeft daar geleid tot een forse strafrechtelijke veroordeling. Het hof keurt deze inbreuk en dit handelen door de moeder ten zeerste af. Dit neemt echter niet weg dat de kinderen al hun hele leven bij hun moeder wonen, waarvan de laatste (bijna) zeven jaar in Nederland. De moeder staat dan ook het dichtst bij de kinderen, is op de hoogte van hun ontwikkeling en de kinderen zijn vertrouwd met haar. Door het feit dat de kinderen al langdurig geen enkel contact meer met de vader hebben, heeft de vader - hoe spijtig ook - geen zicht meer op hun ontwikkeling en hun opvoedsituatie. De kinderen staan op dit moment ook niet open voor contact met de vader. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de vader onder deze omstandigheden niet in staat is om belangrijke beslissingen te nemen in het belang van de kinderen en dat niet anders kan worden beslist dan dat de moeder alleen wordt belast met het gezag over de kinderen. Dat de moeder ervoor verantwoordelijk is dat de vader geen contact heeft met de kinderen, zoals de vader aanvoert, kan in deze specifieke situatie niet leiden tot een ander oordeel. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader nog geopperd hem te belasten met het gezag en de kinderen met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder te laten wonen, maar het hof oordeelt dit voorstel, wat daar verder ook van zij, gezien de impact van de gebeurtenissen van het afgelopen jaar en de spanning en onzekerheid die de kinderen hebben ervaren over de vraag of zij daadwerkelijk bij de moeder kunnen blijven wonen niet in het belang van de kinderen
Omgangsregeling
5.7
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Ingevolge 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.8
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de moeder de kinderen niet heeft gemotiveerd om omgang met de vader te hebben. De moeder zegt weliswaar dat de kinderen niet naar het omgangshuis wilden, maar dat had volgens de raad niet bij de kinderen mogen worden neergelegd. Er zijn de afgelopen jaren te veel verantwoordelijkheden bij de kinderen neergelegd. Daardoor zijn er volgens de raad nu geen mogelijkheden meer om tot contactherstel te komen. Dat is niet eerlijk voor de vader en het zou goed zijn als de kinderen het beeld van hun vader kunnen bijstellen, maar de raad ziet geen mogelijkheden om een omgangsregeling tussen de kinderen en de vader af te dwingen. Dat zou de kinderen alleen maar bozer maken en hen verder vervreemden van de vader.
5.9
Het hof is van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De kinderen ervaren op dit moment geen enkele ruimte om contact met de vader te hebben en verzetten zich tegen contact met de vader. Gelet daarop en op de leeftijd van de kinderen is het hof met de raad van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling, zo al uitvoerbaar, het belang van de kinderen op dit moment en een eventueel contactherstel in de toekomst, ernstig zal schaden. Het hof rekent het de moeder aan dat zij niet wil meewerken aan het op gang brengen van enige vorm van contact of omgang tussen de vader en de kinderen. Zo heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd resoluut geweigerd om met de vader, die daartoe wel bereid was, in gesprek te gaan, ook als dat in het belang van de kinderen zou zijn. Daarom is het van groot belang dat de GI met de kinderen in gesprek blijft om samen met hen de mogelijkheden te (blijven) onderzoeken om het beeld dat zij van de vader hebben bij te stellen en tot herstel van het contact met de vader te komen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beslissing bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 12 oktober 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en L. Hamer, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 20 juni 2023 uitgesproken door mr. Feunekes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.