Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Volgens de dochter heeft de rechtbank ten onrechte een mentorschap ten behoeve van de vader ingesteld. In het petitum van het beroepschrift heeft de vader (net als de dochter in het verweerschrift) verzocht:
primair: het verzoek van [verweerster] tot instelling van een mentorschap met directe ingang af te wijzen.Op grond van het hiervoor aangehaalde artikel 1:462 lid 1 BW is het mentorschap ten behoeve van de vader van rechtswege geëindigd [in] 2022, de datum waarop de vader is overleden. Hieruit volgt dat er op dit moment geen mentorschap meer bestaat. Het hof kan daarom op dit moment niet meer beslissen dat het verzoek van [verweerster] met directe ingang (dus met ingang van vandaag) wordt afgewezen. Het primaire verzoek in hoger beroep dient daarom te worden afgewezen.
subsidiair, indien het hof wel grond ziet voor een mentorschap, [de mentor] te ontslaan en de dochter dan wel een andere, door de vader zelf aan te dragen mentor te benoemen.