ECLI:NL:GHARL:2023:4955

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
21-004558-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep betreffende diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2022. De verdachte, geboren in 2000 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar is in hoger beroep veroordeeld voor diefstal met geweld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van gronden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 juni 2022 een nachtwinkel heeft overvallen met een mes, waarbij hij geld en sigaretten heeft gestolen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte de diefstal met geweld had gepleegd, en het hof heeft deze conclusie onderschreven. De verdachte heeft in hoger beroep geen geloofwaardige verklaring kunnen geven voor zijn aanwezigheid in de buurt van de nachtwinkel en de aangetroffen goederen. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de rechtbank overgenomen en aangevuld, en heeft de verweren van de verdediging verworpen.

De beslissing van de rechtbank om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 jaren is door het hof als passend en geboden beoordeeld. Ook de beslissingen met betrekking tot het beslag zijn door het hof bevestigd, waarbij enkele verbeteringen zijn aangebracht in de formulering. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004558-22
Uitspraak d.d.: 13 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2022 met parketnummer 18-148581-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-116528-21, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R. van der Wal, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid in hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 oktober 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en hem ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Ook heeft rechtbank de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland van 30 november 2021 in de zaak met parketnummer 18- 116528-21, te weten: een geldboete van € 300,-, gelast.
Verder heeft de rechtbank 8 kledingstukken verbeurd verklaard, 1 keukenartikel aan het verkeer onttrokken en de teruggave aan verdachte gelast van 3 toiletartikelen en 2 kledingstukken.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Op grond van de bewijsmiddelen zoals die in het vonnis zijn uitgewerkt – de hierna genoemde aanvullingen daarbij in aanmerking genomen – kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde diefstal met geweld heeft gepleegd
De verweren die in hoger beroep zijn gevoerd, strekkende tot vrijspraak van verdachte, zijn in de kern gelijk aan hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht. Het hof is van oordeel dat de rechtbank deze verweren terecht heeft verworpen. Het hof ziet wel aanleiding deze beslissing aanvullend te motiveren.
Gezien het voorgaande zal het vonnis worden bevestigd, met dien verstande dat het hof de bewijsmotivering zal aanvullen en met betrekking tot de beslissingen op het beslag een tweetal verbeteringen zal aanbrengen.

Aanvullende overweging met betrekking tot het bewijs

De rechtbank heeft met betrekking tot de verweren van de verdediging in eerste aanleg, na een uitgebreide weergave van de door haar gehanteerde bewijsmiddelen, het volgende overwogen:
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in het betoog dat uit het door aangever gegeven
signalement niet kan worden afgeleid dat het verdachte is die de overval op de nachtwinkel heeft gepleegd. Aangever heeft een gedetailleerde beschrijving gegeven van onder andere de kleding van de overvaller en het bij de overval gebruikte mes. Deze beschrijving komt naar de overtuiging van de rechtbank overeen met de kleding en het mes die bij verdachte zijn aangetroffen ten tijde van zijn aanhouding later diezelfde dag. Dat aangever ook heeft gezegd dat hij denkt dat het een man van Somalische of Ethiopische afkomst is, doet naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af. Daarbij is van belang dat bij de aanhouding van verdachte eveneens (een groot deel van) de bij de overval weggenomen sigaretten en geld zijn aangetroffen. Dat de aangetroffen hoeveelheid niet overeenkomt met de weggenomen buit, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, geeft de rechtbank mede gelet op het tijdsverloop van
enkele uren tussen de overval en de aanhouding van verdachte, geen aanleiding tot een ander oordeel.
Het hof acht deze overwegingen juist en neemt deze over.
Het hof stelt op grond van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen vast dat op 15 juni 2022 omstreeks 00:34 uur een man met een mes de [nachtwinkel] te [pleegplaats] heeft overvallen, en daarbij geld en een grote hoeveelheid sigaretten heeft weggenomen van met name de merken Marlboro, Camel en Lucky Strike. Verdachte is op 15 juni 2022 omstreeks 11:15 uur aangehouden op verdenking van een ander strafbaar feit. De kleding die verdachte op dat moment droeg vertoont grote overeenkomsten met de kleding die de overvaller op camerabeelden van de overval droeg. Ook voldoet verdachte aan het signalement dat aangever [persoon 1] van de overvaller heeft gegeven en past het onder verdachte aangetroffen mes bij aangevers beschrijving van het mes dat de overvaller bij zich droeg. Dat aangever ook heeft verklaard dat hij denkt dat de overvaller een man van Somalische of Ethiopische afkomst is, doet aan die overeenkomsten naar het oordeel van het hof niet af. Tijdens zijn insluitingsfouillering bleek verder dat verdachte in zijn tas onder meer 60 pakjes sigaretten en een mes had. In de jas en portemonnee van verdachte is een geldbedrag van in totaal € 155,80 aangetroffen. De pakjes sigaretten betroffen voornamelijk de merken Marlboro, Camel en Lucky Strike en bleken een totale waarde van € 571,70 te hebben. Dat de aangetroffen hoeveelheid niet overeenkomt met de weggenomen buit, zoals de verdediging heeft betoogd, geeft het hof mede gelet op het tijdsverloop van enkele uren tussen de overval en de aanhouding van verdachte, geen aanleiding tot een ander oordeel. Uit onderzoek naar de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon is verder gebleken dat met die telefoon tussen 9 juni en 14 juni 2022 te 23:20 uur in de internetbrowser meerdere keren de zoekterm ‘nightshop openingstijden’ is vastgelegd. Verder is gebleken dat de telefoon op 15 juni 2022 tussen 0:00 uur en 2:00 uur in de omgeving van het [park] , nabij de nachtwinkel, was en dat er toen stappen zijn geregistreerd in de gezondheidsapp.
Voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen, kunnen redengevend worden geacht voor het bewijs van het aan verdachte tenlastegelegde feit. Gelet daarop mocht van verdachte een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht ten aanzien van die omstandigheden. Verdachte heeft zich op 15 juni 2022 op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting in eerste aanleg van 26 september 2022 heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij op 15 juni 2022 in de buurt van de nightshop was, dat hij toevallig een mes bij zich had toen hij werd aangehouden en dat de pakjes sigaretten toevallig in zijn rugtas zaten en dat hij het aangetroffen geldbedrag bij elkaar had gespaard. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte een soortgelijke verklaring afgelegd, met dien verstande dat hij ook de sigaretten zou hebben aangeschaft van gespaard geld. Het hof acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig alleen al gelet op de inkomstenpositie van verdachte. Verdachte ontving vijftig euro per week aan leefgeld. Voor zover verdachte er al in zou slagen om daarvan wekelijks een deel opzij te leggen, staat dit niet in verhouding tot de waarde van de aangetroffen sigaretten plus het aangetroffen geldbedrag en zou een dergelijke investering het hof bovendien ook niet logisch voorkomen. Gelet op de zeer verdachte omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden en het feit dat hij geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd voor die omstandigheden, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die de overval heeft gepleegd.

Strafoplegging

De in het vonnis opgenomen bewezenverklaring van feit 1 is juist. De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar en verdachte is een strafbare dader. Ook de beslissing van de rechtbank omtrent de strafoplegging is juist. Het hof acht evenals de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren passend en geboden. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof niet gebleken van omstandigheden die aanleiding geven om in strafmatigende dan wel strafverzwarende zin van de door de rechtbank opgelegde straf af te wijken.
Ook met de beslissing van de rechtbank op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18-116528-21 kan het hof zich verenigen.

Beslag

De rechtbank heeft in het dictum van haar vonnis met betrekking tot het beslag het volgende opgenomen:
Gelast de teruggave aan rechthebbende [verdachte] van in beslag genomen voorwerpen,
te weten:
  • 3 STK Toiletartikel gekocht met geld van de overval (G1509328)
  • 2 STK Kleding gekocht met geld van de overval (G1509332)
Het hof is van oordeel dat dit dient te worden verbeterd in:
Gelast de teruggave aan rechthebbende [verdachte] van in beslag genomen voorwerpen,
te weten:
  • 3 STK Toiletartikel (G1509328)
  • 2 STK Kleding (G1509332)
Met betrekking tot de verbeurdverklaring en de onttrekking aan het verkeer heeft de rechtbank niet expliciet overwogen dat voldaan is aan de wettelijke criteria, maar wel verwezen naar de toepasselijke wetsartikelen. Het hof stelt voor de volledigheid vast dat de door de rechtbank verbeurdverklaarde kleding zwarte pet, zwarte handschoenen, zwarte zakdoek, etc. en het aan het verkeer onttrokken mes voorwerpen zijn met behulp van welke het bewezenverklaarde feit is begaan. De verbeurdverklaarde voorwerpen behoren aan verdachte toe. En voor het mes geldt dat het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan bij verdachte in strijd is met het algemeen belang.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. J.A.M. Kwakman, voorzitter,
mr. E.C.M. Wolfert en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 13 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.