ECLI:NL:GHARL:2023:4935

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
200.322.551
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor een meerderjarige met een geestelijke of lichamelijke beperking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een mentor voor [verzoekster], geboren in 1966 in Irak. De kantonrechter had eerder [naam3] benoemd tot mentor, maar [verzoekster] verzocht om [naam4] als haar nieuwe mentor. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] en [naam4] een goede relatie hebben en dat [naam4] de benodigde ondersteuning kan bieden, gezien haar ervaring en taalvaardigheid in zowel Nederlands als Irakees-Arabisch. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover het de benoeming van [naam1] tot mentor betreft en [naam4] benoemd tot mentor met ingang van 1 juli 2023. De beslissing is genomen op basis van de voorkeur van [verzoekster] en de noodzaak om haar belangen goed te behartigen. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.551
(zaaknummer rechtbank Overijssel 10039848)
beschikking van 13 juni 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. G. Aufderhaar te Almelo,
en
Maria Sahaicha,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M.C. de Vroet te Almelo.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
handelende onder de naam
[naam2],
wonende te [woonplaats2] ,
verder ook te noemen: de mentor,
en
[naam3],
wonende te [woonplaats1] ,
verder ook te noemen: [naam3] ,
Als informant is aangemerkt:
[naam4] ,
wonende de [woonplaats1] ,
verder ook te noemen: [naam4] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking)

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 februari 2023;
  • het verweerschrift met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Aufderhaar van 27 maart 2023 met producties;
  • een e-mail van de mentor van 13 april 2023 en
  • een journaalbericht van mr. Aufderhaar van 1 mei 2023 2023 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 mei 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • [verzoekster] , met haar advocaat;
  • de moeder, met haar advocaat; en
  • [naam4] .
[verzoekster] werd bijgestaan door een tolk Arabisch-Irakees.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 1966 in [plaats1] (Irak).
3.2
Bij beschikking van 15 december 2014 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld voor [verzoekster] en is [naam3] tot mentor benoemd.
3.3
Op 8 augustus 2023 heeft [naam3] de kantonrechter verzocht om hem te ontslaan als mentor en om zijn echtgenote, [naam4] , tot mentor te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [naam3] ontslagen als mentor en [naam1] benoemd tot mentor.
4.2
[verzoekster] is - zonder formulering van één of meer grieven - in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Het hof begrijpt uit de inhoud van het beroepschrift dat [verzoekster] het ontslag van [naam3] in stand wil houden maar dat zij [naam4] als mentor wil in plaats van [naam1] . Het hof vat het verzoek van [verzoekster] dan zo op dat zij het hof verzoekt:
  • de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover die ziet op de benoeming van [naam1] tot mentor, en, opnieuw beschikkende, [naam4] tot mentor te benoemen;
  • de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen; en
  • kosten rechtens.
4.3
De moeder staat achter het verzoek van [verzoekster] .
4.4
De mentor voert geen verweer tegen het verzoek van [verzoekster] .

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.2
[verzoekster] voert aan dat zij onaangenaam verrast was door de bestreden beschikking. Zij en haar moeder zijn niet gehoord door de kantonrechter, terwijl dat wel had gemoeten. Alleen [naam3] en [naam4] zijn telefonisch gehoord. De verbinding was echter zo slecht, als gevolg van achtergrondgeluiden bij de kantonrechter, dat van fatsoenlijk horen geen sprake was.
[verzoekster] heeft verder onvoldoende vertrouwen in de huidige mentor. De mentor is maar drie keer langs geweest, waarvan één keer met een tolk. Deze tolk sprak echter algemeen beschaafd Arabisch en niet zoals [verzoekster] Arabisch-Irakees. Er is niet inhoudelijk gesproken over de zorg. De mentor heeft ook geen contact opgenomen met zorgverleners van [verzoekster] .
[verzoekster] wil graag dat [naam4] haar mentor wordt. Zij is al jaren haar gewaarborgde hulp voor het PGB Wet Langdurige Zorg en zij kent haar goed. Hierdoor is zij als geen ander op de hoogte van de aan [verzoekster] verleende zorg en het beheer van het PGB-budget. [verzoekster] en [naam4] spreken bovendien wel dezelfde taal, waardoor zij elkaar goed begrijpen.
5.3
De moeder, die 94 jaar is, voert aan dat zij - voordat zij dood gaat - zeker wil weten dat [verzoekster] in goede handen is. De zorg die [naam4] aan [verzoekster] biedt, is goed. [naam4] stemt met de betrokken zorgverlener de benodigde individuele ondersteuning en begeleiding nauw af. [naam4] spreekt Arabisch-Irakees en Nederlands, waardoor zij goed kan overleggen met zowel [verzoekster] als met de betrokken instanties. [naam4] en [verzoekster] wonen vlak bij elkaar, spreken dezelfde taal en hebben een vergelijkbare culturele achtergrond.
5.4
Het hof zal [naam4] benoemen tot mentor van [verzoekster] . Uit de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verteld, is aan het hof gebleken dat [verzoekster] graag wil dat [naam4] haar mentor wordt. Zij is al jarenlang betrokken bij [verzoekster] , zij weet welke hulp [verzoekster] nodig heeft en zij spreekt zowel Nederlands als Irakees-Arabisch waardoor zij goed kan overleggen met [verzoekster] en de betrokken instanties.
5.5
Om de overgang goed te laten verlopen zal het hof op grond van artikel 1:452 lid 10 BW bepalen dat de taak van H. [naam4] als mentor aanvangt op 1 juli 2023. Nu het gaat om de voortzetting van een lopend mentorschap gaat het hof er van uit dat geen aanvangswerkzaamheden noodzakelijk zijn, zodat het hof alleen een vergoeding toe zal kennen voor de reguliere werkzaamheden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 november 2022, voor zover het de benoeming van [naam1] tot mentor betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt met ingang van 1 juli 2023 in plaats van [naam1] tot mentor van [verzoekster] , geboren [in] 1966 in [plaats1] (Irak), [naam4] ;
bepaalt dat de mentor voor haar kosten een vergoeding toekomt ter hoogte van de forfaitaire tarieven als vastgelegd in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (artikel 2 sub c) en zij deze ten laste van het vermogen van [verzoekster] mag brengen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, J.B. de Groot en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. I.M. Redert als griffier, en is op 13 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.