Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, binnengekomen op 26 januari 2023;
- een journaalbericht van de vader van 7 februari 2023;
- een journaalbericht van de vader van 20 april 2023 met producties;
- een journaalbericht van de vader van 9 mei 2023.
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).
- [de meerderjarige] , die is geboren [in] 2004 en die inmiddels meerderjarig is;
- [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2006;
- [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2009.
4.De omvang van het geschil
- de beschikking van 1 april 2021 te wijzigen en te bepalen dat er een omgangsregeling dan wel zorgregeling zal zijn waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun vader zien een keer in de veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur alsmede de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen in onderling overleg te bepalen;
- te bepalen dat de moeder een dwangsom verbeurt aan de vader van € 500,- per dag of gedeelte van de dag, dan wel per keer dat zij nalaat aan de omgangsregeling te voldoen;
- te bepalen dat de moeder de beschikking van 1 april 2021 zal nakomen;
- te bepalen dat de moeder een dwangsom verbeurt aan de vader van € 500,- per dag of gedeelte van de dag, dan wel per keer dat zij nalaat aan die omgangsregeling te voldoen;
- te bepalen dat de moeder de informatieregeling uit de beschikking van 11 maart 2019 zal nakomen;
- te bepalen dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag of gedeelte van de dag, dan wel per keer dat zij nalaat aan de informatieregeling uit de beschikking van 11 maart 2019 te voldoen;
- te bepalen dat de vader, samen met de moeder, wordt belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
5.De motivering van de beslissing
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind (artikel 1:377a lid 3 BW).