ECLI:NL:GHARL:2023:5086

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
200.315.149/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie op basis van minderjarigheidseis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot adoptie van [verzoekster] door [de man]. Het verzoek werd afgewezen omdat niet voldaan werd aan de voorwaarde dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, zoals gesteld in artikel 1:228 BW. De verzoekster, die op het moment van indienen van het verzoek 27 jaar oud was, had haar verzoek tot adoptie ingediend op 14 december 2021. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 25 mei 2022 het verzoek afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoekster] is geboren uit het huwelijk van haar ouders, dat in 1998 is ontbonden. De vader is in 2006 naar Duitsland geëmigreerd. De moeder heeft een relatie met [de man], met wie zij in 2015 is getrouwd. [verzoekster] is onder curatele gesteld en heeft in verschillende woongroepen gewoond, maar woont inmiddels zelfstandig. Het hof heeft vastgesteld dat de man weliswaar een vaderrol heeft vervuld, maar dat [verzoekster] niet als minderjarige met hem in gezinsverband heeft samengewoond. Dit is een belangrijke voorwaarde voor adoptie volgens de wet.

Het hof heeft de argumenten van [verzoekster] en de man, die een sterke band ervaren, overwogen, maar concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de minderjarigheidseis wordt opgeheven. De afwijzing van het verzoek tot adoptie is derhalve in overeenstemming met de wet en de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.149/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 210298)
beschikking van 13 juni 2023
inzake
[verzoekster]( [verzoekster] ),
wonende te [woonplaats1] ,
advocaat: mr. P.C. Schutte te Winschoten.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader](de vader),
wonende te Duitsland,
[de moeder](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
[de man](de man),
wonende te [woonplaats1] .

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank
Noord-Nederland, locatie Groningen, van 25 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 23 augustus 2022;
- een journaalbericht namens [verzoekster] van 26 september 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens [verzoekster] van 9 mei 2023 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 mei 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat;
- de man.

3.De feiten

3.1
Uit het huwelijk van de moeder en de vader is [in] 1994 [verzoekster] geboren en op een eerdere datum is haar broer geboren. De vader is de biologische en juridische vader van [verzoekster] . Het huwelijk tussen de moeder en de vader is [in] 1998 ontbonden. De vader is in november 2006 geëmigreerd naar Duitsland.
De moeder en de man kregen in mei 2013 een relatie, zijn in november 2015 getrouwd en zijn ouders van een minderjarig kind. De man heeft ook vier meerderjarige kinderen uit een eerdere relatie.
3.2
De geslachtsnaam van [verzoekster] is bij Koninklijk Besluit per 17 mei 2018 veranderd van [naam vader] naar [naam van de man] .
3.3
[verzoekster] is sinds 28 maart 2014 onder curatele gesteld. De moeder en de man zijn tot curatoren benoemd. [verzoekster] heeft in verschillende woongroepen gewoond maar woont inmiddels zelfstandig.
3.4
[verzoekster] heeft haar inleidend verzoek tot adoptie op 14 december 2021 ingediend. Zij was toen 27 jaar.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [verzoekster] tot adoptie afgewezen.
4.2
[verzoekster] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
25 mei 2022. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Zij verzoekt dat haar adoptie door [de man] , geboren [in] 24 januari 1964 – die het hof in deze beschikking de man noemt - wordt uitgesproken, dat de ambtenaar van de burgerlijke stand dat vermeldt op de daarvoor in aanmerking komende akte, dat de inschrijving daarvan wordt gelast in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] en dat de griffier op de voet van artikel 1:20e lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (na drie maanden) een afschrift zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] .
4.3
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

5.De motivering van de beslissing

De oproeping van de vader
5.1
De vader van [verzoekster] is in overeenstemming met artikel 272 van het Wetboek van Rechtsvordering opgeroepen bij advertentie in de Staatscourant, omdat zijn adres onbekend is.
De indiening van het inleidend verzoek door [verzoekster]
5.2
Weliswaar is [verzoekster] onder curatele gesteld maar [verzoekster] heeft het verzoek tot adoptie zelf mogen indienen nu het een hoogstpersoonlijke aangelegenheid betreft. Overigens stemmen de curatoren – de moeder en de man – in met het verzoek van [verzoekster] .
Het verzoek tot adoptie
5.3
Volgens [verzoekster] brengen de bijzondere omstandigheden van haar geval mee dat haar verzoek tot adoptie moet worden toegewezen ook al is ze nu meerderjarig. [verzoekster] heeft onder meer naar voren gebracht dat de man de vaderrol echt heeft vervuld terwijl de vader niet naar haar omkijkt. [verzoekster] noemt de man vanaf het begin dat ze hem kent al papa en draagt inmiddels zijn achternaam. Als de adoptie door de man niet wordt toegestaan bedreigt dat haar verdere ontwikkeling naar volwassenheid en vorming van haar identiteit. Sinds de scheiding van haar ouders – dat was toen zij vier jaar oud was – is er alleen sporadisch contact met de vader geweest en heeft al jarenlang geen contact meer. Ze voelt zich buitengesloten en niet begrepen door de vader. De vader maakte alleen maar negatieve opmerkingen over haar en ze is regelmatig blootgesteld aan zijn problematisch drankgebruik. Ze voelde zich altijd onveilig bij hem. Ze heeft er last van dat ze nog verbonden is met de vader. Ze slaapt slecht, eten lukt niet goed en ze voelt zich onrustig. [verzoekster] wil dat dat stopt, wil de banden met de vader verbreken en denkt dat de adoptie door de man daarin zal helpen.
5.4
Het hof vindt dat de beslissing van de rechter van de rechtbank toch moet blijven gelden. Die rechter heeft in de bestreden beschikking goed uitgelegd waarom de adoptie wordt afgewezen. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van die rechter, neemt die motivering na eigen onderzoek over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
5.5
[verzoekster] was 27 jaar oud toen zij haar verzoek tot adoptie door de man heeft ingediend bij de rechtbank. Daardoor is niet voldaan aan één van de voorwaarden voor adoptie, te weten de voorwaarde van minderjarigheid van het kind dat genoemd wordt in artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW.
Het om die reden weigeren van een adoptie van een meerderjarig persoon, is in beginsel niet een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden is er wél een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 EVRM en kan voorbij gegaan worden aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 BW.
5.6
Op de vraag of er in deze zaak sprake is van zulke zeer bijzondere omstandigheden, heeft de rechtbank nee geantwoord. Het hof begrijpt de wens van [verzoekster] en de man om een juridische erkenning te willen van de bijzondere en warme band, die zij allebei als ouder-kind relatie ervaren en die het hof ook ter zitting tussen hen heeft kunnen zien. De man verdient alle respect voor wat hij voor [verzoekster] doet en heeft gedaan. Desalniettemin komt het hof tot hetzelfde antwoord als de rechtbank.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen heeft [verzoekster] niet als minderjarige met de man in gezinsverband samengewoond en is hij niet (mede) verantwoordelijk geweest voor de verzorging en opvoeding van [verzoekster] . [verzoekster] heeft namelijk aangegeven dat de man vanaf haar 18e jaar een vaderrol heeft. [verzoekster] heeft bovendien aangegeven dat de relatie tussen haar moeder en de man is begonnen toen zij 17 jaar oud was, dat zij toen in een woongroep woonde en dat ze in de weekenden thuis kwam bij de moeder. De man heeft laten weten dat hij toen nog niet samenwoonde met de moeder maar hij wel de weekenden daar was; pas vanaf april 2014 – toen [verzoekster] al meerderjarig was - zijn zij wel gaan samenwonen. Uit de basisregistratie personen maakt het hof op dat [verzoekster] (alleen) van mei 2018 tot februari 2019 wel op hetzelfde adres heeft gewoond als haar moeder en de man tezamen. Dat is evenwel pas (zes jaren) ná de meerderjarigheid van [verzoekster] .
[verzoekster] heeft weliswaar vele teleurstellingen ervaren in het gedrag van de vader, heeft daar pijn, verdriet en klachten van, maar – hoe naar dat ook voor haar is - dat brengt niet mee dat er sprake is van zulke bijzondere omstandigheden dat het hof het minderjarigheidsvereiste opzij kan zetten. Overigens kan een adoptie - zoals de advocaat van [verzoekster] ook erkend heeft - niet alle pijn en teleurstelling van het (niet) handelen van haar vader wegnemen. De advocaat heeft aangegeven dat [verzoekster] één keer bij een psycholoog is geweest. Het hof wijst erop dat [verzoekster] als ze dat wil die hulp kan voortzetten of andere hulp kan zoeken. Het hof vertrouwt erop dat de curatoren haar daar zo nodig bij zullen helpen.
5.7
Omdat de adoptie afgewezen blijft, zal het hof verdere bespreking van de in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie en de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie achterwege laten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
25 mei 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. de Jong-de Goede, M.P. den Hollander en M. Weissink, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 13 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.