Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 december 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties, en
- een journaalbericht van mr. Lieberwerth van 3 april 2023 met producties.
3.De feiten
- [verzoeker] , geboren [in] 2004, en
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012.
4.Het geschil
- de tussen partijen per maart 2021 overeengekomen bijdrage van de man aan de vrouw in de kosten van haar levensonderhoud aldus dat de bijdrage met ingang van heden wordt vastgesteld op nihil;
- de kosten van de procedure gecompenseerd in die zin dat iedere partijen de eigen kosten draagt,
- de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van [verzoeker] vast te stellen op € 534,- per maand althans op een bedrag dat het hof juist acht;
- de kinderalimentatie voor [de minderjarige1] vast te stellen op € 412,- per maand althans op een bedrag dat het hof juist acht, en
- de financiële bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw vast te stellen op € 152,85, althans op een bedrag dat het hof juist acht.
De grieven zien op de behoefte van [verzoeker] en de stiefkinderen, de onderhoudsplicht van de man als stiefvader, de draagkracht van de man, de draagkracht van de vrouw en de ingangsdatum. De grieven zes, acht en negen hebben geen zelfstandige betekenis.
5.De overwegingen voor de beslissing
- de omstandigheden zijn gewijzigd,
- de man/vrouw op de hoogte was van de wijziging van de omstandigheden,
- het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend, of
- de bestreden beschikking werd gegeven.
Dat betekent dat, zelfs als de behoefte van [verzoeker] gelijk is gebleven (wat [verzoeker] stelt en wat de man betwist), [verzoeker] geen behoefte meer heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie. Op de zitting heeft haar advocaat gesteld dat [verzoeker] een boete bij DUO heeft van € 1.000,- die zij aan het aflossen is met haar inkomsten. Gelet op de omvang van deze schuld, en het feit dat haar inkomen haar behoefte overstijgt, zal het hof daarmee geen rekening houden
6.De slotsom
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
- met ingang van 1 juni 2022 tot 1 januari 2023 € 324,- per maand, en
- vanaf 1 januari 2023 € 310,- per maand,
- met ingang van 1 juni 2022 tot 1 januari 2023 € 194,- per maand, en
- vanaf 1 januari 2023 nihil,