ECLI:NL:GHARL:2023:5052

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
Wahv 200.318.347/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wijma
  • M. van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar bij verkeershandhaving

In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) om een sanctie op te leggen voor het doorrijden bij een rood verkeerslicht. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om proceskostenvergoeding afwees. De gedraging vond plaats op 25 februari 2021 in Utrecht, waar de betrokkene met een fiets door een rood verkeerslicht reed. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de bevoegdheid van de boa, verwijzend naar de Regeling domeinlijsten boa, waarin staat dat de boa niet bevoegd was om deze gedraging te handhaven. De advocaat-generaal heeft echter een aanwijzing overgelegd waarin de boa's van de gemeente Utrecht voor een specifiek project, de pilot verkeershandhaving, zijn aangewezen om op te treden. Het hof oordeelt dat de boa bevoegd was om de sanctie op te leggen, ondanks een fout in de verwijzing naar de wet. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.318.347/01
CJIB-nummer
: 239615599
Uitspraak d.d.
: 15 juni 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank MiddenNederland van 8 september 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 juni 2023. Namens de gemachtigde van de betrokkene is verschenen mr. I. Menalo. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 100,- voor: “R602 - doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat”. Deze gedraging zou zijn verricht op 25 februari 2021 om 13:41 uur op de Vredenburg in Utrecht met een fiets.
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) die de sanctie heeft opgelegd, daartoe niet bevoegd was. Uit de Regeling domeinlijsten boa blijkt dat de boa niet bevoegd was tot handhaven van de onderhavige gedraging. In de door de advocaat-generaal overgelegde Aanwijzing wordt aangegeven dat de grondslag voor deze Aanwijzing artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is. Dit artikellid bestaat niet. De Aanwijzing is daarom niet geldig en de boa dus niet bevoegd.
3. De gedraging betreft een overtreding van artikel 62 jo. 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Uit het zaakoverzicht blijkt dat de sanctie is opgelegd door een boa in het domein Openbare Ruimte.
4. De onderhavige gedraging wordt niet genoemd in de Regeling domeinlijsten boa, zoals deze gold ten tijde van het opleggen van de sanctie, als strafbaar feit waarvoor een boa domein openbare ruimte bevoegd is sancties op te leggen. In deze Regeling is verder onder nummer 33 bepaald dat een boa domein Openbare Ruimte belast is met de opsporing van andere strafbare feiten dan genoemd in de Regeling, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek of voor een concreet project door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek of project.
5. De advocaat-generaal heeft de ‘Aanwijzing als bedoeld in de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar, bijlage domeinlijst 1 Openbare Ruimte onder 33’ van 4 februari 2021 overgelegd. Hierin wijst mr. [naam2] , officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland, de boa’s in dienst van de gemeente Utrecht en werkzaam in domein I met ingang van 8 februari 2021 voor de duur van zes maanden aan als bevoegd een aantal strafbare feiten op te sporen. Dit gelet op artikel 141, lid 2, Sv, de daarop gebaseerde Regeling domeinlijsten boa en de daarin opgenomen bijlage, specifiek Domeinlijst I Openbare Ruimte, nummer 33. Eén van de genoemde strafbare feiten is artikel 62 jo. artikel 68, lid 1, sub c, van het RVV 1990. Dit is voor zover de feitelijke geconstateerde gedraging onder de strekking van feitcode R545, R438k, R438k, R602 of R604 valt en deze gedraging is begaan met een (ongemotoriseerde) fiets. Verwezen wordt tot slot naar het projectplan ‘Uitvoeringsplan pilot verkeershandhaving boa’s Utrecht’.
6. Uit het bovenstaande volgt dat de boa’s van de gemeente Utrecht domein Openbare ruimte door de officier van justitie zijn aangewezen te handhaven op artikel 62 jo. artikel 68 van het RVV 1990 voor een concreet project, te weten de pilot verkeershandhaving boa’s Utrecht, en dat de boa’s zijn belast voor de duur van dat project. De boa was daarom bevoegd een sanctie op te leggen voor de onderhavige gedraging. De gemachtigde merkt terecht op dat artikel 141 Sv geen tweede lid bevat, maar dit heeft naar het oordeel van het hof niet tot gevolg dat de Aanwijzing niet geldig is. De verwijzing naar artikel 141, tweede lid, Sv ziet het hof namelijk als een kennelijke verschrijving. Het hof leest dit als een verwijzing naar artikel 142, tweede lid, Sv. De grond treft geen doel.
7. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Er is geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.