ECLI:NL:GHARL:2023:4905

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
21-004772-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 2 december 2020. De verdachte, geboren in 1999 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 25 mei 2023. De advocaat-generaal had verzocht om een gevangenisstraf van 14 maanden, met een strafkorting van één maand vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 oktober 2018 in [pleegplaats] samen met een ander een portemonnee en pinpas van de benadeelde partij heeft weggenomen, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar het hof oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor diefstal met geweld. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere beschuldigingen, zoals het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte hiervoor verantwoordelijk was.

De uiteindelijke straf die het hof heeft opgelegd is een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is afgewezen, omdat de schade niet aan de verdachte kon worden toegerekend. Het hof heeft de teruggave van in beslag genomen goederen gelast aan de rechthebbende.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004772-20
Uitspraak d.d.: 8 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 2 december 2020 met parketnummer 16-226968-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte voor het primair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Daarbij heeft de advocaat-generaal rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn, door een strafkorting toe te passen van één maand. Voorts heeft de advocaat-generaal, conform de rechtbank, gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van in totaal € 10.400,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen goederen worden teruggegeven aan de rechthebbende(n). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 2 december 2020, waar het hoger beroep zich tegen richt, verdachte veroordeeld ter zake van het subsidiair onder A primair en B tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met het opleggen van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van
€ 10.400,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de rechtbank de teruggave gelast aan de rechthebbende(n) van de in beslag genomen goederen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te [pleegplaats] , op of aan de openbare weg, te weten de fiets- en loopbrug [brug] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, onder andere een portemonnee en/of een pinpas en/of een brommerrijbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij]
- één of meerdere malen te duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- van een brug van circa 3-4 meter hoog te duwen en/of te gooien, waardoor die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een schedelbasisfractuur en/of een nekfractuur en/of een oogkasfractuur en/of één of meerdere ribfractu(u)r(en) en/of een geperforeerde long;
subsidiair
A.
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en/of een nekfractuur en/of een oogkasfractuur en/of één of meerdere ribfractu(u)r(en) en/of een geperforeerde long, heeft toegebracht, door die [benadeelde partij]
- één of meerdere malen te duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- van een brug van circa 3-4 meter hoog te duwen en/of te gooien;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te [pleegplaats] , op of aan de openbare weg, te weten de fiets- en loopbrug [brug] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] , door die [benadeelde partij]
- één of meerdere malen te duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- van een brug van circa 3-4 meter hoog te duwen en/of te gooien;
en/of
B.
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen onder andere een portemonnee en/of een pinpas en/of een brommerrijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot algehele vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op de avond van 4 oktober 2018 kwam er bij de politie een melding binnen over een gewonde persoon die op straat - ter hoogte van [adres] in [pleegplaats] - zou liggen. Eenmaal ter plaatse werd aangever liggend en zwaargewond aangetroffen door verbalisanten. Aangever kon op dat moment niet verklaren wat er was gebeurd. Later die nacht in het ziekenhuis heeft aangever aan verbalisanten verklaard dat hij in een auto - een [kleur en type auto] - van een ander had gezeten en dat hij in die auto wilde slapen. De eigenaresse van deze auto - medeverdachte [medeverdachte 1] - trof aangever in haar auto aan. Daarna zou aangever verder zijn gaan lopen. Vervolgens is er een jongen samen met een meisje achter aangever aangekomen. Diezelfde jongen heeft aangever vervolgens geslagen en heeft zijn portemonnee, met daarin zijn pasjes, uit zijn broekzak weggenomen.
Verdachte ontkent hetgeen aan hem ten laste is gelegd. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er een straatroof heeft plaatsgevonden. Bovendien kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld wanneer en waardoor het zwaar lichamelijk letsel bij aangever is ontstaan en dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan het door aangever gegeven signalement en dat het aangetroffen DNA-profiel van verdachte niet delict gerelateerd is.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Aangever [benadeelde partij] heeft duidelijk verklaard dat hij een confrontatie heeft gehad met twee mensen: een jongen en een meisje, nadat hij zonder toestemming in de [kleur en type auto] van medeverdachte [medeverdachte 1] - de (schoon)moeder van verdachte en medeverdachte - heeft gezeten. Aangever spreekt daarnaast van ‘de zoon’ van de eigenaresse van de [kleur en type auto] , en verklaart dat deze jongen die avond samen met zijn vriendin was. Opvallend is ook dat aangever [benadeelde partij] tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat hij hoorde dat zij - verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] - onder meer tegen of over aangever riepen:
“dat is hem”.Vervolgens heeft aangever verklaard dat hij door deze jongen is geslagen (met vuisten) en dat zijn portemonnee uit zijn broekzak is weggenomen. Aangever sprak in datzelfde verhoor van een beroving en verklaarde dat de jongen en het meisje, nadat hij - verdachte - de portemonnee uit de broekzak haalde, heel hard wegliepen.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde overweegt het hof verder dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard dat haar dochter - medeverdachte [medeverdachte 2] - en [verdachte] - verdachte - naar hun zeggen de man (
het hof begrijpt: aangever) die avond zijn tegengekomen in [naam wijk] en dat [verdachte] - verdachte - de man toen een klap heeft gegeven. Voorgaande verklaring van [medeverdachte 1] vindt steun in de aangifte van [benadeelde partij] , waaruit de betrokkenheid van verdachte valt af te leiden en waaruit tevens volgt dat verdachte aangever heeft geslagen.
In het bijzonder overweegt het hof dat [medeverdachte 1] het tijdens haar gesprek met de meldkamer - na het aantreffen van aangever in haar auto - had over haar autopapieren en dat aangever deze mogelijk had meegenomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft in haar verhoor verklaard dat zij wist dat de papieren (mogelijk) waren weggenomen uit de auto en dat de man in het dashboard, waar deze papieren lagen, had gezeten. Het hof merkt op dat dit terugkomt in de verklaring van aangever. Aangever heeft namelijk verklaard dat het blonde meisje tegen de jongen - verdachte - riep:
“papieren, vergeet zijn papieren niet.”Het hof leidt daaruit redelijkerwijs af dat medeverdachte [medeverdachte 2] het had over de autopapieren die haar moeder, nadat aangever in de auto van haar moeder had gezeten, kwijt was. Aanvullend heeft medeverdachte [medeverdachte 2] , na het voorhouden van deze verklaring, verklaard dat hij - aangever - dus wist dat hij die papieren heeft gehad en ze waarschijnlijk heeft weggegooid en dat zij de papieren in ieder geval nooit meer hebben gevonden. Voorgaande verklaringen van aangever vinden naar het oordeel van het hof op deze punten dan ook steun in het dossier. Het hof heeft, mede gelet daarop, geen reden om aan dit gedeelte van de verklaringen van aangever te twijfelen.
Uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt bovendien dat op de buitenzijde van de rechtersteekzak van de broek van aangever een DNA-mengprofiel met het DNA van verdachte is aangetroffen. Het hof merkt daarover op dat verdachte op zoek moet zijn geweest naar de (auto)papieren en portemonnee in de broekzak(ken) van aangever. Het hof merkt in het bijzonder op dat verdachte voor de aanwezigheid van zijn DNA op de kleding van aangever geen enkele verklaring heeft gegeven. Dat het DNA-materiaal op de andere steekzak van de broek is aangetroffen, dan waar aangever zijn portemonnee zegt te bewaren, maakt dit oordeel niet anders. Anders dan de verdediging acht het hof het evenmin aannemelijk geworden dat dit heeft plaatsgevonden via secundaire overdacht, door in de [kleur en type auto] te hebben gezeten.
Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat het verdachte is geweest die samen met medeverdachte [medeverdachte 2] aangever heeft gevolgd en dat verdachte aangever heeft geslagen en vervolgens zijn portemonnee, met daarin zijn pinpas en rijbewijs, heeft weggenomen.
Van het tenlastegelegde duwen (van een brug) en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel spreekt het hof verdachte vrij. Het hof constateert dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden, te meer nu dit ook geen steun vindt in de bewijsmiddelen. Het heeft er alle schijn van dat aangever dat zware letsel heeft opgelopen door de val van de loopbrug [brug] . Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat aangever van de loopbrug is geduwd, laat staan dat verdachte degene is geweest die dat zou hebben gedaan. Het hof betrekt daarbij in zijn overweging ook de verklaring van getuige [getuige] , die op [adres] - de plaats waar aangever later die avond rond 23:00 uur wordt aangetroffen - woonachtig is. Zij heeft verklaard dat zij die avond - na 22:15 à 22:30 uur - geschreeuw hoorde en dat zij op [brug] brug, waar zij vanaf haar slaapkamerraam zicht op heeft, een groep van 5 à 6 personen zag staan. Getuige [getuige] verklaarde hierover dat zij zag dat er meerdere personen over en weer aan het duwen waren.
Op basis van voorgaande overweging is het voor het hof onmogelijk om vast te stellen wanneer en waardoor het zwaar lichamelijk letsel van aangever is ontstaan en evenmin aan wie dat kan worden toegerekend. Het hof constateert dat er op basis van het dossier meerdere scenario’s mogelijk zijn en betrekt daarbij tevens de omstandigheid dat er in beginsel sprake is van een relatief ruim tijdsverloop tussen het aantreffen van aangever in de auto (21:15 uur) en het zwaargewond aantreffen van aangever onder de brug (22:56 uur).
Het hof acht het primair tenlastegelegde feit - diefstal met geweld - wettig en overtuigend bewezen. Het verweer strekkende tot algehele vrijspraak wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 oktober 2018 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een pinpas en een brommerrijbewijs, die geheel toebehoorden aan [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door die [benadeelde partij] één of meerdere malen te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, in vereniging, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Verdachte heeft geweld gebruikt door aangever [benadeelde partij] te slaan en heeft vervolgens de portemonnee met pasjes van aangever weggenomen. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander en heeft verdachte tevens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Een feit als het onderhavige leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid voor aangever en versterkt deze in de maatschappij levende gevoelens.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Daarbij merkt het hof op dat het een veroordeling uit 2015 betreft, waardoor het hof deze niet in het bijzonder heeft meegewogen bij de oplegging van de straf.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de verschillende rapportages die zich in het dossier bevinden. Hoofdzakelijk volgt daaruit dat de kans op onttrekking aan voorwaarden als hoog in wordt geschat. Verdachte heeft in het verleden ook medewerking aan onderzoek geweigerd, zoals onder meer volgt uit het Pro Justitia rapport van 18 december 2018. Uit het meest recente reclasseringsrapport van 30 juli 2020, dat voor deze zaak is geschreven, volgt dat er ten tijde van het opstellen van de rapportage(s) sprake was van instabiliteit van verschillende leefgebieden, onder andere op het gebied van dagbesteding. Het hof merkt daarbij op dat het hier gaat om rapportages van enige tijd terug.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw over de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren gebracht dat verdachte inmiddels vader is geworden, dat hij op dit moment niet werkt en bij zijn moeder in [plaats] woont.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden. In beginsel zou het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden opleggen. Er is echter sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna 6 maanden, waardoor het hof in het voordeel van verdachte een strafkorting van één maand heeft toegepast. Op basis daarvan komt het hof - met inachtneming van die overschrijding - tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Beslag

Het hof gelast, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een jas, broek, schoenen, trui en een linkerschoen, aan de rechthebbende(n).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.540,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. Zoals eerder overwogen spreekt het hof verdachte vrij van het tenlastegelegde duwen (van een brug) en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Nu juist deze onderdelen van de tenlastelegging de door aangever geleden schade zouden hebben veroorzaakt, kan deze schade niet aan de verdachte worden toegerekend.
De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Jas G2274727 (Omschrijving: Blauw, merk: Cruijff);
- 1 STK Broek G2274728 (Omschrijving: Groen);
- 2 STK Schoenen G2274729 (Omschrijving: Karhu);
- 1 STK Trui G2274730 (Omschrijving: Grijs);
- 1 STK Linkerschoen G2310428 (Omschrijving: Zwart, merk: Nike).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Bijlsma, griffier,
en op 8 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.