ECLI:NL:GHARL:2023:5099

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
200.312.573
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter in het kader van het belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 2012. De vader had verzocht om een omgangsregeling, maar de rechtbank Gelderland had eerder besloten om hem het recht op omgang voor drie jaar te ontzeggen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar heeft de ontzegging van het recht op omgang gehandhaafd. Het hof oordeelt dat omgang met de vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De raad voor de kinderbescherming heeft in een rapport aangegeven dat de minderjarige de vader afwijst en dat er geen band tussen hen is opgebouwd. De vader is voor onbepaalde tijd naar Irak vertrokken, waardoor een omgangsregeling praktisch niet uitvoerbaar is. Het hof benadrukt dat het belangrijk is om samen met hulpverlening te kijken naar mogelijkheden voor contactherstel, maar dat een formele omgangsregeling op dit moment niet in het belang van het kind is. De beslissing van het hof houdt in dat de vader het recht op omgang met zijn dochter wordt ontzegd, zonder een specifieke termijn te verbinden aan deze ontzegging. Dit biedt de mogelijkheid voor de vader om in de toekomst, bij wijziging van omstandigheden, opnieuw een verzoek in te dienen voor een omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.573
(zaaknummer rechtbank Gelderland 399309)
beschikking van 15 juni 2023
inzake
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.R. Klaver in Bergen op Zoom,
en
[verweerster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E. Kikkert in Enschede.

1.1. Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 22 november 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het hof heeft daarna het rapport van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 22 maart 2023 ontvangen.
1.3
Bij journaalbericht van 22 mei 2023 heeft mr. Klaver namens de vader verzocht om de zaak schriftelijk af te doen. Bij bericht van 23 mei 2023 heeft mr. Kikkert namens de moeder laten weten dat zij instemt met een schriftelijke afdoening van de zaak. Gelet hierop zal het hof zonder mondelinge behandeling een beslissing geven.

2.De motivering van de beslissing

2.1
In de tussenbeschikking van 22 november 2022 heeft het hof de beslissing over de omgang tussen de vader en [de minderjarige] , geboren [in] 2012 in [plaats1] , aangehouden. Daarnaast heeft het hof de raad verzocht een nader onderzoek in te stellen naar de vraag welke omgangsregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is.
Het hof blijft bij hetgeen het heeft overwogen en beslist in die tussenbeschikking.
2.2
In het rapport van de raad staat dat [de minderjarige] de vader afwijst en dat zij geen mogelijkheden ziet om omgang met hem te hebben. De vader en [de minderjarige] hebben geen band opgebouwd, met als gevolg dat de afwezigheid van de vader geen gemis is voor [de minderjarige] en zij de afwezigheid van de vader niet als een probleem ervaart. In de periode dat er wel (begeleide) omgang was had [de minderjarige] juist last van de aanwezigheid van de vader.
De raad adviseert het hof dan ook om geen vaste omgangsregeling tussen [de minderjarige] en haar vader vast te stellen. Bij dit advies speelt mee dat de vader voor onbepaalde tijd naar Irak is vertrokken en een omgangsregeling praktisch niet uitvoervaar is zolang hij in Irak is. Wel adviseert de raad om te kijken naar mogelijkheden in het opbouwen van contact door middel van telefoongesprekken, kaartjes sturen en/of beeldbellen en om te kijken hoe dat gaat. In dit kader zal met behulp van Helderzorg eerst onderzocht moeten worden wat de mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen [de minderjarige] en vader en zal de vader [de minderjarige] hierin moeten volgen, aldus de raad.
Omgang
2.3
Op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de vader een beslissing over de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2.4
Sinds mei 2021 zijn de begeleide omgangsmomenten bij [naam1] tussen de vader en [de minderjarige] gestopt. Zoals in de tussenbeschikking van 22 november 2022 is overwogen is dit een gewijzigde omstandigheid die een nieuwe beoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigt.
2.5
De moeder heeft de rechtbank in eerste aanleg bij wege van verweer verzocht om de vader het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen, althans dat hem het recht op omgang wordt ontzegd voor de duur van drie jaren. In artikel 1:377a lid 3 BW staat dat de rechter het recht op omgang alleen ontzegt als:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.6
Het hof overweegt als volgt. Het rapport van de raad is duidelijk. Op dit moment is het vaststellen van een omgangsregeling niet in het belang van [de minderjarige] . In het verleden is de vader niet in staat gebleken om [de minderjarige] continuïteit in de omgang te bieden en op een passende wijze bij haar aan te sluiten. Door het gedrag van de vader richting de moeder, het maken van bepaalde keuzes door de vader en het niet kunnen aansluiten bij de behoeften van [de minderjarige] door de vader is het tot op heden niet gelukt om de omgang structureel uit te voeren en/of op te bouwen. Gebleken is dat [de minderjarige] op emotioneel gebied meer last heeft van de aanwezigheid van de vader dan dat het haar iets oplevert. [de minderjarige] heeft op dit moment geen behoefte aan omgang met de vader en zij mist de vader nu er geen omgang meer is, ook niet. Hier komt bij dat de vader voor onbepaalde tijd naar Irak is vertrokken en op dit moment niet in staat is een omgangsregeling na te komen.
2.7
Gelet op het voorgaande is het hof net als de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling in strijd is met zwaarwegende belangen van [de minderjarige] . Toch zal het hof de bestreden beschikking vernietigen. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat er geen periode moet worden verbonden aan de ontzegging. Hierbij acht het hof het van belang dat het op dit moment niet duidelijk is wanneer omgang met de vader niet langer in strijd met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] zal zijn. Daarbij komt dat een afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en elke beslissing waarbij de omgang is ontzegd tijdelijk van aard is, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen. Het hof vindt het net als de raad belangrijk dat samen met hulpverlening wordt bekeken of, en zo ja, hoe het contact tussen [de minderjarige] en de vader kan worden hersteld. Het vaststellen van een omgangsregeling is hiervoor echter niet nodig. De raad heeft daarnaast benadrukt dat het goed zou zijn als de moeder de vader met enige regelmaat over [de minderjarige] blijft informeren, opdat hij bij [de minderjarige] ’s belevingswereld kan aansluiten. Het hof is het eens met dat advies.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 maart 2022, voor zover daarin is bepaald dat het recht op omgang van de vader met [de minderjarige] voor de duur van drie jaar wordt ontzegd en in zoverre opnieuw beschikkende:
ontzegt aan de vader het recht op omgang met [de minderjarige] , geboren [in] 2012 in [plaats1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, H. Phaff en E. de Boer, bijgestaan door M.A. Mertens als griffier, en is op 15 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.