ECLI:NL:GHARL:2023:4938

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
200.325.347
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderrechter had eerder op 5 januari 2023 en 15 februari 2023 beslissingen genomen om de kinderen onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De moeder van de kinderen, die het gezag over hen heeft, heeft tegen deze beslissingen hoger beroep aangetekend. Het hof oordeelt dat de zorgen die de kinderrechter had, nog steeds bestaan en dat er zelfs nieuwe zorgen zijn bijgekomen. De kinderen groeien op in een onveilige en instabiele omgeving, en de moeder heeft niet voldoende meegewerkt aan hulpverlening. Het hof bekrachtigt de beslissingen van de kinderrechter en wijst de verzoeken van de moeder af. De kinderen blijven onder toezicht staan en de uithuisplaatsing wordt gehandhaafd, omdat de moeder momenteel niet in staat is om een veilige omgeving voor hen te bieden. Het hof benadrukt dat de kinderen nu bij hun grootouders verblijven, wat een stabiele en veilige situatie voor hen biedt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.347 en 200.325.991
(zaaknummer rechtbank Gelderland 412846 en 414670)
beschikking van 13 juni 2023
in het hoger beroep van:
[verzoekster],
woonplaats: [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: L.L.A. Cox in Nijmegen,
de
raad voor de kinderbescherming,
locatie Arnhem,
verweerder in zaak 200.325.347,
verder te noemen: de raad,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verweerder in zaak 200.325.991,
belanghebbende in zaak 200.325.347,
verder te noemen: William Schrikker.
Informant is:
[de vader],
woonplaats: [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2014;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2021.
Zij worden hierna respectievelijk [de minderjarige1] en [de minderjarige2] genoemd en samen: de kinderen.

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder heeft het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
2.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij hun opa en oma (vaderszijde).

3.De beslissingen van de kinderrechter

3.1
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (hierna: de kinderrechter), heeft op 5 januari 2023 een beslissing genomen op het verzoek van de raad om de kinderen onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de William Schrikker tot 5 januari 2024.
3.2
William Schrikker heeft de kinderrechter verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft op 15 februari 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een netwerkpleeggezin (grootouders vaderszijde) met ingang van 15 februari 2023 tot 15 augustus 2023. De kinderrechter heeft de beslissing op het verzoek van William Schrikker voor het overige zes maanden aangehouden tot een nieuwe zitting in augustus 2023.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder komt in hoger beroep tegen beide beslissingen van de kinderrechter. De moeder verzoekt het hof om de beschikking van 5 januari 2023 te vernietigen en om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht te stellen van William Schrikker met ingang van 5 januari 2023 tot 15 mei 2023 of subsidiair tot 15 augustus 2023.
4.2
De moeder verzoekt het hof om de beschikking van 15 februari 2023 te vernietigen en het verzoek van William Schrikker af te wijzen zodat de kinderen onmiddellijk naar huis kunnen. De moeder verzoekt, zo begrijpt het hof, subsidiair om de uithuisplaatsing te laten vervallen, maar dat de moeder met de kinderen in een moeder-kindhuis gaat wonen, waar zij de kinderen onder begeleiding kan opvoeden. De moeder verzoekt meer subsidiair om een machtiging tot uithuisplaatsing uit te spreken in een neutraal pleeggezin voor maximaal drie maanden.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
zaak 200.325.347:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 4 april 2023, met bijlagen.
  • een journaalbericht van de moeder van 11 april 2023 met bijlagen;
  • het verweerschrift van de raad;
  • een journaalbericht van de moeder van 4 mei 2023 met bijlagen.
zaak 200.325.991:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 19 april 2023;
  • het verweerschrift van William Schrikker.
5.2
De zitting bij het hof was op 9 mei 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • twee vertegenwoordigers van William Schrikker.

6.De redenen voor de beslissing

Ondertoezichtstelling
6.1
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij werken de ouders niet of niet genoeg mee aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 BW).
6.2
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter op goede gronden een ondertoezichtstelling heeft uitgesproken. De kinderrechter heeft overwogen dat
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] groeien op in een instabiele en onveilige opvoedsituatie. In de opvoedsituatie zijn veel spanningen aanwezig. De ouders hebben een knipperlichtrelatie gehad, waarbij sprake was van ruzie en onrust tussen de ouders.De kinderrechter schreef ook dat
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] veel last hebben
van de ruzies en spanningen die er zijn. [de minderjarige1] heeft last van tics, waarbij hij geluiden
maakt. Naast de tics is gebleken dat [de minderjarige1] onvoldoende toekomt aan zijn
ontwikkelingstaken. Op school kan hij zich moeilijk concentreren en moeilijk tot leren komen.Verder had de kinderrechter
zorgen over de emotieregulatie van de moeder en haar emotionele beschikbaarheid voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .De kinderrechter had ook zorgen over [naam1] , met wie de moeder tijdens de zitting bij de rechtbank sinds een paar dagen een relatie had. De kinderrechter schreef:
De moeder wil samen met de kinderen naar [plaats1] verhuizen en gaan samenwonen met haar nieuwe partner. Er is geen zicht op de nieuwe partner van de moeder en de woon- en leefomstandigheden van de moeder in [plaats1] .De kinderrechter was tot slot van oordeel
dat de ouders onvoldoende bereid en in staat zijn de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] weg te nemen. Het is de kinderrechter tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de moeder geen
zorgen ziet en zegt dat zij hulpverlening niet zal accepteren.
6.2
Het hof neemt de overwegingen van de kinderrechter over, omdat het hof na eigen onderzoek heeft vastgesteld dat alle bovenstaande zorgen nog bestaan. Het hof heeft tijdens de zitting waargenomen dat er nog steeds grote spanningen zijn tussen de ouders. William Schrikker heeft verteld dat de ouders de oorzaak van problemen bij elkaar neerleggen. De moeder is inmiddels ook wantrouwend naar opa en oma (vaderszijde). De moeder vindt dat de vader in de gezinssituatie bij opa en oma te vaak aanwezig is. Dat er (onverminderd) spanningen zijn tussen de ouders en er inmiddels ook spanningen zijn ontstaan tussen de moeder en opa en oma, heeft tot gevolg dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hieraan worden blootgesteld en daar (onverminderd)last van hebben. William Schrikker heeft verteld dat [de minderjarige1] ook nu nog tics laat zien. Dit gebeurt al wel minder, maar dat komt waarschijnlijk doordat [de minderjarige1] bij opa en oma meer rust ervaart. William Schrikker heeft verteld dat de tics van [de minderjarige1] terugkomen op spannende momenten, zoals toen hij een afspraak had bij een psycholoog.
6.3
Het hof stelt daarnaast vast dat [de minderjarige1] vanaf december 2022 niet meer naar school gaat. Dat vindt het hof heel zorgelijk, omdat dat [de minderjarige1] ernstig belemmert in zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. William Schrikker heeft uitgelegd dat de school van [de minderjarige1] de veiligheid niet kan garanderen, omdat de school vlakbij het huis van de moeder ligt en het risico bestaat dat de moeder weer naar de school gaat. Dat zou op school tot grote onrust leiden, omdat de moeder zich daar eerder dreigend en agressief heeft geuit. Ook ligt de school van [de minderjarige1] zo’n zes kilometer af van het huis van opa en oma. Oma is fysiek beperkt en die afstand is te groot voor haar om elke dag met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] af te leggen. Het hof stelt vast dat de moeder weigert om toestemming te geven om [de minderjarige1] in te schrijven op een andere school, waardoor hij nu al enige tijd thuis zit. Daarmee handelt de moeder niet in het belang van [de minderjarige1] .
6.4
Het hof stelt verder vast dat de zorgen van de kinderrechter over de relatie van de moeder met [naam1] terecht zijn gebleken. De moeder ziet inmiddels zelf in dat dit een giftige relatie was. Door deze relatie zijn de kinderen en de moeder in gevaarlijke situaties terechtgekomen. De politie en Veilig Thuis zijn hierbij betrokken geweest. De moeder is door hem mishandeld en bedreigd met een mes en hij heeft de kinderen in het verkeer in onveilige situaties gebracht. [de minderjarige1] heeft verteld dat hij bang was voor [naam1] . De moeder stelt dat haar relatie geen gevaar meer oplevert, omdat de relatie verbroken is en [naam1] een contact- en gebiedsverbod heeft voor drie maanden. Het hof stelt echter vast dat de moeder heeft verteld dat zij de relatie al eerder (in februari 2023) had verbroken en toen toch weer terug is gegaan naar hem, omdat de moeder volgens haar advocaat ‘vond dat ze niets te verliezen had’. De bedreiging met het mes vond plaats in april 2023. William Schrikker heeft verteld dat zij aanwijzingen hebben dat de moeder ook daarna nog contact had met [naam1] . Het hof vindt het daarom te vroeg om te kunnen oordelen dat de relatie definitief voorbij is en geen gevaar meer oplevert. Het hof vindt het bovendien zorgelijk dat de moeder pas achteraf heeft ingezien dat de kinderen en zijzelf in zeer gevaarlijke situaties terechtgekomen zijn door deze relatie. Zij heeft de kinderen niet beschermd tegen dat gevaar.
6.5
Het hof heeft net als de kinderrechter zorgen over de emotieregulatie en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. Het hof ziet dat de moeder nog steeds veel boosheid ervaart tegenover William Schrikker. De moeder schrijft in haar beroepschriften dat zij de afgelopen maanden aan zichzelf gewerkt heeft. Het hof ziet of hoort daarvan echter niets terug in de stukken en/of tijdens de mondelinge behandeling. William Schrikker heeft verteld dat de moeder niet wil meewerken aan een IQ-test of een persoonlijkheidsonderzoek. Daardoor heeft William Schrikker nog geen zicht op de emotionele beschikbaarheid en emotieregulatie van de moeder. William Schrikker en de moeder hebben allebei verteld dat hun onderlinge communicatie erg moeizaam is. William Schrikker heeft tijdens de ondertoezichtstelling lang moeten proberen om met de moeder in contact te komen. De moeder was onbetrouwbaar in haar uitspraken en bleef afspraken met William Schrikker afzeggen. Daardoor heeft het eerste gesprek pas op 12 april 2023 kunnen plaatsvinden. Het door William Schrikker voorgestelde begeleide contact tussen de moeder en de kinderen heeft mede daardoor en omdat de moeder eerst de beschikking van het hof wil afwachten nog niet plaatsgevonden. Het hof is daarom van oordeel dat de moeder in het vrijwillig kader onvoldoende zal meewerken aan hulpverlening om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen of te verminderen.
6.6
Het hof is van oordeel dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden. Op sommige punten zijn er sinds de beslissing van de kinderrechter nog meer zorgen bijgekomen. Het hof is dus van oordeel dat de ondertoezichtstelling nodig was toen die verleend werd door de kinderrechter en ook nu nog steeds nodig is. De bovenstaande zorgen zijn zo ernstig, dat het hof de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar ook passend vindt.
Uithuisplaatsing
6.7
De kinderrechter kan een kind uit huis plaatsen als dit voor de verzorging en opvoeding van een kind noodzakelijk is (artikel 1:265b BW).
6.8
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden heeft verleend.
6.9
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen nu niet terug naar de moeder. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben een stabiele en veilige omgeving nodig om op te groeien. Het hof is van oordeel dat de moeder hen die (nu) niet kan bieden. Daarvoor verwijst het hof naar de zorgen die hierboven al zijn beschreven. De moeder heeft de afgelopen periode laten zien dat zij niet in het belang van de kinderen handelt. De moeder heeft de kinderen niet kunnen beschermen tegen gevaarlijke situaties tijdens haar relatie met [naam1] . De moeder weigert ook toestemming te geven om [de minderjarige1] naar een andere school te laten gaan, waardoor hij nu thuiszit. Daarnaast kan William Schrikker niet vaststellen of de moeder voldoende emotioneel beschikbaar kan zijn voor de kinderen, en welke hulp voor haar passend is, doordat zij weigert om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek.
6.1
Het hof vindt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op dit moment op de juiste plek zitten bij opa en oma. Opa en oma bieden de kinderen een rustige en stabiele omgeving, waar zij tot rust komen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] maken een ontspannen indruk bij opa en oma. Het hof begrijpt dat de moeder het moeilijk vindt dat de vader vaak aanwezig is bij opa en oma. Het hof is echter van oordeel dat het voor de kinderen fijn is dat zij in ieder geval met één van hun ouders regelmatig contact hebben. William Schrikker heeft geen zorgen over het contact tussen de kinderen en de vader. William Schrikker heeft verteld dat de vader zich voldoende aan de afspraken met William Schrikker houdt. Het hof vindt het belangrijk voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat zij ook contact met de moeder hebben. William Schrikker wil dat ook graag, maar tot nu toe heeft de moeder onvoldoende met William Schrikker samengewerkt om het contact te kunnen opstarten.
6.11
De moeder wil – als de kinderen niet naar huis kunnen – met hen in een moeder-kindhuis gaan wonen. William Schrikker heeft uitgelegd dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te oud zijn voor een moeder-kindhuis, maar dat een ouder-kindhuis een optie kan zijn. William Schrikker heeft echter ook uitgelegd dat een ouder-kindhuis bepaalde eisen stelt aan een opname. Een ouder-kindhuis stelt bijvoorbeeld de eis dat de moeder goed samenwerkt met hulpverleners en dat duidelijk is welke problematiek bij de moeder en de kinderen speelt. Het hof stelt vast dat dit nog niet het geval is. Het hof vindt het – gezien de houding van de moeder – ook niet aannemelijk dat binnen de duur van de machtiging uithuisplaatsing aan deze eisen voldaan zal zijn.
6.12
De moeder verzoekt verder te bepalen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor maximaal drie maanden geplaatst worden in een neutraal pleeggezin. Nog los van de vraag of er een wettelijke basis is op grond waarvan de moeder dit verzoek kan doen, vindt het hof overplaatsing naar een ander pleeggezin niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De kinderen zitten nu op een fijne en voor hen vertrouwde plek. Zij zijn in hun leven vaker bij opa en oma opgevangen. Het hof vindt het niet wenselijk dat zij daar nu weg zouden moeten naar een voor hen onbekend gezin, zeker niet voor een relatief korte periode van drie maanden. William Schrikker heeft meegedeeld dat de grootouders inmiddels – na screening door de pleegzorg – goed zijn bevonden als pleeggezin.
6.13
Dit betekent dat het hof alle verzoeken van de moeder afwijst en de beslissingen van de kinderrechter bekrachtigt.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 5 januari 2023;
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 15 februari 2023;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, H. Phaff en L. Hamer, in samenwerking met mr. L.M. de Wit, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.