ECLI:NL:GHARL:2023:5041

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
200.319.529
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake curatele en schadevergoeding door slecht bewind

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, waarbij de curatoren van [verweerster] zijn veroordeeld tot schadevergoeding wegens slecht bewind. [verweerster] was onder curatele gesteld vanwege een geestelijke stoornis, en de curatoren, waaronder [verzoeker], hebben nagelaten een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) af te sluiten. De kantonrechter oordeelde dat de curatoren niet als goede curatoren hebben gehandeld en hen hoofdelijk aansprakelijk stelde voor de schade die [verweerster] heeft geleden. [verzoeker] ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk bekrachtigd, namelijk de vaststelling dat [verzoeker] niet als een goed curator heeft gehandeld, maar heeft de veroordeling tot schadevergoeding vernietigd. Het hof concludeerde dat [verweerster] geen schade heeft geleden door de tekortkomingen van [verzoeker], omdat de kosten van de advocaat en griffierechten niet hoger waren dan de besparingen die [verweerster] had kunnen realiseren door het afsluiten van een AVP-verzekering. De beslissing van het hof is op 15 juni 2023 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.529
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8866078/ BH VERZ 20-10432)
beschikking van 15 juni 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. D.P.M. Buysrogge te Zwolle,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. M.A. Knobben te Nijverdal, gemeente Hellendoorn.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[naam1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [naam1] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel (verder: de kantonrechter), zittingsplaats Zwolle, van 2 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 augustus 2023;
  • het verweerschrift van [verweerster] ;
  • de beschikking van dit hof, locatie Leeuwarden, van 10 november 2022, waarbij deze zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar dit hof, locatie Arnhem, is verwezen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 mei 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] met zijn advocaat;
  • namens [verweerster] haar advocaat;
  • namens [naam1] de heer [naam2] .
[verweerster] is zelf niet naar de zitting gekomen.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van 11 juni 1990 van de rechtbank Almelo is [verweerster] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en is [de curatrice] (verder: [de curatrice] ) benoemd tot curatrice.
3.2
Bij beschikking van 26 februari 2013 heeft de kantonrechter [verzoeker] benoemd tot medecurator.
3.3
Bij beschikking van 5 november 2018 heeft de kantonrechter [de curatrice] met ingang van 6 november 2018 ontslagen als medecurator onder gelijktijdige benoeming van [naam1] tot medecurator.
3.4
Bij beschikking van 1 april 2020 heeft de kantonrechter [verzoeker] en [naam1] (verder gezamenlijk: de curatoren) een machtiging verleend voor het inschakelen van een advocaat omdat [verweerster] aansprakelijk is gesteld voor een fietsongeval op 16 oktober 2019 waarbij [verweerster] en een ander, genaamd [naam3] (hierna: [naam3] ), betrokken waren.
3.5
Op 26 mei 2021 is de rekening en verantwoording (verder: r&v) over 2020 bij de kantonrechter ingediend. Uit deze r&v is gebleken dat een bedrag van € 2.370,24 is betaald aan advocaatkosten.
3.6
De vader van [naam3] (verder: de vader) is een procedure begonnen bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo. Hij heeft zowel van [verweerster] als van de curatoren vergoeding van de door [naam3] geleden schade gevorderd. Aan zijn vordering heeft hij primair een onrechtmatige daad van [verweerster] ten grondslag gelegd en subsidiair schending van de zorgplichten door de curatoren jegens [naam3] . De curatoren hebben verweer gevoerd. In het vonnis van 14 juli 2021 heeft de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen en hem veroordeeld in de proceskosten van de curatoren.
3.7
Op 25 augustus 2021 heeft een zitting plaatsgevonden bij de kantonrechter, waarbij de aansprakelijkheid van de curatoren voor de kosten ten gevolge van het ongeval is behandeld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter ambtshalve:
  • vastgesteld dat de curatoren niet als een goed curator hebben gehandeld door geen aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (verder: AVP-verzekering) af te sluiten voor [verweerster] ;
  • de curatoren hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 2.370,24 aan [verweerster] .
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking; [naam1] niet. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen.
4.3
[verweerster] voert verweer. Zij verzoekt het hof [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep, althans zijn verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, eventueel onder aanvulling en verbetering van gronden.
4.4
[naam1] heeft geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

De beslissing
5.1
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover die betrekking heeft op de vaststelling dat [verzoeker] niet als een goed curator heeft gehandeld. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover die betrekking heeft op de hoofdelijke veroordeling van [verzoeker] tot betaling van schadevergoeding aan [verweerster] . Het hof legt hierna uit waarom.
De motivering
5.2
Ingevolge de artikelen 1:386 lid 1 en 1:337 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient de curator het bewind over het vermogen van de curandus als een goed curator te voeren. Bij slecht bewind is de curator aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
Op grond van de artikelen 1:386 lid 1 en 1:362 BW kan de kantonrechter op verzoek van de andere curator of ambtshalve de schade vaststellen die de rechthebbende blijkens de rekening door slecht bewind van de curator geleden heeft en deze laatste tot vergoeding daarvan veroordelen. Van slecht bewind is sprake indien de curator tekortschiet in de zorg die van een goed curator ten aanzien van het bewind mag worden verwacht, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op de inhoud en omvang van de schadevergoedingsplicht is titel 1 afdeling 10 Boek 6 BW van toepassing.
5.3
In deze procedure moet eerst worden vastgesteld of sprake is van slecht bewind door [verzoeker] . Indien het hof oordeelt dat daarvan sprake is, moet vervolgens worden vastgesteld of en zo ja, hoeveel schade [verweerster] daardoor heeft geleden (artikel 6:95 BW). Voor de omvang van die schade zal het hof de huidige situatie vergelijken met de situatie in het geval geen sprake was geweest van slecht bewind door [verzoeker] .
5.4
Net als de kantonrechter is het hof van oordeel dat sprake is van slecht bewind door [verzoeker] , omdat hij heeft nagelaten een AVP-verzekering af te sluiten voor [verweerster] ; ook [naam1] heeft dat niet gedaan. Elk van de curatoren is verantwoordelijk voor een goed beheer van het vermogen van [verweerster] tijdens de curatele. Dat is ook het geval als [verzoeker] alleen op papier curator zou zijn en feitelijk geen werkzaamheden zou uitvoeren. Onderdeel van een goed beheer van het vermogen is dat de curatoren (jaarlijks) onderzoeken of de verzekeringen van [verweerster] op orde zijn en dat zij, zo nodig, verzekeringen voor [verweerster] afsluiten. Naar het oordeel van het hof behoort een AVP-verzekering in beginsel tot de noodzakelijke verzekeringen die in het kader van een goed beheer van het vermogen moeten worden afgesloten. Voor [verweerster] was een AVP-verzekering zeker noodzakelijk, aangezien zij functioneert op het niveau van een vierjarige en (ongemotoriseerd) deelneemt aan het verkeer. Doordat de curatoren geen AVP-verzekering hebben afgesloten voor [verweerster] , is [verzoeker] tekortgeschoten in de zorg die van een goed curator ten aanzien van het bewind mag worden verwacht. Die tekortkoming kan hem worden toegerekend, zodat hij aansprakelijk is voor schade die daardoor is veroorzaakt.
5.5
In de huidige situatie bedraagt de schade die door de tekortkoming van [verzoeker] is ontstaan € 307,24, namelijk het verschil tussen de advocaatkosten en de griffierechten die bij [verweerster] in rekening zijn gebracht (in totaal een bedrag van € 2.370,24) en het bedrag dat de vader blijkens het vonnis van 14 juli 2021 als proceskosten aan [verweerster] moet vergoeden (in totaal een bedrag van € 2.063,-). In het geval dat geen sprake was geweest van slecht bewind door [verzoeker] , had [verweerster] tien jaar lang (naar schatting) € 40,- per jaar aan premie voor een AVP-verzekering moeten betalen. Dit komt neer op in totaal € 400,-. Die kosten heeft [verweerster] niet gemaakt, omdat de AVP-verzekering niet is afgesloten. Dit levert dus een besparing van dit bedrag op. Het hof concludeert dat als de huidige situatie wordt vergeleken met de situatie in het geval geen sprake was geweest van slecht bewind door [verzoeker] , [verweerster] netto door de advocaatkosten en de griffierechten geen schade heeft geleden. Die conclusie leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen voor zover die betrekking heeft op de hoofdelijke veroordeling van [verzoeker] tot betaling van schadevergoeding aan [verweerster] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 2 juni 2022, voor zover die betrekking heeft op de vaststelling dat [verzoeker] niet als een goed curator heeft gehandeld;
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 2 juni 2022, voor zover die betrekking heeft op de hoofdelijke veroordeling van [verzoeker] tot betaling van € 2.370,24 aan [verweerster] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, M.H.F. van Vugt en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 15 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.