ECLI:NL:GHARL:2023:4985

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
21-004213-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld in woning en opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot diefstal met geweld in een woning, gepleegd in vereniging en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, en voor opzetheling van gestolen goederen. De feiten dateren van 18 augustus 2017, toen de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de woning van [benadeelde 1]. De verdachte en zijn mededaders hebben de voordeur geforceerd en daarbij dreigementen geuit richting de bewoners. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal en opzetheling, en heeft de gevangenisstraf bevestigd. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]. De verdachte is ook veroordeeld tot het verbeurd verklaren van in beslag genomen goederen, zoals handschoenen, en de teruggave van een camouflage-pet. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004213-18
Uitspraak d.d.: 13 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juli 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-659923-17 en 16-659022-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [woonplaats] ,

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair en 16-659022-18 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.633,- en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] en [benadeelde 3] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 7.643,67, beide vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen handschoenen verbeurd worden verklaard en dat de teruggave wordt gelast van de inbeslaggenomen camouflage-pet.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.J. van den Hoonaard, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte voor het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair en 16-659022-18 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] en [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 7.643,67, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de rechtbank de twee witte handschoenen verbeurdverklaard en de teruggave aan verdachte gelast van de camouflage-pet.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-659923-17:
primair
hij, op of omstreeks 18 augustus 2017, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hunner gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) - zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of een slot heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) is/zijn weggegaan en/of (vervolgens) is/zijn teruggekomen om (opnieuw) de voordeur open te breken en/of - voornoemde [benadeelde 1] (meermalen) heeft/hebben gebeld en/of hem (vervolgens) de woorden heeft/hebben gezegd: "He swa, beter doe je deur open, of wij pakken het of de politie. We komen zo weer." en/of "Als je niet open doet, maken we je af.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - (vervolgens) een raam van de (voor)deur heeft/hebben verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij, op of omstreeks 18 augustus 2017, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hunner gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of een slot heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) is/zijn weggegaan en/of (vervolgens) is/zijn teruggekomen om (opnieuw) de voordeur open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij, op of omstreeks 18 augustus 2017, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 1] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd: "He swa, beter doe je deur open, of wij pakken het of de politie. We komen zo weer." en/of "Als je niet open doet, maken we je af.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
meest subsidiair
hij, op of omstreeks 18 augustus 2017, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Zaak met parketnummer 16-659022-18 (gevoegd):
primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2017 tot en met 1 januari 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan [adres 1] ), - een portable computer/tablet (merk/type Apple/Ipad) en/of - een of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 2250,- euro en/of - en of meer (gouden) siera(a)d(en), waaronder één of meer (gouden) ring(en) en/of armband(en) en/of oorbellen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2017 tot en met 8 januari 2018 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer goed(eren) te weten
  • een portable computer/tablet (merk/type: Apple/Ipad) en/of
  • een of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 2250,- euro en/of
  • een of meer (gouden) siera(a)d(en), waaronder één of meer (gouden) ring(en) en/of armband(en) en/of oorbel(len),
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte wordt in de zaak met parketnummer 16-659022-18 primair verweten dat hij in de periode van 31 december 2017 tot en met 1 januari 2018 heeft ingebroken in de woning aan [adres 1] te [plaats 1] .
Uit het dossier kan worden afgeleid dat tussen 31 december 2017 te 19:00 uur en 1 januari 2018 te 1:15 uur is ingebroken in de woning aan [adres 1] te [plaats 1] en dat verdachte in de avond van 1 januari 2018 in het bezit was van een iPad en sieraden die afkomstig waren van deze inbraak. Verder is uit het politieonderzoek gebleken dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon tussen 31 december 2017 te 18:06 uur en 1 januari 2018 te 00:40 uur twee verschillende zendmasten heeft aangestraald in de nabije omgeving van [adres 1] te [plaats 1] . De combinatie van deze omstandigheden is op zichzelf opmerkelijk te noemen. Aangezien deze zendmasten zich echter evenzeer in de nabije omgeving van de toenmalige woning van verdachte bevinden, kan uit die gegevens niet zonder meer worden geconcludeerd dat verdachte bij de inbraak betrokken is geweest. Nu het dossier voor het overige geen bewijs bevat dat verdachte aan de plaats van het delict koppelt, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659022-18 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal daarom in deze zaak van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Zaak met parketnummer 16-659923-17
Op grond van de aangifte van [benadeelde 1] , de verklaring van getuige [getuige] , de 112 melding, en het aantreffen van braaksporen en gebroken glas in de voordeur van de woning van aangever stelt het hof vast dat vier personen in de nacht van 18 augustus 2017 bij de woning aan [adres 2] in [plaats 1] hebben geprobeerd in te breken en dat deze poging gepaard is gegaan met bedreiging met geweld.
Uit het dossier volgt dat deze vier personen in die nacht gezamenlijk in de nacht voor de deur van de woning aan [adres 2] zijn geweest, dat zij het slot van de voordeur hebben geforceerd, dat zij na te zijn vertrokken weer zijn teruggekeerd bij de woning, dat er is gebeld en gedreigd naar aangever en dat zij vervolgens samen zijn gevlucht, waarbij zij allemaal in verschillende richtingen zijn weggerend. Dit handelen getuigt naar het oordeel van het hof van een begin van de gezamenlijke uitvoering van diefstal met braak en een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de voltooiing van dat misdrijf, waarbij ieders opzet zich mede uitstrekte tot het bedreigen van aangever.
Uit door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen volgt dat verbalisanten rond 05:05 uur de opdracht krijgen om naar de wijk [wijk] te gaan, waar op dat moment een viertal personen zou zijn gezien, lopend en met een koevoet. De wijk [wijk] wordt vervolgens door de politie dichtgezet. Omstreeks 05:15 uur hoort één van de verbalisanten ter hoogte van nummer [nummer] een harde knal gevolgd door glasgerinkel en ziet een drietal donker geklede personen en een persoon die is gekleed in donkere kleding met grijze accenten wegrennen in de richting van het [adres 3] . Verbalisant [verbalisant 1] heeft geconstateerd dat er op zijn aanlooproute in [wijk] geen andere mensen op straat waren en ziet dat de vier personen allen afzonderlijk een richting kiezen.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] rennen in de richting van de [straat] . [verbalisant 2] ziet uit de steeg vanaf [adres 4] een persoon aan komen rennen en probeerde deze vast te pakken, maar de persoon rende tegen hem aan. [verbalisant 3] heeft de persoon vastgepakt en vervolgens is hij op heterdaad aangehouden. Dit bleek verdachte te zijn. Hij ademde zwaar en had een capuchon op en een grijsachtig vest aan. Later, in daglicht, bleek dit blauwig te zijn. Verdachte had een camouflage-pet bij zich en twee witachtige handschoenen.
Op de camerabeelden genomen vanaf de woning aan [adres 5] in [plaats 1] op 18 augustus 2017 zijn op bestand 3 om 04:16:20 uur vijf personen in beeld te zien, die vervolgens afzonderlijk omschreven worden. Persoon 2 heeft een grijs vest met capuchon, een donkere broek, witte handschoenen en zwarte schoenen aan.
Verdachte is gefotografeerd in de kleding die hij ten tijde van zijn aanhouding droeg. Dit betroffen onder andere een zwarte broek, zwarte schoenen en een blauwig vest.
De aanwezigheid van verdachte midden in de nacht, rennend, nabij de woning waar kort daarvoor een poging tot diefstal in vereniging met bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden, de door verdachte gedragen kleding die weliswaar vrij algemeen is, maar goed past bij de kleding van persoon 2 op de camerabeelden en het bij zich dragen van handschoenen in augustus, zijn omstandigheden die op zichzelf en in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit. Gelet daarop mag van verdachte een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht ten aanzien van die omstandigheden.
Bij de politie heeft verdachte op 18 augustus 2017 geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid ter plaatse. Ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 juli 2018 heeft verdachte zonder nadere uitleg ontkend dat hij bij de poging tot inbraak betrokken is geweest. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard dat hij in een sportcafé was geweest en op weg was naar huis. Op vragen van de advocaat-generaal naar de naam en openingstijden van het sportcafé heeft verdachte zijn verklaring vervolgens bijgesteld in die zin dat hij na het bezoek aan het niet bij naam genoemde sportcafé eerst nog bij niet bij naam genoemde vrienden langs is geweest. Verdachte zou aan het rennen zijn geweest omdat hij geschreeuw had gehoord en zich niet op zijn gemak voelde. Het hof constateert dat verdachte pas in hoger beroep met deze verklaring voor zijn aanwezigheid nabij de plaats delict is gekomen en dat die verklaring bovendien gaandeweg werd bijgesteld en niet verifieerbaar is. Een verklaring voor de handschoenen die verdachte bij zich had in een zomernacht is geheel uitgebleven. Het hof acht de verklaring die verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd daarom volstrekt ongeloofwaardig.
Gelet op de zeer verdachte omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden en het feit dat hij geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd voor die omstandigheden, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte een van de personen was die de poging tot diefstal hebben gepleegd.
Voor zover verder nog is betoogd dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt, omdat de in de woning aangetroffen hennepkwekerij mogelijk aan (één van) de dader(s) toebehoort, overweegt het hof dat geen van de aangehouden verdachten heeft verklaard dat de hennepplantage dan wel andere in de woning aanwezige goederen en/of geld aan hen toebehoorden. Dit verweer wordt daarom verworpen. Het hof merkt overigens nog op dat in het materiële strafrecht aan het begrip ‘wederrechtelijke toe-eigening van andermans goed’ een autonome betekenis toekomt. Het in de nacht met geweld binnendringen in een woning om daar beweerdelijk eigen goederen weg te nemen, valt onder dat strafrechtelijke begrip.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Zaak met parketnummer16-659022-18,
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Verdachte wordt subsidiair verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een iPad, verschillende sieraden en een geldbedrag van € 2.250,-.
Het hof stelt op grond van bewijsmiddelen in het dossier het volgende vast.
Tussen 31 december 2017 te 19:00 uur en 1 januari 2018 te 1:15 uur is ingebroken in een woning aan [adres 1] te [plaats 1] . Bij die inbraak zijn uit de woning gouden sieraden, een gelbedrag van € 2.250,- en een iPad gestolen. Aangeefster [benadeelde 2] kon haar iPad traceren in de omgeving van [adres 6] te [plaats 1] en is naar het betreffende adres gegaan. Daar heeft zij haar iPad teruggekregen van een van de bewoners van [adres 7] , naar later bleek
[betrokkene 1] . [betrokkene 1] heeft toen aan aangeefster verteld dat hij de iPad had gekocht van twee Marokkaanse mannen.
[betrokkene 1] heeft op 8 januari 2018 bij de politie verklaard dat een zekere [verdachte] op 1 januari tussen 22:00 en 23:00 uur bij hem aan de deur kwam en hem een iPad en best wel veel sieraden in een boterhamzakje te koop aanbood. Op foto’s van de bij voornoemde inbraak weggenomen sieraden herkent [betrokkene 1] een ring en oorbellen als goederen die hem door [verdachte] zijn aangeboden. Aan [betrokkene 1] wordt tevens een foto van verdachte getoond, waarop hij hem herkent als de persoon van wie hij de iPad gekocht heeft.
Verdachte heeft bevestigd dat hij samen met een ander bij [betrokkene 1] is geweest, maar heeft verder verklaard dat niet hij, maar zijn metgezel goederen te koop had en dat hij, verdachte, slechts een bemiddelende rol heeft gehad bij deze verkoop door zijn metgezel met [betrokkene 1] in contact te brengen.
Het hof constateert dat verdachte de naam van zijn metgezel niet heeft genoemd en dat zijn verklaring zodoende niet kan worden geverifieerd. Anderzijds heeft [betrokkene 1] bij de politie duidelijk verklaard dat verdachte degene was die de goederen aan hem te koop aanbood. [betrokkene 1] is op dat punt consistent gebleven in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris van 23 juni 2022 en heeft daaraan bovendien toegevoegd dat verdachte hem had verteld dat hij in geldnood zat en daarom de goederen wilde verkopen. Het hof ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 1] te twijfelen en hecht daarom geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij slechts een bemiddelende rol heeft gespeeld.
Het hof stelt dan ook vast dat de verdachte een iPad en gouden sieraden voorhanden heeft gehad de dag (na)dat deze bij een inbraak waren gestolen en dat verdachte zich toen - kort na verkrijging ervan - alweer van die goederen wilde ontdoen door ze aan [betrokkene 1] aan te bieden. Het hof gaat er daarbij vanuit dat niet alleen de door [betrokkene 1] specifiek herkende sieraden uit de woning van aangeefster afkomstig waren, maar ook de andere sieraden die [betrokkene 1] in het boterhamzakje heeft waargenomen. De iPad en de herkende sieraden werden immers gezamenlijk aangeboden en het dossier bevat geen aanwijzingen dat deze in de korte tijd sinds de diefstal van de overige sieraden zijn gescheiden.
Gelet op deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat de verdachte - behoudens de ontkenning dat hij deze goederen voorhanden had - geen verklaring heeft gegeven met betrekking tot het verwerven en voorhanden hebben daarvan, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van de goederen eerst is ontstaan na het verwerven of voorhanden krijgen daarvan. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair en in de zaak met parketnummer 16-659022-18 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-659923-17:
primair
hij op 18 augustus 2017 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders
- zich naar voornoemde woning hebben begeven en een slot hebben geforceerd en vervolgens zijn weggegaan en vervolgens zijn teruggekomen om opnieuw de voordeur open te breken en
- voornoemde [benadeelde 1] meermalen hebben gebeld en hem vervolgens de woorden hebben gezegd: "He swa, beter doe je deur open, of wij pakken het of de politie. We komen zo weer." en "Als je niet open doet, maken we je af.", en
- vervolgens een raam van de voordeur hebben verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 16-659022-18 (gevoegd):
subsidiair
hij in de periode van 31 december 2017 tot en met 8 januari 2018 te [plaats 1] , goederen, te weten
- een portable computer/tablet (merk/type: Apple/iPad) en
- gouden sieraden, waaronder één ring en oorbellen,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 16-659022-18 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen met bedreiging met geweld geprobeerd in te breken in de woning van [benadeelde 1] . Zij hebben in het holst van de nacht gedurende langere tijd geprobeerd de voordeur open te breken en hebben ondertussen ook dreigementen geuit richting [benadeelde 1] , die op dat moment thuis was. Het behoeft geen betoog dat dit zeer beangstigend voor [benadeelde 1] en zijn tijdelijke huisgenoot moet zijn geweest. Verdachte en zijn mededaders zijn pas gestopt en gevlucht toen de politie kwam.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een iPad en sieraden, die de nacht daarvoor bij een woninginbraak waren weggenomen. Heling bevordert diefstal van goederen en zorgt bovendien voor een illegaal handelscircuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke handel wordt verstoord en maatschappelijk schade wordt toegebracht. De verdachte heeft bij het plegen van dit feit gehandeld uit puur winstbejag en zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelde.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 28 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor (onder meer) diefstal in vereniging door middel van braak en winkeldiefstal, gepleegd na de onderhavige feiten. Het hof constateert dat strafvervolging in de onderhavige zaak verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Het hof heeft verder gelet op meerdere reclasseringsrapporten, opgemaakt ten behoeve van andere strafzaken tussen 22 december 2017 en 4 maart 2020, waaruit als rode draad naar voren komt dat verdachte kampt met financiële problemen en dat hij een problematisch sociaal netwerk heeft en een pro-criminele houding. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat zijn huidige schuldenlast tussen de € 20.000,- en € 25.000,- ligt en dat hij daarvoor een betalingsregeling heeft getroffen met het CJIB. Verdachte heeft een kamer in [plaats 2] en leeft op geleend geld van zijn familie. Hij kan naar eigen zeggen per half juni aan de slag in een logistiek bedrijf, heeft een vriendin en is gestopt met roken en het gebruik van softdrugs.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf verder gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg voor Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een voltooide overval op een woning wordt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend geacht. Het hof acht voor de ten laste van verdachte bewezenverklaarde poging een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden, gelet op het samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn mededaders, het nachtelijke tijdstip waarop de poging plaatsvond en de woordelijke bedreigingen in combinatie met het brute geweld dat op de woning is toegepast, waarmee het huisrecht van de bewoners op ernstige wijze is geschonden. Voor de heling van een iPad en sieraden die niet alleen een forse geldelijke, maar ook een emotionele waarde vertegenwoordigen, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden, nu het appel is ingesteld op 23 juli 2018 en het hof uitspraak doet op 13 juni 2023. Het hof is van oordeel dat dit dient te leiden tot strafvermindering en zal daarom voor beide feiten gezamenlijk een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen. Het hof ziet geen aanleiding daarvan een deel voorwaardelijk op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

Beslag

Het hof zal de in beslag genomen en nog niet teruggegeven witte handschoenen verbeurd verklaren, nu uit het dossier blijkt dat dit voorwerpen betreffen met behulp waarvan het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 16-659923-17 is begaan en het voorwerpen zijn die aan verdachte toebehoren.
Het hof zal de teruggave gelasten van het aan verdachte toebehorende, inbeslaggenomen voorwerp, te weten een camouflage-pet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.660,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De gevorderde materiële schade bedraagt € 4.660,- en is voldoende onderbouwd met stukken betreffende kosten voor het vervangen van een kozijn, de reparatie van schade aan de voordeur en de vervanging van een (beveiligings)camera. De optelsom van deze posten bedraagt € 4.633,- en de hoogte van deze schade is niet betwist. Het hof zal de gevorderde materiële schade tot dat bedrag – hoofdelijk - toewijzen en voor het overige afwijzen.
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij als gevolg van de poging tot inbraak in zijn woning psychische klachten heeft opgelopen. Dit is mede onderbouwd met een verwijzing naar een psycholoog d.d. 12 februari 2018, enkele maanden na het feit. Deze schade is betwist met de enkele stelling van de verdediging, zakelijk weergegeven, dat de causale relatie tussen het bezoek aan de psycholoog en het feit onvoldoende duidelijk is. Naar het oordeel van het hof is de immateriële schade voldoende onderbouwd. De door de benadeelde partij gestelde klachten passen bij hetgeen hem overkomen is en het hof acht het causale verband tussen de feiten en de doorverwijzing naar de psycholoog voldoende aannemelijk. De hoogte van de gevorderde schade, € 1.000,-, acht het hof billijk. Het hof zal ook deze schade– hoofdelijk – toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] en [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.843,47. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.643,47.
De vordering betreft materiële en immateriële schade ten gevolge van een woninginbraak in de woning van de benadeelde partij. Het hof heeft verdachte in de zaak met parketnummer 16-659022-18 van betrokkenheid bij die woninginbraak vrijgesproken en hem veroordeeld voor heling van (onder meer) de sieraden die bij die woninginbraak zijn weggenomen. Naar het oordeel van het hof staat de heling van deze sieraden, mede gelet op het korte tijdsverloop, in zodanig nauw verband met de inbraak, dat de schade van de benadeelde partij redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks toegebracht (mede) door de opzetheling. Verdachte heeft er met zijn zeer kort op de diefstal volgende heling immers aan bijgedragen dat de sieraden definitief uit het zicht van de benadeelde partij zijn verdwenen. De benadeelde partij heeft voor de gestolen sieraden € 3.000,- gevorderd en de hoogte van deze schade is niet betwist. Het hof zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de gevorderde schade niet in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659022-18 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair en in de zaak met parketnummer 16-659022-18 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair en in de zaak met parketnummer 16-659022-18 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven

twee witte handschoenen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven camouflage-pet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.633,00 (vijfduizend zeshonderddrieëndertig euro) bestaande uit € 4.633,00 (vierduizend zeshonderddrieëndertig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659923-17 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.633,00 (vijfduizend zeshonderddrieëndertig euro) bestaande uit € 4.633,00 (vierduizend zeshonderddrieëndertig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 63 (drieënzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 18 augustus 2017.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] en [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659022-18 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) bestaande uit € 3.000,00 (drieduizend euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659022-18 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.000,00 (drieduizend euro) bestaande uit
€ 3.000,00 (drieduizend euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 januari 2018.
Aldus gewezen door
mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter,
mr. J.A.M. Kwakman en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 13 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.