ECLI:NL:GHARL:2023:4986

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
21-003582-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vernieling van een chalet in het licht van eigendomsrecht en civiele geschillen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,- voor het opzettelijk vernielen van een chalet dat naar verluidt aan een ander toebehoorde. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij door natrekking eigenaar was geworden van het chalet, en dat het dus niet aan een ander toebehoorde.

Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 30 mei 2023 en heeft de vordering van de advocaat-generaal, die de bevestiging van het vonnis vroeg, in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat het chalet op een stuk grond van de verdachte was geplaatst en dat de aangever, die het chalet had geplaatst, dit in 2015 had verlaten. Er was een civielrechtelijk geschil tussen de verdachte en de aangever over de financiële afwikkeling van de bouwkosten van het chalet, waarbij de aangever stelde dat de verdachte door natrekking eigenaar was geworden.

Na het onderzoek concludeerde het hof dat de verdachte op 1 juni 2017 civielrechtelijk eigenaar was van het chalet en dat de aangever geen aanspraak meer maakte op het chalet zelf, maar enkel op financiële compensatie. Het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat het chalet op de datum van de vernieling aan een ander toebehoorde. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde vernieling.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de vernieling die de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de beschuldiging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003582-20
Uitspraak d.d.: 13 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 28 september 2020 met parketnummer 18-123255-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.S. Scheffers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 1.000,- met een proeftijd van 1 jaar.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een chalet, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Vrijspraak

Verdachte wordt, kortgezegd, verweten dat hij op 1 juni 2017 een chalet heeft vernield dat geheel of ten dele aan aangever [benadeelde] toebehoorde. De raadsman van verdachte heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte door natrekking de eigendom heeft verkregen van het chalet en dat dit zodoende niet geheel of ten dele aan een ander toebehoorde.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens vernieling van een bepaald goed is vereist dat het betreffende goed geheel of ten dele aan een ander toebehoort. Hoewel dit
toebehorenin veel gevallen samenvalt met de civielrechtelijke eigendom, komt daaraan in strafrechtelijke zin een autonome, ruimere betekenis toe. Het hof ziet zich met inachtneming daarvan gesteld voor de vraag of in de onderhavige zaak het chalet geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde en overweegt als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aangever een chalet heeft geplaatst op een stuk grond van verdachte. Dit chalet was duurzaam met de grond verbonden en aangever heeft daarin van 2012 tot 2015 gewoond. Aangever heeft het chalet in 2015 verlaten en elders een huurwoning betrokken.
Verdachte wilde zijn grond verkopen en vond een koper die de grond zonder chalet (‘kaal’) geleverd wilde krijgen. Tussen verdachte en aangever ontstond een civielrechtelijk geschil dat niet zozeer de eigendomskwestie betrof, maar de financiële afwikkeling van de bouwkosten voor het chalet. In de civiele procedure heeft aangever zich op het standpunt gesteld dat verdachte door natrekking eigenaar van het chalet was geworden. Hij wilde de bouwkosten van het chalet door verdachte vergoed krijgen en heeft zijn vordering daartoe gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking en, in een later stadium, op onrechtmatige daad.
Verder heeft verdachte, kennelijk na een daartoe strekkende afspraak met aangever, een geldbedrag ter hoogte van ongeveer de oorspronkelijke bouwkosten van het chalet, te weten € 25.000,-, in een depot gestort. Verdachte heeft erkend dat hij vervolgens op 1 juni 2017 met hulp van een ander een vrachtwagen voor het chalet heeft gespannen, waardoor het chalet onherstelbaar beschadigd is.Verdachte zegt de noodzaak daartoe te hebben gevoeld, omdat hij op korte termijn een leveringsverplichting had, waarbij hij zijn grond aan de koper ‘kaal’ moest opleveren.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte op 1 juni 2017 civielrechtelijk eigenaar was van het chalet en voorts dat aangever geen aanspraak meer maakte op (het behoud van) dat chalet, maar slechts op financiële compensatie voor de gemaakte bouwkosten, terwijl daartoe in afwachting van de uitkomst van de civiele procedure reeds zekerheid was verkregen middels een depot. Het hof is in het licht van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het chalet op 1 juni 2017 geheel of ten dele aan een ander dan verdachte toebehoorde. Het hof zal verdachte daarom van het tenlastegelegde vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 26.198,36 aan materiële schade en
€ 3.356,16 aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in vordering niet worden ontvangen .

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. E.C.M. Wolfert en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 13 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.